Hollands Maandblad. Jaargang 1994 (554-565)
(1994)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Waar zouden we zijn zonder de trein?Ga naar eind*
| |
Moskou, kwart voor elfBuiten regent het hard. Ik bevind me in een sombere studentenkamer van het taleninstituut Marchi Intensiv, in Amsterdam besproken via Bolsjoj-reizen. We zijn een paar uur in Rusland. Een lugubere aankomst op het vliegveld; vriend E. had me er in Nederland voor gewaarschuwd. De aankomsthal was nauwelijks verlicht. Vanwege lekkages moesten we ons door plassen een weg banen naar de band waarop onze bagage zou aankomen. Ik had er een hard hoofd in, maar onze rugzakken verschenen wonderwel. De taxirit naar onze flat kostte 25 dollar. Dat bedrag komt overeen met een maandsalaris van een ambtenaar. Volgens vriend E. zijn de taxi's in Moskou geheel in handen van de mafia. Een bevestiging voor mijn hypothese dat taxichauffeur universeel het meest corrupte beroep is dat er bestaat. | |
Donderdag, MoskouNet na achten. Ik heb zojuist de eerste kakkerlak doodgeslagen. Wat een smerige beesten. Een groot probleem in Moskou; zelfs uit de diplomatenhuizen en dure hotels zijn ze niet weg te krijgen. Ik werd vanochtend met een triest gevoel wakker. Vraag me sterk af of ik deze reis wel echt wil maken. Waarom moet ik weg? Heb me er bij lange na niet zo sterk op verheugd als op andere reizen. Mijn reisgenoot voelde zich eveneens triest, al had dat vooral een lichamelijke oorzaak: hoofd- en nekpijn. Hij sliep lang door. Ik las wat in De pianiste van Elfride Jelinek. Goed geschreven, cynisch, maar het boeit me niet. Aan het begin van de middag de eerste metrorit gemaakt. Eerst op straat geld gewisseld bij een kiosk, ik kreeg 24.000 roebel voor 20 dollar. Bij de metro-ingang stond een oud vrouwtje te kijken of iedereen keurig een toegangsmuntje in de daarvoor bestemde gleuf gooide. Zij straalde een en al vastberadenheid uit. Dit was háár taak, en die zou ze perfect uitvoeren, dag in dag uit. Twee gespierde jongemannen, van wie eentje volgens mij een pistool droeg, werden zonder pardon tegengehouden en met veel verbaal geweld ervan overtuigd om een muntje te kopen. Mijn reisgenoot, die is opgegroeid in het Oostblok en acht jaar lang tegen zijn zin Russisch op school heeft geleerd, loodste ons vlot naar de metrohalte waar we moesten uitstappen. Op het taleninstituut, dat deel uitmaakt van een architec- | |
[pagina 26]
| |
tuuropleiding, moesten we ons paspoort en onze visa ter registratie afgeven om problemen bij vertrek uit Rusland te voorkomen.
Van Bolsjoj-reizen hadden we een moeilijk te vinden adres gekregen van een reisbureau waar de treinkaartjes klaar zouden liggen. Eenmaal daar aangekomen, moesten we plaatsnemen. We zouden zo geholpen worden. Niemand die iets tegen ons zei. Eén man nam constant de telefoon op, schreeuwde dan een paar keer hallo, legde vervolgens weer neer. Twee vrouwen zaten te typen, een andere maakte een op het oog verleidelijke salade klaar. Alexander Vasiliev, onze contactpersoon, kon elk moment komen. Na ruim een half uur begon een man met een mengeling van Duits en Engels tegen ons te praten. Er was een misverstand. Hij had niet door dat we op kaartjes voor de Transsiberië Express wachtten. We moesten ergens anders zijn. De man die constant de telefoon opnam, bracht ons met zijn auto naar een ander reisbureau, met de naam Transsputnik Travels. Daar zou onze Alexander Vasiliev zijn. Er verscheen iemand die inderdaad Alexander heette, van achteren helaas Ignatenko. Alexander Vasiliev was net een paar minuten weg, en