neemt het gebruik ervan, betoogt hij, ons het zicht op het verleden meer dan nodig is. Is bijvoorbeeld de term ‘verval’ wel synoniem met aanverwante begrippen zoals ‘achteruitgang’, ‘decadentie’ en ‘neergang’? En: waar ligt de grens tussen onomkeerbaar ‘verval’ en tijdelijke ‘stagnatie’? Is het niet zo dat Nederland thans op de crisis van de Patriottentijd, in de geschiedenis vaak omschreven als het dieptepunt van het nationale neergang in de achttiende eeuw, terugkijkt als een welvarender, dichtbevolkter en toleranter samenleving dan ooit tevoren?
Zo blijkt het perspectief op de loop der dingen steevast een kwestie van overtuiging met beperkte houdbaarheid. Oorzaak en gevolg, symptoom en wezen zijn moeilijk te ontrafelen. Bovendien is bij een oordeel als ‘verval’ de al dan niet bewuste verheerlijking van het verleden een belangrijk obstakel. Die verheerlijking is overigens een even grote hindernis voor het begrijpen van de eigen tijd, als voor hervorming en aanpassing die de eigen tijd draaglijker zouden kunnen maken.
Het is ongetwijfeld juist dat veel van de huidige malaise in Nederland verklaard kan worden door zo'n verheerlijking van het verleden. Nederland kampt inderdaad met een zelfbeeld dat voor een belangrijk deel wortelt in de jaren zeventig, de tijd dat de jaren zestig aan de macht kwamen. Alleen al vanwege demografische redenen is een niet-onaanzienlijk segment van de culturele elite verankerd in dat ijkpunt van progressieve zelfoverschatting, in het geloof dat toen alles anders en beter is geworden (quod non). De tegenkrachten liggen evenzeer vast op deze zandplaat: een belangrijk deel van hun zelfoverschatting komt voort uit hun zekerheid dat de schuld dat alles misging ligt in dat tijdsgewricht (quod non). Het succes van Bolkestein, lamentaties à la Wigbold, maar ook de verwarring in de Partij van de Arbeid, de hoofdredactionele commentaren in de Volkskrant, ja de gehele structuur van ons klemgesubsidieerde culturele leven, het lijkt of niets en niemand zich kan bevrijden van die last van de geschiedenis. - Laat staan dat iemand zich interesseert in de toekomst.
Uiteindelijk zijn zo zijn de luidruchtige zelfzucht, de narcistische verzuilingsdrift in kringen van maatschappelijke en seksuele minderheden, het oprukkend bijgeloof van new-age adepten, het vluchtgedrag der postmodernisten, de truttige politieke correctheid der politici, de slappe ironie als levenshouding, de laffe accomodatie van het onderwijs, en de rigide verkaveling van het opinielandschap misschien wel allemaal druppels uit hetzelfde vaatje: uitingen van een naar binnen en achterwaarts gekeerde geesteshouding.
De vraag is niet of Nederland geen open, tolerante, veelvormige, cultureel bruisende en vooruitstrevende samenleving is. Nederland is dat alles, en we weten het. De overgrote meerderheid der Nederlanders is onverminderd van goede wille, staat wat opleiding en levenspeil betreft op ongekende hoogte, en kent de jaren zeventig alsmede fist-fucking in het openbaar slechts als iets ver weg achter de horizon. De vraag is echter: hoe tolerant is uniforme tolerantie, hoe bruisend is het monotone bruisen, en waarheen ligt het vooruit waarnaar wij streven? Niemand wil dat weten, want ons zelfbeeld is ons heilig. En zolang we deze vragen niet beantwoorden, staan we machteloos tegen de banalisering, de infantilisering en de barbarisering van het dagelijks leven. Het ‘verval’ is niet los te zien van de vrijheid die we voor onszelf koesteren, met de rekkelijke moraal die ons lief is, en met de ruimte die we voor ons eigen gedrag als vanzelfsprekend claimen.
Recentelijk is blijkbaar een kritische grens gepasseerd. Dat moet de reden zijn dat het getob over ‘verval’ in een stroomversnelling is geraakt. Misschien bood dit jaar pas goed zicht op de onmiskenbare erosie van ons beschavingsethos. Dat klinkt gezwollen, maar beschavingsethos is de optelsom van gedragskeuzes die men zelf de hele dag maakt. Freud meende dat beschaving weinig anders is dan de sublimatie van lustgevoelens, de omzetting van aandriften in iets duurbaars. Hoe gebrekkig ook, dit lijkt een verdedigbare omschrijving. Onze tijd is er echter een van bevrediging van lustgevoelens, en wel onmiddellijke bevrediging, niet van sublimatie.
Dat erosie van een beschavingsethos consequenties heeft voor de samenleving als geheel zal niemand ontkennen. Het is interessant kennis te nemen van wat historici schrijven over het ‘verval’ van het Romeinse Rijk, namelijk hoe de apathie van de elite het gehele maatschappelijke bouwwerk paralyseerde, tot aan het niveau van de armste landloze boer. Er zijn voor de gehele vierde en vijfde eeuw na Christus slechts enkele voorbeelden bekend van lokaal georganiseerd verzet tegen de oprukkende barbaren. Vaak was