Van rock 'n' roll tot lapfuck
Een verkenning
door Peter Wesly
Toen de Redactie van dit tijdschrift zich tot mij richtte met het verzoek een bijdrage te schrijven over zogeheten pop-muziek, heb ik een ogenblik geaarzeld of ik deze vererende opdracht kon aanvaarden. Betreft het hier immers niet een gebied dat, het werk van vele eminente collega-onderzoekers niet te na gesproken,Ga naar eind1 nog onvoldoende in kaart is gebracht? Wat mij ten slotte mijn schroom deed overwinnen was de verzekering van de Redactie dat volledigheid niet hoefde te worden nagestreefd, te meer waar andere geleerden in ditzelfde nummer voor complementaire gezichtspunten zorgen. In deze verkennende studie volsta ik daarom met het geven van een ruwe schets van het onderzoeksterrein.
Ik begin met een terminologische kwestie waarvan het belang niet genoeg kan worden benadrukt. Het probleem is welbekend: waar Quirk en zijn school staande houden dat er een radicale breuk moet worden aangenomen tussen de pop en de house, gaan Mauser c.s. uit van de ondeelbare eenheid van alle pop. Naar hun mening dient house niet als een revolutie te worden gezien, maar als een verdere ontwikkeling van elementen die, bij aandachtige beschouwing, in pre-house pop al volop aanwezig blijken.
In mijn ‘Liever evolutie’ (Musica popularis 27 [1991] 167-194) heb ik aangetoond dat in het licht van de vondsten van Hemker en Ferguson in de emi-archieven te Londen definitief moet worden gekozen voor het evolutionaire model. In het kort komt mijn argumentatie erop neer dat alle elementen van de house in de eerdere pop kunnen worden teruggevonden, op één na. Dat ene element is het gebruik van een nieuw muziekinstrument: de hei-stelling. In genoemde publikatie heb ik mijn bevindingen dan ook samengevat in de formule ‘house = pop + hei-stelling’ (of h = p + h, zoals we het in vakkringen uitdrukken). De hei-waarde van een house-band wordt zoals men weet sindsdien aangeduid met de term ‘pH-gehalte’. Zuurpruimen klagen steevast over hoge pH-gehaltes.
Zoveel over de categorisering van house in het totaal van de pop. Een heel ander probleem dat veel aandacht krijgt (en verdient!) is dat van de plaats van de pop in de muziekgeschiedenis. Menige pop-analfabeet denkt dat pop niet meer is dan een amalgaam van de clichés van westerse kunstmuziek met die van de jazz. Men hoort bij Elton John een in schijn simplistisch harmonisch schema (‘met fouten’, schampert men nogGa naar eind2), bij Sting valt een nummer in passacaglia-vorm op,Ga naar eind3 Madonna valt op door een (alweer: in schijn!) fantasieloze toepassing van het aloude coupletlied, allen streven een jazzy effect na door het routineus toepassen van off-beat-accenten, vele popsongs lijken bij oppervlakkige beluistering nauwelijks te onderscheiden van vettige Duitse schlagers, andere klinken als rechtstreeks plagiaat van lang dode componisten, en zo zet men de litanie nog wat voort.
De serieuze onderzoeker kan hier slechts om glimlachen. Hoeveel muzikale voortgang is er niet geboekt sinds de popmuziek tot in alle hoekjes en gaatjes van onze planeet is doorgedrongen! Welke andere muziek is dat ooit gelukt? En er is in zoveel andere opzichten duidelijke, ja meetbare vooruitgang. Weten de klagers soms niet dat de totale geluidsenergie tijdens een popconcert die bij een symfonisch concert met een factor vijf tot tien overtreft, om van een kwartetavond maar te zwijgen? Weten zij niet dat een regelmatige beat al opwindend is wanneer hij een zekere sonoriteit en een constant hoog volume heeft? Nooit eerder in de muziekgeschiedenis is van dit verschijnsel zo systematisch gebruik gemaakt als in de popmuziek! Weten zij verder niet dat popmuziek een historisch gezien ongeëvenaard vermogen tot het samenbinden van mensen heeft? In die mate dat mijn dochter van veertien met haar Madonna-T-shirt meer voor haar populariteit doet dan met het verbergen van haar aanleg voor wiskunde? Beseffen zij, ten slotte, niet dat de pop het middel bij uitstek is om onze jeugd voor losbandigheid te behoeden? ‘Welkom in de