zou niet meer komen. De kaartjes waren er niet, en we overlegden met de verkeerde Alexander wat we konden doen. Even later kwam een mooie man binnen, die zich niet voorstelde. Er zouden problemen zijn met een official bij de spoorwegen, vertelde hij. De official was er niet en die had onze kaartjes. Toen ik hem vroeg of het zin had om Alexander Vasiliev later die middag te bellen, bleek hij dat te zijn. Wat een miscommunicatie. Het zal lang duren voordat het bureaucratische gezwel is weggerot. Dat maken Russen van mijn leeftijd niet mee. De meeste mensen stralen niets dan onverschilligheid uit. Het maakt ze lelijk. Bij mezelf bespeur ik ook een onverschillige houding. Een paar jaar geleden zou ik me vreselijk hebben opgewonden over het niet direct krijgen van een gereserveerd treinkaartje. Nu weet ik uit ervaring dat het goed komt. Ik blijf beleefd. Mijn reisgenoot doet veel aardiger, uitbundiger, gaat handen schudden, Russische woordjes oefenen, mijn vriend. Ik vind dat overdreven. Hoop niet dat hij een alles fotograferende en een joviaal in plaatselijke taal groetende toerist blijkt. Ik heb niet eerder met hem gereisd. In mijn hoofd komt het niet op om ook maar één woord Russisch te leren. Ik wil alleen maar weg. Als ik hier één week woon, word ik alcoholist. | |
Vrijdag, MoskouWerd ik gisterochtend triest wakker, vanochtend voelde ik me monter en opgewekt. De reisstemming begint te komen. In alle rust opgestaan, ontbeten, een paar kakkerlakken doodgetrapt, ik wen eraan. Beneden bij de ingang van de flat staan telefoons waarmee je binnen Moskou gratis kunt bellen. Reuze handig, dat bespaart ons een stuiver. Gebeld naar Transsputnik Travels. Ze bevestigden dat we onze Transsiberië Express-tickets konden ophalen. Alsof we gisteren niet geweest waren! We waren nog niet binnen of de kaartjes werden al in onze handen gedrukt. Ze zijn onleesbaar, althans voor mij, gedrukt op papier van slechte kwaliteit. We zullen er wel mee naar Peking komen. Mijn reisgenoot wilde de beide Russen een fooi geven. Ik vond dat overdreven en praatte het hem uit zijn hoofd. Daarna naar het Poesjkin-museum, een soort Rijksmuseum. Prachtig gebouw, schitterende balzalen met zuilen waar - helaas - het soort kunst hangt waar ik niet warm of koud van word. Ik had op verschillende plekken oogcontact met een blond, Russisch meisje op pumps. Ik treuzelde af en toe, in de hoop even met haar alleen voor een schilderij te staan, haar geur op te kunnen snuiven. Mijn fantasie slaat dan op hol: eventjes achter een muur zoenen, anonieme doch hevige seks met onze kleren half aan op het toilet. En wanneer zij haar vriendinnen vertelt dat ze het met een | |
[pagina 27]
| |
westerling heeft gedaan, vervolg ik rustig mijn gang langs de schilderijen. Vriend E. had ons een Georgisch restaurant aangeraden, dat - na lang zoeken - gesloten bleek. Restaurants zijn zo verdomde slecht aangegeven, nergens zijn duidelijke uithangborden te zien. In de buurt toen toevallig zeer smakelijk gegeten in hotel Arena: een salade (die dressing met zure room en dille is zo lekker), soep en een soort gehakt. Eerlijk, eenvoudig en goedkoop, precies zoals ik door het lezen van Jan Cremer van de Russische keuken mocht verwachten. Daarna richting Kremlin, want er wachtte een ballet in het Staatspaleis: Cinderella. Het verveelde me, ik viel in slaap. In het Gum, in dezelfde namaak-westerse tent als gisteren, koffie gedronken. Ik las de Moscow Times, die daar gratis bij een Samsonite-winkel te verkrijgen is. Ik wil weten wat Nederland tegen Noorwegen heeft gedaan, maar