Ik klapte mijn statistiekboek dicht. Een van de steekkaarten viel op de grond.
‘Had je me dat niet eerder kunnen vertellen?’
‘Vergeten,’ zei ze. ‘Haast je nu maar.’
‘En Maarten?’ vroeg ik.
‘Weet ik veel,’ antwoordde ze. ‘Die zal er wel zijn, denk ik?’
Het ging niet goed met Maarten. Althans, niet met Marion en Maarten. Hij kwam minder vaak, zij vertelde steeds minder over hem. Daarom was ze zo prikkelbaar.
‘Kan je nog even wachten?’ vroeg ik.
Ze schudde haar hoofd. ‘Je weet waar het is. Ik zie je daar wel.’ Ze liet de deur openstaan en nam telkens twee treden tegelijk naar beneden.
Ik raapte de kaart op die gevallen was, nam een douche, poetste mijn tanden, trok wat passends aan en haastte me naar buiten.
Maarten stak zijn hand naar me op. Hij zat alleen aan een tafeltje.
‘Ze zijn aan het dansen,’ zei hij en wees naar de verste hoek van de zaak, waar een danspodiumpje geïmproviseerd was. Aan- en uitflitsende spots wierpen paarsrood licht op de vloer. Bea maakte voortdurend sierlijke draaibewegingen, waarbij haar jurk fladderend om haar heen cirkelde. Haar benen. Haar haar. Het zweet op haar verhitte gelaat.
‘Zal ik wat te drinken halen?’ vroeg ik. Ik moest wat doen, ik wilde niet domweg gaan zitten en zo meteen overvallen worden.
Maarten haalde zijn schouders op.
‘Je doet maar,’ zei hij. ‘Ik blijf niet. Ik zou wel gek zijn.’
‘Hoezo?’ Ik had er geen idee van wat hij bedoelde.
‘Die zus van je,’ zei hij. ‘Je weet toch hoe ze is.’
Op de tafel stonden twee lege colaglazen. Maartens biertje was half op. Ik klemde de drie glazen tussen mijn duim, wijs- en middelvinger.
‘Trek het je niet aan,’ zei ik. ‘Ze heeft zo haar buien. Dat waait wel over.’
‘Overwaaien? Niets overwaaien. Je bent zo of je bent zo niet. Punt.’
Met mijn vrije hand klopte ik hem eens op zijn schouder en liep naar de bar. Ik vroeg me af hoelang Marion zo door zou gaan. Ze speelde met jongens. Ze gingen als kaarten door haar vingers. Ze schudde en speelde en deelde weer.
Marion en Bea kwamen weer toen ik met de cola's en het bier terugkwam. Ik zette de glazen op tafel en knikte eens naar Bea. Ik twijfelde tussen een hand en een zoen en liet het te lang duren.
‘Is cola goed?’ vroeg ik en ging op de stoel naast de hare zitten.
Ze lachte eens naar Marion. ‘Cola is prima,’ antwoordde ze. Ik probeerde in haar ogen te blijven kijken zonder te blozen.
‘Marion heeft me over jou verteld,’ begon ze.
‘Ai,’ zei ik en bloosde toch. ‘Dat belooft niet veel goeds.’ Ik vroeg me af wat Maarten dacht. Ik wou dat Marion zich wat met hem bezighield.
‘Integendeel,’ lachte ze. Donkere ogen. Kraakwitte tanden. Gouden cirkeltjes in haar oren die het licht opvingen en terugkaatsten.
‘Ze heeft me verteld wat een lieve jongen jij bent.’ Ze legde haar hand op mijn vingertoppen en keek even naar Marion, die van haar cola nipte en nauwelijks opkeek toen Maarten zijn sigaretten in zijn jaszak propte.
‘Ga je mee?’ vroeg hij. Hij keek mijn zus strak aan terwijl hij zijn jas aantrok.
‘Ga jij maar,’ zei ze. ‘Ik blijf hier.’ Ze wierp hem een kushandje toe. Of beter: ze wuifde hem weg. Ik had met Maarten te doen, hij ging volkomen af. Ik kon hem zo niet laten gaan.
‘Wacht even,’ riep ik hem na, ‘ik kom mee.’
In een café in de buurt bleef ik bij hem tot ik zeker wist dat hij geen domme din-