Hollands Maandblad. Jaargang 1995 (566-577)
(1995)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Ida Gerhardt en de zwaluwtrek
| |
[pagina 27]
| |
Maar huiszwaluwen zijn breedfronttrekkers, dat wil zeggen dat ze over de gehele breedte van het broedgebied direct naar het zuiden trekken. Nederlandse vogels kunnen dan wel bij Italië oversteken, de zwaluwen van de Balkan en uit Griekenland zullen via de Griekse eilanden of de kust van Turkije zuidwaarts gaan. Bijvoorbeeld in de richting van de Nijldelta. Sprak Ida Gerhardt in haar liedje misschien Griekse zwaluwen toe? Het is niet onwaarschijnlijk dat een lerares oude talen wel eens een bezoek aan Griekenland heeft gebracht. Wellicht echter zijn het geen eigentijdse zwaluwen die zij een vaarwel toeroept, maar klassieke. Want dat Griekse huiszwaluwen in Egypte ‘bijwoners’ worden, dus overwinteren, kan ze niet hebben gelezen in moderne vogelgidsen. Maar in het oude Griekenland bestond wel degelijk de opvatting, dat zwaluwen (de Grieken maakten weinig onderscheid tussen de verschillende soorten) de winter doorbrachten bij de Nijl. Een Anacreontisch zwaluwenliedje begint bijvoorbeeld zo: ‘Jij lieve zwaluw, jaarlijks gekomen, in de zomer vlecht je je nest;/ maar in de winter ben je spoorloos,/ of naar de Nijl of naar Memphis (...).’Ga naar eind2 Als Ida Gerhardt zich baseerde op een klassieke theorie over de zwaluwtrek, heeft ze wel de meest acceptabele gekozen. In het verleden hebben er namelijk over het wintergedrag van vogels nog andere, meer bizarre ideeën bestaan. Algemeen geaccepteerd was bijvoorbeeld in de klassieke oudheid de theorie van de winterslaap. Ook voor zwaluwen. Herodotus is de eerste die aangeeft dat de zwaluw een trekvogel is, maar hij houdt de mogelijkheid van een winterslaap nog open. Aristoteles rekent daarna de zwaluwen weliswaar niet meer bij de slapers, maar veel andere vogels nog wel. Later vermeldt Plinius, die zijn neus nooit buiten de deur stak, opnieuw de oudere opvatting: ‘ook de zwaluwen gaan weg in de wintermaanden... maar ze blijven in de buurt, ze zoeken de zonnige inhammen van de bergen op, daar zijn ze kaal en zonder veren aangetroffen.’Ga naar eind3 Overigens ontstaat er in de zestiende eeuw een nog merkwaardiger theorie, die het lang heeft uitgehouden, namelijk dat zwaluwen op de bodem van beken en meren zouden overwinteren. Zo bevat de briefwisseling van Linnaeus met Eckmark in 1757 de volgende passage over zwaluwen: ‘Die overwinteren onder water. Tegen het eind van de zomer gaan ze in groepen naar de oevers van stromen en beken, onder voortdurend gekwetter: dan gaat er eerst een zitten op een rietstengel of een bies, dan komt er een tweede of een derde bij, en zo groeit dat aantal gestaag aan, tot de stengel doorbuigt onder het gewicht en met vogels en al onder water verdwijnt. Tijdens de eerste dagen van de bladmaand duiken ze weer op door een wonderbaarlijke speling der natuur, en kondigen het mooiste jaargetijde aan.’Ga naar eind4 Tot in onze eeuw werd deze theorie door sommigen nog serieus overwogenGa naar eind5. Zwaluwen zitten dan ook vaak in dichte drommen in het riet en zijn meestal wel heel plotseling verdwenen. Dat Ida Gerhardt huiszwaluwen bij de Nijl laat overwinteren, is dan niet zo'n absurd idee. En helemaal niet als we aannemen dat ze haar vers niet het karakter van een natuurbeschrijving heeft willen geven, maar zich heeft willen voegen bij een klassieke literaire traditie. Er zijn namelijk uit de Griekse oudheid meer zwaluwenliedjes of fragmenten ervan overgeleverd, waarschijnlijk verband houdend met een lentefeest waarbij kinderen een levende zwaluw ronddroegen. Zo begint een zwaluwenliedje van Rhodos: ‘Hier is, hier is de zwaluw, die brengt de mooie tijd, die brengt de nieuwe lente, haar buik is wit, haar rug is zwart (...).’Ga naar eind6 Het liedje van Gerhardt is echter geen voorjaarswelkom, maar een vaarwel in de herfst. Toch beschrijft ze ook de terugkeer: ‘hoe gij kwetterend/ de grote zomer aanzegt.’ Dat die terugkeer in haar liedje afhangt van de zuidenwind lijkt ook een klassieke beïnvloeding: de zwaluwen keren volgens de oude Grieken terug met een bepaalde wind, de chelidonias, afgeleid van het Griekse woord chelidon, dat zwaluw betekentGa naar eind7. In Nederland is de wind wispelturiger dan in de landen bij de Middellandse Zee, en invloed ervan op de aankomst van onze zwaluwen is niet aangetoond. Zelfs is waargenomen dat huiszwaluwen afwijken van hun vaste trekrichting om rugwind te vermijdenGa naar eind8. Stoelt de aanname van de flamingo en de ibis als vaste bewoners van Egypte ook op klassieke opvattingen? Van de flamingo is dat niet waarschijnlijk. De vogel phoinikopteros, de purpervleugelige, is tamelijk schaars in de klassieke literatuur. Het is zelfs niet zeker of met dat Griekse woord wel altijd een flamingo wordt bedoeld; het zou soms de purperkoet kunnen zijn of de phoenix. In de derde en vierde eeuw wordt hij door een enkele schrijver gelokaliseerd bij de Nijl of ‘in Afrika’.Ga naar eind9 Tegenwoordig broeden er ook al niet opvallend veel flamingo's in Egypte; de eerste kolonie werd trouwens pas in 1970 | |
[pagina 28]
| |
ontdekt aan de kust van de Sinaï, waar toen 500 à 600 vogels een nest hadden. Maar de heilige ibis dan, die grote witte vogel met de kale zwarte kop, van oudsher de paradevogel van de farao's? Daarvan kun je in Egypte nog hoogstens de gemummificeerde vorm opgraven. Als broedvogel is hij er sinds 1850 uitgestorven. Alleen in het zuiden van Irak bevindt zich nog een kleine populatie. In de Nijldelta nestelen wel de gewone zwarte ibissen, en ook hun meer noordelijk broedende verwanten overwinteren in die strekenGa naar eind10. Deze soortgenoten zullen elkaar eerder scheef aankijken, omdat het voedselconcurrenten zijn, dan dat ze de zwaluwen weg willen hebben! Wat me ten slotte verbaasde was het afscheidskarakter van het ‘Zwaluwenliedje’. De achttiende september scheerden ze nog volop in de lucht, maar toen ik de eenentwintigste door dezelfde polder fietste was er niet één meer. Waaraan had ik kunnen zien dat ze op het punt stonden te vertrekken? Een oude dame bij wie al dertig jaar boerenzwaluwen in de garage broeden, zei dat ze zich dan met soortgenoten op telefoondraden verzamelen, maar ze moest toegeven dat die draden allang uit haar omgeving verdwenen waren. Dat beeld van notebalken met zwaluwen als muzieknoten zie je in ons land alleen nog op ansichtkaarten; en ergens in een vlakke streek onder Rotterdam moeten nog een paar van die ouderwetse palen bewaard zijn gebleven, om als rustplek voor trekvogels te dienen. Een particulier initiatief van een bezorgde vogelliefhebber. Maar verder? Ik zie vaak zwaluwen op brugleuningen of op daken, maar daar zitten ze niet alleen de laatste dag van hun verblijf in Nederland. Bovendien vertrekken ze niet allemaal tegelijk; meestal gaan de jongen uit het eerste broedsel al vooruit. Het is natuurlijk mogelijk de volledige tekst van het ‘Zwaluwenliedje’ naar een zwerm overtrekkers te roepen, maar die komen dan wel uit noordelijker gebieden en keren niet in het voorjaar terug naar de plek waar de schrijfster zich bevindt om hun nest te maken. Bovendien stel ik me bij dit vaarwel een wat statischer situatie voor. Zoiets als ik eens in de herfst meemaakte aan een zuidelijke baai van de Peloponnesos. Kriskras door het Griekse landschap lopen overal nog zoemende draden, daarop zaten toen elke avond honderden boerenzwaluwen. Ze brachten er de nacht door, voordat ze de volgende morgen vroeg aan de oversteek naar Afrika begonnen. Drepano heette het dorpje in de buurt. Hoewel Drepanis de klassieke naam is voor een zwaluwsoort, zal het dorp daar toch niet naar genoemd zijn. Drepanon betekent sikkel, maar niet alleen gierzwaluwen hebben een sikkelvorm. Ook baaien. Heeft de dichteres dit vers dan toch geconcipieerd toen ze zich ergens in Griekenland bevond, aan een baai, terwijl de avond viel en de zwaluwen zich voorbereidden op de nacht? Of is het ontstaan in de tijd dat er in Nederland nog genoeg draden door het landschap liepen? Ik bezit niet alle bundels van Ida Gerhardt en moest naar een bibliotheek om het ‘Zwaluwenliedje’ te kunnen dateren. Het staat in haar bundel Het sterreschip, uit 1979. Achterin vond ik over dit gedicht bovendien de volgende aantekening van de schrijfster: ‘Het rhytme is geïnspireerd door dat van een anoniem zwaluwenliedje behorend tot de zgn. Anacreonta (± 100 n. Chr.)’ Het ritme en misschien ook de korte regels. Maar niet alleen de vorm blijkt dus geïnspireerd door de klassieken.
Met dank aan Ruud Vlek en Frank Visbeen voor de vogelinformatie en aan Anneke Bakkum en Jur Oskamp voor de vertalingen. |
|