misschien spelen ze later. De uitslag moet de Nederlandse hoofdredacteur van dit blad interesseren, die hoort voorpaginanieuws te zijn. Als er één krant mislukt is, dan is het de Moscow Times. Dit blaadje is zo westers georiënteerd, staat zo ver af van wat je in Moskou op straat ziet. Wat te denken van een verhaal van de hoofdredacteur dat hij voor ‘slechts’ 109 dollar is wezen eten in een nieuw Italiaans restaurant alhier? Voor dat bedrag kan ik hier een week exquis eten! En ik vermoed dat de gemiddelde Moskoviet daar een jaar voor kan eten. Ik zag ook een advertentie van een saladekoerier. Een schril contrast met de oude vrouwen die je bij vrijwel elke metro-uitgang radijsjes, struikjes dille en schaars verkrijgbaar fruit ziet verkopen. | |
ZaterdagNet na tienen, 's avonds. Eindelijk in de Transsiberië Express. Een wens gaat in vervulling. Van buiten lijkt het geen bijzondere trein, deze in elk geval niet. Ik had me een robuustere voorgesteld. Binnen verwacht ik echter veel meer bijzonderheden, onder andere een zeer bijzondere restauratiewagen. Zojuist ben ik naar het toilet geweest. Dat ziet er nog niet smerig uit, wel zeer massief. In onze wagon zitten zo goed als alleen Chinezen, ik hoop niet dat die naast de plee schijten. We verkeerden een uur in de waan dat we de vierpersoonscoupé voor onszelf hadden. Bij een goddelijke maaltijd - salami met brood en kersen - fantaseerden we dat we zeven dagen afgesloten waren van de wereld. Alleen wij in deze coupé, een ruimte van twaalf kubieke meter. Zeven dagen van bezinning en lezen. Maar na een uur werden er door de conducteur twee Finnen in onze coupé geplaatst, een moeder met haar zoon. Volgens mij zijn we de enige vier toeristen. Ik moest erg lachen om mijn reisgenoot: bij elk geluid aan onze deur bad hij dat er niemand bij zou komen.
Met mijn neurose om ijselijk vroeg bij de trein te wachten - je kunt tenslotte nooit weten, ook in Moskou kunnen vertrektijden aangepast worden - viel het mee. Ik geloof dat we anderhalf uur voor vertrek op het Jaroslava-station aanwezig waren. Ik maak progressie. Op het Jaroslava had ik definitief het idee onderweg te zijn. Eindelijk dat gevoel in je maag dat je een beetje doodgaat, eindelijk weer die gewaarwordingen dat je niet weet wat je te wachten staat. Er gebeurt veel op dat station. Er wordt een zeer levendige handel gedreven. Etenswaar natuurlijk voor in de trein, maar je kunt bijvoorbeeld ook huisdieren en geluidsapparatuur kopen. Terwijl ik de rugzakken bewaakte, zou mijn reisgenoot wat fruit en water halen en dollars wisselen. Ik werd door allerlei mensen aangesproken, meermalen uitgescholden door een dronkaard die aanstalten maakte om me te slaan. Mijn reisgenoot kwam terug met de mededeling dat hij genaaid was. Voor de komkommers en tomaten had hij te veel betaald, en hij meende een vals 20-dollarbiljet te hebben teruggekregen. Even later raakte hij in een geanimeerd gesprek met een Russisch meisje, dat een beetje | |
[pagina 28]
| |
Tsjechisch sprak. Met haar vriend ging ik een brood kopen. We praatten, voor zover de taalbarrière het toestond, over voetbal. Aardige jongen. Mijn reisgenoot wisselde op hun verzoek als vanzelfsprekend adressen uit, alhoewel hij tegen me zei dat hij die mensen toch nooit meer zou zien of schrijven. | |
