Vooruitgang
door D. Kraaijpoel
Dat er vooruitgang bestaat, valt niet te ontkennen. De rechtsstaat, waarin de burger beschermd wordt tegen willekeur van de overheid, is een groot, zij het kwetsbaar goed. We merkten dat aan den lijve toen hij tijdelijk werd opgeheven, onder de Duitse bezetting. Rechtvaardiger verdeling van rijkdom maakt dat meer mensen onbezorgder kunnen leven. Verplicht lager onderwijs, waardoor de burgers leren lezen, is een essentiële verworvenheid. De medische wetenschap vermindert fysiek lijden en heeft builenpest, cholera en tuberculose teruggedrongen.
Een bekende tegenwerping is dat door de gezondheidszorg de wereld overbevolkt raakt. Dat is zo, maar dat komt niet door te véél, maar door te weiníg vooruitgang: de papen en ayatollah's houden de geboorteregeling tegen. Kortom: wie vooruitgang ontkent, of wie zich ertegen verklaart, is niet serieus te nemen. De vooruitgang ís niet op alle gebieden even groot Wetenschap en techniek lopen voorop, maar bijvoorbeeld op moreel gebied is nog veel te verbeteren.
De vraag is, of in de kunsten vooruitgang bestaat. Er zou aangetoond moeten worden dat de latere muziek beter is dan de vroegere, dus dat de Beatles of Stockhausen beter componeren dan Rossini en Beethoven, of dat Nabokov beter schrijft dan Dickens, en Dickens beter dan Cervantes. Voor zover mij bekend heeft niemand zijn best gedaan om dat aan te tonen. In de kunsten is blijkbaar geen progressie in de kwaliteit. Wel in hun technologie: acrylverf, hamerklavier, tekstverwerker. Zijn er nog andere aspecten?
De voorbeelden hierboven betreffen de probleemoplossende vooruitgang (term van E.H. Gombrich), waarbij vooraf een wenselijk doel gesteld is. Alle kinderen leren lezen is een doel. Bestrijding van ziekten is ook een doel. De vooruitgang bestaat daarin dat die doelen dichter genaderd worden dan voorheen. In mijn vak, de beeldende kunst, is op beperkt gebied zo'n vooruitgang aan te wijzen. Een korte schets.
Bijna alles wat ons aangaat in de beeldende kunst begint in Griekenland. De tekenkunst toentertijd was plat. Op het platte vlak werd alles neergeklapt en iedereen was daar tevreden mee. Maar omstreeks 500 voor Christus gebeurde er iets met verstrekkende gevolgen: een Griek was op het idee gekomen om een object in het verkort af te beelden. Een jongeman op een vaasschildering draait zijn voet naar ons toe, en nu kijken wij tegen zijn tenen aan als tegen een rij nulletjes.
Toen ze die voet eenmaal hadden, kon niets ze ervan weerhouden om allerlei andere dingen, bijvoorbeeld een heel paard, in het verkort te laten zien, ongeveer zoals het op het netvlies komt. Binnen een paar eeuwen was de voorstelling met ingebouwde dieptewerking, het gefingeerde open venster, een feit. Te oordelen naar bewaard gebleven kopieën moet het er omstreeks 300 v. Chr. al geweest zijn.
Wat vonden de andere volken hiervan? Ze stonden paf. Ze hadden nog nooit zoiets prachtigs gezien. Ze gooiden hun eigen kunst weg en wilden alleen nog maar Grieks. Het gaat er niet om of Grieks echt mooier is dan Egyptisch of Filistijns of Sabijns. Het is geen kwestie van smaak, maar van juistheid. Alle beschouwers waren het erover eens dat het een grote verbetering was. Ze vonden de overeenkomst met het netvliesbeeld blijkbaar een wenselijk doel, en we hebben hier dus te maken met een schoolvoorbeeld van probleemoplossende vooruitgang.
Behalve naar juistheid streefden de Grieken ook naar ideale schoonheid. Die twee doelen gaan een aardig eind samen, zoals te zien is in dat rijtje gebeeldhouwde jongelingen van de zesde tot de vierde eeuw voor Christus, dat in elk leerboek staat. Kennis van de menselijke verhoudingen en anatomie levert zowel accurate als mooie dingen op. Maar in principe zijn schoonheid en waarheid tegengesteld, dus ergens gaat zich een discrepantie voordoen: geef je de mens nog realistischer weer, dan wordt hij lelijker.
Vooruitgang in schoonheid is eindig, want als de volmaaktheid bereikt is, kan het niet volmaakter. In Griekenland gebeurt dat omtrent het midden van de vierde eeuw voor Christus (mag ook wat vroeger of later, al naar de smaak van de beschouwer).