van onze samenleving omdat het door zijn reutelende gebulder de openbaarheid schendt (en bovendien de privacy van mijn huis- en slaapkamer). Heel erg onbeschaafd.
Is een ritje in de tram voor de connaisseur van het openbare leven al een traktatie, het is nog niets bij de nieuwste variëteit van openbaar vervoer: langs telefoonlijnen (met af en toe een sprongetje naar een communicatiesatelliet) door de cyber-ruimte reizen. Ik heb het over het Internet, de grootste en bontste communicatiemarkt ter wereld, te betreden voor iedereen die beschikt over een telefoonaansluiting, een modem, een eenvoudige computer en wat software - erg openbaar, kortom. Hoewel je bij het reizen door de inforuimte meestal stil zit, dringt de term ‘vervoer’ zich toch op: je neust in bibliotheekcatalogi of fotobestanden in Jeruzalem of Boston, gaat op bezoek bij Russische praatgroepen over het graanoverschot op aarde of de ontbrekende materie in het heelal, en kletst wat met geestverwanten of masturbatiepartners in Argentinië of IJsland.
In de Steets, dus binnenkort ook hier, is het onder modebewuste intello's al heel gewoon, hoor ik, om te zeggen: ik ben niet op het Net; zoals ze eerder zeiden: ik heb geen tv/auto/computer. Avantgarde-snobisme is altijd een omgekeerd snobisme: verwerping van Kulturgut omdat het al een tikje gesunken is. Maar dat is mode: leuk om naar te kijken, niet om aan mee te doen.
Net als in andere openbare ruimten ontstaan in de inforuimte spontaan zeden en gewoonten, en als het niet spontaan gaat, of het gaat spontaan verkeerd, dan schieten de regelende instanties als overheden uit de grond. Zo is er al jaren de Electric Frontier Foundation (‘bringing civilization to Cyberspace’), die ijvert voor onze elektronische rechten en de Amerikaanse regering via de rechter probeert te beletten grenzen te stellen aan de vrijheid van het gegevensverkeer.
Er zijn meer overeenkomsten. Net als in de trein en op het Vrijthof is op het Internet het aanbod van flauwekul gigantisch. Maar hier zo goed als daar ontstaan als vanzelf methoden om kaf en koren te scheiden. In de inforuimte komen er steeds meer zoekprogramma's en navigatiemethoden die je kunt gebruiken om nooit een digitale Telegraaf maar slechts elektronische Le Mondes (en natuurlijk Hollandse Maandbladen) tegen te komen. Je hebt dergelijke programma's in heel wat minder tijd onder de knie dan je eerder in je leven nodig had om in schouwburg of café jezelf naar die enkele contacten te manoeuvreren die de moeite waard zijn.
En zoals je in het gewone leven zelf bepaalt waar je de grens trekt tussen privacy en openbaarheid, zo kun je dat ook in de elektronische ruimte doen. Het is een koud kunstje om je elektronische post zo te versleutelen dat alleen de geadresseerde haar kan lezen. Mensen die erg veel e-mail ontvangen maken gebruik van filters die automatisch berichten van ongewenste bezoekers tegenhouden of juist alleen de berichten van enkele uitverkorenen doorlaten.
Of de overheid en een door haar niet beteugelde commercie van dit elektronische Trafalgar Square een Plein van de Hemelse Vrede gaan maken moeten we afwachten.
Er ontbreekt wel iets aan het toeven in de inforuimte: het stotteren, zweten, blozen, aankijken, door je heen kijken, smalen, grijnzen, slijmen van de gesprekskornuiten. Zintuigelijkheid is vervangen door intellectuele abstractie. Dat is een groot verschil met het toeven in een café.
Een Internetreisje verhoudt zich tot een stadsslentering als literatuur tot beeldende kunst. Ook literatuur is niet rechtstreeks afhankelijk van de zintuigen. De zintuigen zijn er zeker bij betrokken, maar via de verwijzing, via het beroep op de herinnering aan zintuigelijke ervaringen.
Misschien zal de techniek van de ‘virtual reality’ ooit zo ver komen dat de zintuigen bij het reizen op elektronenwolkjes rechtstreeks aan hun trekken komen. Het is denkbaar dat we dan zo in de virtuele werkelijkheid ondergedompeld kunnen raken dat we voor de duur van de online-verbinding werkelijk denken te beleven wat we in feite niet echt beleven. Maar het kan zijn dat we tegen die tijd de woorden ‘echt’ en ‘beleven’ niet meer op dezelfde manier gebruiken als nu. Hier is werk aan de winkel voor de filosofen.
En je hoeft ook niet permanent over 's Heren Al Gore's information superhighway te dolen, zomin als je altijd in de trein zit. Digitale hype in bladen als Wired wil ons van alles aanpraten, van elektronische dichtbundels tot pc-shoppen. Daar hebben we geen behoefte aan, want we willen het papier strelen waarop die gedichten staan afgedrukt, en we vinden het leuk om in echte winkels door echte bedienden echt grof bejegend te worden.