Zondag, half twaalfNiet best geslapen deze eerste nacht in de trein. Ik lag lang wakker, mis mijn vriendin. Ben gewend naast haar te slapen. Dacht aan die uitspraak van Kundera dat liefde zich niet kenmerkt door een verlangen naar seks, maar door een verlangen naar een gedeelde slaap. Gisteravond stopte ik bij McDonald's. Het viel niet mee dat ‘restaurant’ te vinden. Niet verwonderlijk, want er is niets in Moskou dat je gemakkelijk wordt gemaakt. Na dik anderhalf uur gevonden. Blijkbaar is het voor veel mensen nog steeds een populair uitje. De wachttijd viel mee, het ging er bijzonder georganiseerd aan toe. Tot mijn verbazing kreeg ik mijn reisgenoot zover te wachten op fastfood, dat hij veracht. Hij at net als ik een Big Mac en een cheeseburger, en eigenlijk lustte hij nog een Big Mac. Als ik het bezoek aan McDonald's als meest bijzondere attractie heb ervaren, dan moet ik concluderen dat Moskou geen grote indruk op me heeft gemaakt. Ik ben er natuurlijk niet lang geweest, maar de heersende onverschilligheid was schrijnend. Mensen lijken te berusten in hun lot, in de onveranderbaarheid van hun leven. Voor zover ik het kan beoordelen, zit dat besef diep in die mensen verankerd. Dat tegenwerken, het mensen moeilijk maken, gistermiddag leidde dat tot de botte conclusie dat dit land me niet in genoeg republieken uiteen kan vallen. Ver van huis betrap ik mezelf vaker op ongenuanceerde meningen. Net maakten we een stop van exact 13 minuten, waar weet ik niet. Ik heb de precieze routebeschrijving, maar ik voel geen enkele interesse voor dit land. Mijn reisgenoot ging naar buiten; ik word bij dergelijke stops natuurlijk neurotisch, blijf liever binnen, moet er niet aan denken dat de trein zonder mij verder rijdt. Ik herinner me dat vriendin M. op de terugweg vanuit Boedapest tijdens een sanitaire stop alle tijd nam. De bus reed al weg, terwijl ze nog niet terug was. Ik moest ingrijpen, de chauffeur stopte. Maar het had me een goede les voor haar geleken, dat ze maar had moeten zien hoe ze terugkwam zonder geld en paspoort. Wreed, zulke gedachten, maar niet te onderdrukken. Voor mijn stoelgang heb ik een schema gemaakt. Ik ga vier keer. Vanavond voor het eten, dinsdagochtend, woensdagavond en vrijdag rond lunchtijd. Minder keren is wenselijk. | |
Zondagavond, elf uurRuim een dag in de trein, en nog steeds niet gescheten. In Nederland ga ik twee keer per dag. De keren dat ik naar het toilet ben geweest om te plassen of mijn tanden te poetsen, trok mijn kringspier spontaan samen. Ik zou wensen dat ik als een wielrenner mijn verstand op nul en blik op oneindig kon zetten. Binnenkort zal ik eraan moeten geloven, begin buikpijn te krijgen. Het is vuil in deze trein. Onze coupé niet, wij houden het zo schoon mogelijk. Maar er zijn twee coupés waar ze hondjes hebben, van die kleine befkeffertjes. Zojuist zag ik er eentje in de gang plassen. Het zou me niet verbazen als die Chinezen de hondjes in Moskou op straat hebben gekocht om in eigen land op te eten. Overigens zijn niet alleen de hondjes en het toilet smerig. Loop je langs bepaalde Russische en Chinese coupés, dan komt daar zo'n stank naar buiten, een mengeling van ongewassen ledematen, zweetvoeten, rook en eten. Wat kunnen mensen smerig zijn. | |
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
