van de genoemde bron de tekst vrijwel letterlijk is overgenomen. Dit staaltje overschrijfwerk had Pruijm in Rotterdam een baan opgeleverd als hoogleraar in de administratieve techniek. Het lag in de verwachting dat de onthulling van het plagiaat consequenties voor hem zou hebben. Maar nee. Het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit had het in die periode nogal druk met regelgeving voor bijklussende hoogleraren, en oordeelde dat het plagiaat een zaak van de Economische Faculteit was. Het faculteitsbestuur vond dat de vakgroep waaronder Pruijm viel de affaire maar moest afhandelen. De vakgroep wachtte op het ingrijpen van de promotor van Pruijms proefschrift. Maar die vond dat hij zijn pupil niet kon laten vallen, zeker niet omdat hij hem zelf naar voren had geschoven voor de post van hoogleraar. Pruijm zelf zweeg. De enige actie die volgde, was dat een geheimzinnige figuur in de bibliotheek van de Erasmus een van de geplagieerde artikelen uit de band van een jaargang van Harvard Business Review scheurde.
Ook bij het door mij opgerakelde plagiaat van de hoogleraar in de psychiatrie Herman van Praag ben ik mij gaan afvragen in welke kring plagiaat nu eigenlijk als een overtreding wordt opgevat. De socioloog Paul Schnabel stelde in 1978 vast dat driekwart van de Utrechtse oratie van Van Praag een parafrase, samenvatting, vertaling of zelfs letterlijke overname was van een hoofdstuk uit een boek van de Amerikaanse hoogleraar Walter Gove. Van Praag zei in zijn rede weliswaar dat hij veel steun had gehad aan diens werk, maar dat was te zwak uitgedrukt. Van Praag volgde het betoog van Gove vrijwel op de voet; hij sloeg alleen hier en daar een aantal pagina's over of draaide de volgorde van zinnen om. Ook de literatuurlijst bleek Van Praag grotendeels van Gove te hebben overgenomen, inclusief fouten.
Tot mijn verrassing werd Van Praag nadat ik deze oude koe uit de sloot had gehaald, actief in bescherming genomen door een indrukwekkend relatienetwerk. Dat kwam omdat hij in de maand dat mijn boek verscheen zojuist opnieuw een oratie had gehouden, nu aan de Rijksuniversiteit Limburg, waar hij na een jarenlang verblijf in de Verenigde Staten als zwaargewicht was binnengehaald. Ongelukkig genoeg voor Van Praag lichtten NRC Handelsblad en het televisieprogramma Nova net dit plagiaatgeval als voorbeeld uit mijn boek.
In NRC Handelsblad verscheen in reactie daarop een brief die onder anderen was ondertekend door de huidige minister van Volksgezondheid, Else Borst-Eilers, en door voormalig staatssecretaris Job Cohen, op dat moment rector magnificus in Limburg. De auteurs stelden dat Van Praag geen blaam trof, want hij had zijn bron toch genoemd, waarmee ze totaal voorbij gingen aan de kern van Schnabels (en mijn) kritiek.
Ook de cardioloog Frits Meijler, emeritus hoogleraar in Utrecht, stelde in Het Parool dat Van Praag helemaal geen plagiaat had gepleegd. Niet Van Praag, maar ik zou een bedrieger zijn. De onschuld van Van Praag was volgens Meijler vastgesteld door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Meijler zoog dat volkomen uit zijn duim, en het bestuur van de knaw distantieerde zich dan ook van zijn uitspraken in een persoonlijke brief aan mij. De knaw had niet de moed dit in het openbaar te doen. Wel benoemde de knaw Van Praag op voordracht van de sectie Geneeskunde tot knaw-lid. Van Praag stuurde het artikel van Meijler in kopie rond aan collega's in den lande om zijn operatie-Rookgordijn te completeren, en schroomde zelfs niet om een advocaat op mij af te sturen. Blijkbaar alleen om mij schrik aan te jagen, want hij is nooit naar de rechter gestapt.
In Valse vooruitgang heb ik ook het plagiaat beschreven van de psycholoog Johannes Kingma. Zijn plagiaat was aan het licht gekomen toen hij in 1989 verwikkeld was in een sollicitatieprocedure voor een hoogleraarschap in Groningen. De sollicitatiecommissie besloot daarop Kingma niet voor te dragen voor de post. Daar nam de plagiator geen genoegen mee, en hij daagde de Rijksuniversiteit Groningen voor de rechter. Hij eiste onder andere dat de universiteit niet met andere kandidaten voor de vacature in zee zou gaan, zolang de rechter niet had uitgesproken of de verdenkingen van plagiaat juist waren. Kingma speelde wel héél hoog spel, en hij verloor. De rechter oordeelde dat het zonneklaar was dat hij het bewuste artikel had overgeschreven. Kingma's kansen om ooit nog aan de slag te komen in de Nederlandse wetenschap leken na deze doldrieste actie verkeken. Verbazend genoeg heeft hij daarna toch weer werk gevonden, en nog wel aan de Rijksuniversiteit Groningen. Men is in het Noorden blijkbaar erg barmhartig.
Als overtredingen van het auteursrecht door universiteiten niet ernstig worden opgevat, door wie dan wel? Plagiaat is weliswaar strafbaar volgens de Auteurswet, maar dan moet er wel een