lijn ‘matter world-line’, wat niet kan want in het plaatje zijn verticale lijnen aldaar ruimteachtig en materie-wereldlijnen zijn immer tijdachtig. Ten tweede moeten de lichtkegels, bekeken in radiale richting vanuit het middelpunt van de (willekeurig gekozen) cirkels, niet alleen kantelen maar eveneens openklappen.
Is Hawking dan de grootste kosmoloog van deze tijd? Op zijn best behoort hij tot de beste kosmologen van deze tijd, dat zullen zelfs de besten niet betwijfelen. Maar de allerallerbeste? Een tweede Einstein?
Een Nobelprijs heeft Hawking niet. Nou zegt dat op zichzelf weinig. Voor geen van zijn scheppingen die Einstein tot Einstein maken, te weten de Speciale Relativiteitstheorie en de Algemene Relativiteitstheorie, heeft Einstein een Nobelprijs gekregen - wel voor zijn quantum-theoretische verklaring van het verschijnsel dat men elektronen uit een metaal kan schieten met licht (foto-elektriciteit). Een onuitwisbare smet op het blazoen van het Nobel-comité. De Koninklijke Academie van Zweden stelt in het algemeen kosmologie niet op prijs: het verhaal wil dat Alfred Nobel ooit bedrogen is door zijn vrouw met een astronoom. Is het Nobelprijsloze werk van Hawking vergelijkbaar met het Nobelprijsloze werk van Einstein? Nou nee. Waardoor Hawking zo opmerkelijk uittorent boven mede-kosmologen, zoals Allan Guth, Dennis Sciama, Fred Hoyle, Steven Weinberg, Werner Israel, Gary Gibbons, Yakov Zel'dovich, Subrahmanyan Chandrasekhar, Jim Hartle, Andrei Linde, Roger Penrose, Don Page en Kip Thorne, is mij vooralsnog niet duidelijk.
Maar de journalist interesseert de waarheid geen zier. Men wil dat het Beeld de waarheid is. Het publiek bestelt en de journalist serveert.
De natuurkundige kopstukken vinden het allemaal prima. Laat de journalisten maar; de kenners weten toch wel beter. Al die aandacht voor Stephen Hawking plaatst tegelijkertijd de kosmologie in de aandacht van ‘het grote publiek’. Dat is mooi meegenomen. Want je weet nooit waar dat goed voor is, als er weer eens geld nodig mocht zijn.
Michael White en John Gribbin putten zich in Stephen Hawking. A Life in Science (1992) uit om te verklaren waarom Hawkings A Brief History of Time al jaren regeert in blockbuster territory. Het lijkt mij nogal evident: het zit 'em in die kar.
Independent Magazine (27 april 1991) loofde de prijs van A Brief History of Time (£14,99) uit voor wie een overtuigende verklaring kon vinden voor het feit dat het boek al jaren aan de top bivakkeert van de lijsten met bestverkopende boeken, overal ter wereld. De evidente verklaring werd terzijde geschoven als afkomstig van ‘amateur psychiaters’. Moeder Isobel in een ingezonden brief:
- The book is well-written, which makes it pleasurable to read. The ideas are difficult, not the language. It is totally non-pompous; at no time does he talk down to his readers. He believes that his ideas are accessible to any interested person. It is controversial; plenty of people oppose his conclusions on one level or another, but it stirs thought. At any rate, the book is quite unlike the novels of my late husband.
Collega kosmoloog Andrei Linde zit in het vliegtuig naast een breiend besje, dat onderwijl A Brief History of Time leest. Linde:
- What do you think of it Ma'am?
- Fascinating. I can't put it down.
- Oh, that's interesting. I found it quite heavy going in places and didn't fully understand some parts.
Het besje vouwt haar breiwerkje op, steekt de breipennen in haar knot (wol) en richt zich glimlachend tot Linde:
- Let me explain young man...
Hawkings A Brief History of Time bevat drie aanhangsels, gewijd aan respectievelijk Einstein, Galilei en Newton. Het zou van kwade wil getuigen om dit gegeven reeds uit te leggen als een aanwijzing voor de eigenwaan van Hawking, die kennelijk een kwartet van dit triumviraat wil maken.
Als belijdend atheïst laat Hawking de gelegenheid niet voorbijgaan het schandelijke gedrag van de rooms-katholieke Kerk ten aanzien van Galilei breed uit te meten. Het aanhangsel over Einstein is een lofzang op diens politieke beginselvastheid. Het aanhangsel over Newton laat zich echter moeilijker uitleggen. Geen lofzang op de beginselvastheid van Newton, ten aanzien van zowel zijn religieuze overtuigingen (de Aristische stroming binnen de Christelijke Kerk, die in het 17de-eeuwse Engeland gelijk stond aan ketterij), als ten aanzien van zijn natuurfilosofische uitgangspunten, echter wel een uiteenzetting van het betwistbare feit dat New-