We hebben het getroffen met onze Finnen. Ze zijn rustig en stinken niet. Op de stations waar we even stoppen, wordt van alles verhandeld. Onze Finse coupégenoten (ik weet nog steeds niet hoe ze heten) kochten net een fles bedorven melk. Wij hebben een fles champagne gekocht, slechts 2000 roebel, nog geen 2 dollar. Daar zal toch niks mis mee zijn? Russische champagne is beroemd. Vanmiddag voor het eerst in de restauratiewagen gegeten. Een aardige dame bediende ons. Type zigeunervrouw, eerlijke blik in haar ogen. Ze sprak een mengelmoesje van verschillende talen. Vertederend. We aten een salade en kip met rijst. Niets bijzonders, maar voedzaam. Ik vrees dat ik me te veel heb voorgesteld van de restauratiewagen. Daarentegen smaken het in Moskou gekochte brood, de kaas en worst uitstekend. En af en toe halen we heet water uit de samovar, en doen er een ‘cup-a-soup’ in. Ik wist niet dat ik die dingen zó zou gaan waarderen. De smerigheid van de Chinezen in deze trein, dat dringen, nauwelijks iemand de ruimte gunnen om te passeren, het staat me al zo tegen dat ik het voorgenomen treinreizen in China drastisch zal inperken. Zoals het plan nu is: zo snel mogelijk vanuit Peking per vliegtuig naar Guilin, en iets van tien dagen rondtrekken in het Dong-gebied en de bergen rond Yangshuo. Eind juni terug naar Peking, want de acupunctuurcursus voor mijn reisgenoot begint op 1 juli. Ik blijf dan een kleine week in Peking, dan van 5 op 6 juli naar Xian. Daar blijf ik drie dagen, doorvliegen naar Kunming, blijf daar een dag of vier, dan weer vliegen naar Guilin en per bus naar Wuzhou om een lange tocht over de Xi-rivier naar Hong Kong te maken. In Hong Kong wil ik nog een week blijven, voor ik terugga naar huis. Ik ben benieuwd hoe vaak ik mijn plannen ga bijstellen. Het idee om de Transsiberië Express te nemen is romantisch, maar de werkelijkheid gebiedt te zeggen dat je heel wat moet doorstaan. Als ik iemand zou aanraden deze treinreis te maken, dan zou ik én één of twee tussenstops adviseren én eerste klas (die zit helaas niet in deze trein, dan moet je waarschijnlijk een andere dag vertrekken). Ook zou ik aanraden via Mongolië te gaan, dat scheelt een dag. Ik word gek van de eentonige geluiden. Naast de monotone cadans over de rails hoor ik constant een geluid dat me sterk doet denken aan tegen elkaar klotsende eieren die worden gekookt. Dat zal ik nog vijf dagen en nachten moeten aanhoren. Het is na twaalven. Volgens de routebeschrijving moeten we in Azië zitten. Het zal wel, ik kijk zelden naar buiten. Mij gaat het om de verplaatsing. Een flinke slok Black Label nu. | |
Maandagmiddag, vijf uurStel: je moet de rest van je leven in de Transsiberië Express slijten en je mag drie boeken meenemen. Welke zouden dat zijn? Twee weet ik er zeker, die heb ik dan ook meegenomen voor het geval die nachtmerrie bewaarheid mocht worden: The Great | |
[pagina 31]
| |
Gatsby van Scott Fitzgerald en The Catcher In The Ryevan J.D. Salinger. Het eerste omdat het meesterlijk van stijl is, het tweede omdat ik geen geestiger boek ken. Maar het derde boek wordt moeilijk. Wat te denken van De verschrikkelijke dood van Ivan Iljitsch van Tolstoi? Of De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Kundera, Kroniek van een aangekondigde doodvan Marquez, iets van Céline? Ik zou het ook moeilijk vinden om De Avonden van Gerard Reve thuis te laten, evenals The Secret History van Donna Tartt. En moet ik Eros en de eenzame man van Louis Paul Boon laten liggen? Ik zou ook boeken mee kunnen nemen die ik waarschijnlijk nooit zal lezen, bijvoorbeeld de Ethica van Spinoza of de bijbel. In elk geval geen psychologieboek, of het moet Modularity of Mind zijn van James Fodor, dat ik al lang wil lezen, maar ik acht het risico te groot dat dat toch tegenvalt, zoals zovele psychologieboeken. Ik denk dat ik mezelf toesta enigszins te smokkelen; als derde boek neem ik het Verzameld werk van Kafka mee. Ik heb geen Chinees een boek zien lezen in de trein. Hoe houden die dat vol? Ik zou gek worden als ik geen boeken bij me had, of geen schrift om iets in te noteren.
Als je niet veel anders te doen hebt, gaat het lezen snel. Met De pianiste van Elfride Jelinek ben ik halverwege gestopt, dat boeit me te weinig. Ik lees het alleen uit als ik niets meer heb. (We stoppen net, in Novosibirsk, 3343 kilometer van Moskou, nog lang niet over de helft. Mijn god!) Gisteren en vandaag heb ik Het grote verlangen van Marcel Möring gelezen. Het is goed geschreven, maar dat is de kunst niet tegenwoordig, want je leest ook zeer leesbare reclamefolders of wetenschappelijke artikelen. Ik vind het boek nogal zwaarmoedig en pathetisch, eenzelfde soort boek als Eerst grijs, dan wit, dan blauw van Margriet de Moor, ook al bekroond met de ako-literatuurprijs. Ik begrijp die boeken niet goed, soms wordt er nodeloos moeilijk gedaan, te bedacht, te gecomponeerd, te gekunsteld. Misschien moet ik het kritisch herlezen. Met mijn reisgenoot lees ik samen Wilde zwanen van de Chinese schrijfster Jung Chang. Prachtig, niet literair, maar het verhaal. We zijn over de honderd, wellicht dat we het nog voor de Chinese grens uit krijgen. Het is leuk om samen een boek te lezen, en daarover te praten. In mijn rugzak zit verder een filosofisch werk over de islam, van Arkoun. En desnoods begin ik aan de driedubbele Castaneda die mijn reisgenoot bij zich heeft. Nog vijf nachten voor we in Peking zijn. Tijdens een stop vanmiddag waren we getuige van een ruige vechtpartij, vlak onder onze coupé. Vier potige Russen ranselden een Chinees af (die niet in de trein zat), daar moet hij minstens een hersenschudding aan over hebben gehouden. Hij had geen kans, werd door twee man beetgehouden en door de andere twee om beurten genadeloos afgetuigd. Ik zag hem in elkaar zakken. De reden weet ik niet. Ik vermoed racisme, omdat ik veel Russen op stations steeds vaker zie weigeren iets aan Chinezen te verkopen. Vreemd is dat ik gebiologeerd toekeek, wel walging voelde, maar ook dacht ‘soms zit het mee, soms zit het tegen’. Een behoefte om in te grijpen bespeurde ik niet, een voorbeeld van het bystanders-effect. Ik observeerde, maak nu een notitie; bepaald geen heldengedrag. Vies voel ik me niet. Met natte doekjes, wat water en schoonmaakspul voor de huid houd ik me redelijk schoon. Ik zweet niet, dat scheelt. Vanochtend voor het eerst gescheten. Niet veel, maar ik heb dat toch maar mooi gedaan. Zag er als een berg tegen op, was bang om te vallen. In de restauratiewagen wederom een salade en ‘chicken with rice’ gegeten. Het kost geen cent, maar als ik dit elke dag moet eten ga ik op dieet. Waar komt mijn idee vandaan dat je zo heerlijk kunt dineren in deze trein? | |
Dinsdag, bijna half zesWe naderen Tayshet. Dat betekent dat we over de helft zijn (4521 kilometer). In totaal is deze spoorlijn 9002 kilometer. Ik zal nog vier nachten in de trein moeten sla- | |
[pagina 32]
| |
pen. God, god, waar ben ik aan begonnen. Wat zou er van deze trein overblijven, zo vroeg ik me net op het toilet af, wanneer je een groep voetbalvandalen als alternatieve straf deze reis laat maken? Mijn stemming wisselt. We rijden nu door de taiga, het begin van Oost-Siberie. Taiga is een stad, op 3571 kilometer van Moskou, maar zo heet ook het coniferenbos waar we doorheen rijden. Ik lees in mijn informatie dat dat bos ongeveer veertig procent van de (voormalige) ussr beslaat. Het beslaat nu bijna honderd procent van mijn blikveld. Kijk ik naar het zuiden dan zie ik coniferen, kijk ik naar het noorden dan zie ik coniferen. Als ik niets te lezen heb, niets tegen mijn reisgenoot weet te zeggen, verveel ik me buitengewoon. Maar gevoelens van verveling horen bij reizen, zijn onlosmakelijk verbonden met het onderweg zijn. Vanochtend voelde ik me opperbest. De vroege stoelgang was letterlijk een opluchting (mijn strategie is heel vroeg te gaan, net nadat een van de conducteurs het toilet heeft schoongemaakt; ik moet zeggen dat het grondig gebeurt, ze zijn er speciaal op gekleed met rubberen handschoenen tot aan hun schouders). Daarna gelezen in The Great Gatsby, dat ik voor de vijfde keer stilistisch perfect vind. Op de walkman aanvankelijk muziek van Yma Sumec, later van Astor Piazolla, Tom Waits en Oliver Lake. Voor de Goldbergvariaties van Bach, gespeeld door Glenn Gould, was ik bereid geweest twee Chinezen uit het raam te gooien, met die befkeffertjes erachteraan. Maar als dat euforische gevoel, opgewekt door literatuur en muziek, langzaam wegebt, dan vraag ik mij af waarom ik daar niet gewoon in mijn eigen omgeving van geniet, van alle gemakken voorzien, in plaats van in een onaneerhok van niet meer dan twaalf kubieke meter dat ik deel met drie andere mensen tijdens een treinreis waar geen eind aan lijkt te komen. Ik verbaas me dat we nog geen ruzie hebben gekregen. Het eten in de restauratiewagen was voor het eerst acceptabel. Wederom een salade en rijst, maar nu met een lekkere biefstuk en ter afwisseling ook zure, maar smakelijke soep. Eergisterennacht heb ik me afgetrokken. Mijn erectie ging niet weg, waarschijnlijk door dat gewiebel van de trein - was ik met vriend R. op pad geweest, dan heette dat ongetwijfeld een treinlul, net zoals erecties op een boot of in een bus een boot- en een buslul werden genoemd. Het doet me altijd wel wat, me aftrekken in het bijzijn van anderen zonder dat die iets merken. Ik maak geen contact met medereizigers, zelfs niet met onze Finnen, die zeer beroerd Engels spreken. Andere westerse toeristen heb ik niet gezien. In Nederland maak ik moeilijk contact, waarom zou dat nu opeens gemakkelijk gaan? | |
Woensdag, kwart over vierIk raak uit mijn ritme. De zon gaat onder, maar op de stations wordt de Moscow Time aangegeven. Om half twee vannacht werd ik wakker van hels zonlicht. Station waar we stopten: Petrowsk Zabaikalsk, op 5790 kilometer van Moskou. Bijna op tweederde, nog drie nachten slapen. Langzamerhand krijg ik het gevoel dat ik deze trein niet meer uitkom. Ik word ongeduldig, raak geïrriteerd, af en toe lichtelijk claustrofobisch. Dat ik vandaag voor het eerst het landschap bijzonder vond - we reden langs het Baikalmeer, het diepste meer ter wereld - dat de stations en de huizen die we passeerden zomerser en fleuriger geschilderd waren dan het grijs en grauw waaraan ik was gewend, het maakt me niet opgewekter. Ik zou wensen dat ik me behoorlijk kon wassen, vooral mijn haren. Scheren zou ook fijn zijn. Dat weiger ik met koud water in een bewegende trein, op een wc die steeds viezer wordt nu de Chinezen merken dat ze hun landsgrens naderen. (In Wilde zwanen las ik dat het ten tijde van Mao een eer was om onder de luizen te zitten, wassen werd als bourgeois beschouwd.) Viel net uit tegen een Chinese. Haar hondje had voor onze coupé gepist. Ik beet | |
[pagina 33]
| |
haar toe dat ze in het vervolg dat hondje in haar eigen coupé moest laten zeiken. Op mijn vraag of ze het schoon wilde maken, glimlachte ze slechts, tot daden overgaan ho maar. Ik ben niet eens in China en ik betrap me al op superioriteitsgevoelens. Ben ik racistisch? | |
Donderdag, Zabaikalsk, zes uurAan de Russisch-Chinese grens. We moeten hier vier uur wachten voor we de grens over mogen. Het onderstel van de trein wordt aangepast aan de afmetingen van de Chinese rails. Ik geloof dat Zabaikalsk de smerigste plaats is waar ik ooit ben geweest. Het stinkt. Drink je een flesje bier of fris, dan schrijft de etiquette voor dat je de fles op straat kapot gooit. Je moet uitkijken waar je loopt. Zabaikalsk doet anarchistisch aan, een typisch Aziatische grensplaats. Er wordt op straat van alles ge- en verkocht. Door de lucht waaien zeer veel pluisjes, nochtans geen last van mijn allergie. Aan eten is niets te krijgen. De lunch bestond uit twee snickers. Ik haat uurtjes waarin ik verplicht ben te wachten op formaliteiten. Het geeft aan hoe traag en inefficiënt de bureaucratie werkt. Er is geen kraan om je te wassen, de wc's zijn zo smerig, daar durf ik niet eens naar binnen. En de resterende roebels kan ik niet wisselen, omdat ik geen officieel bankformulier kan laten zien waaruit blijkt dat ik bij een Russische bank heb gewisseld. Waarom zou ik, als het op straat sneller gaat en je minstens evenveel krijgt als bij een bank? Bovendien wordt het in Rusland gedoogd op straat te wisselen. Dat ik hier vier uur moet wachten zonder paspoort en zonder toezicht op mijn bagage (de trein is hermetisch afgesloten), irriteert me. Je paspoort is in het buitenland immers je bestaansbewijs. Mijn reisgenoot heeft daar geen last van, denkt zonder het minste wantrouwen dat alles goed komt, dat zijn bestaansbewijs ongeschonden opduikt. Ik moet het nog zien. Hoe weet ik dat er nú niets uit mijn bagage gestolen wordt? De douaniers hebben daar alle tijd voor. Niet dat ik veel waardevolle spullen heb meegenomen, maar er zal allicht iets van hun gading bij zitten. Zojuist leken we een rustige wachtruimte gevonden te hebben, maar ik kreeg daar een van mijn neurotische reacties, zoals ik vaker krijg wanneer ik het gevoel heb niet weg te kunnen wanneer ik dat wil. Boven de deur las ik de veelbelovende woorden refreshment room. Binnen was niets te zien dat op enige mogelijkheid tot verfrissing duidde. Een paar dronkaards schreeuwden, enkele Chinezen aten soep. Maar toen ik zag dat de deur werd afgesloten en een oud vrouwtje bij de deur plaatsnam, kreeg ik het benauwd. Dan helpt maar één ding: zo snel mogelijk weggaan. De dag begon zo mooi. Ik was om vijf uur op, de anderen sliepen. Ik maakte koffie, las in The Great Gatsby, keek af en toe naar mijn reisgenoot, die vredig sliep. Op de walkman muziek van Monteverdi. Buiten zag ik landschappen die ik veel eerder had verwacht. Uitgestrekte steppen, die zich eindeloos uitstrekten tot, ja, tot waar eigenlijk? Jammer dat we geen kaartje konden krijgen voor de trein die via Mongolië naar China gaat. Ik kan urenlang staren naar die steppen. | |
Vrijdag, onderweg naar Peking, half negenDe Russen lieten ons een paar uur extra wachten toen we in de trein zaten. Aan beide kanten van de trein stonden gewapende soldaten opgesteld, twee per wagon. Het toilet bleef dicht, de airconditioning mocht niet aan. Ik zocht verkoeling buiten, in de ruimtes tussen de wagons. Ik lachte af en toe met zo'n soldaat. Hij had een aardig gezicht en deed natuurlijk ook maar zijn plicht. Helaas kon hij me de logica van deze operatie niet duidelijk maken. We lopen nu een flinke vertraging op, terwijl de trein tot Zabaikalsk ijzingwekkend precies reed. Vlak voordat we de trein weer instapten, stond er bij de Russische conducteurs | |
[pagina 34]
| |
een Amerikaan die de McCarthy-tijd bewust moet hebben meegemaakt. Hij trilde over heel zijn lichaam en maakte een buitengewoon verwarde indruk. De beide conducteurs hadden op mijn reisgenoot gewacht, omdat hij een klein beetje Russisch spreekt. Ze wilden weten wat er met de Amerikaan aan de hand was. McCarthy maakte kenbaar dat hij zijn coupé niet kon vinden. Omdat mijn reisgenoot - als bijna-arts - mijn diagnose steunde dat er hoogstwaarschijnlijk niets fysieks aan de hand was maar iets psychisch, besloot ik - als erkend psycholoog - hem naar zijn coupé te brengen. Onderweg probeerde ik hem op zijn gemak te stellen, en toen hij de warmte in de trein voelde en zijn coupé zag, kwam hij weer tot bedaren. Bij de eerste stop in China waar de douaneformaliteiten werden afgehandeld, zagen we hem in de wachtruimte. Ik vroeg hem, geheel in de ban van The Great Gatsby. ‘How are you feeling, old sport?’ Hij keek me een tijdje aan en antwoordde: ‘Much better, much better.’ Hij herkende ons niet. Een van de conducteurs had me in gebarentaal gevraagd of hij wellicht drugs gebruikte. Ik ontkrachtte dat direct, maar in die wachtruimte leek het me niet eens zo'n gekke veronderstelling.
De aankomst in China was een verademing. Douaniers die je zeer vriendelijk en met veel respect behandelden. Meermalen kreeg ik ‘Vely welcome to China!’, ‘Filst time China?’, ‘You ale a toulist?’ te horen. Erg efficiënt ging het echter niet, daar in die grensplaats Manzouhli. Vijf keer moest ik mijn paspoort aan iemand anders laten zien voor het meegenomen werd. Maar hier was ik ervan overtuigd dat ik het terugkreeg. Op het perron klonk vrolijke muziek, er brandden gekleurde lichtjes, en op een brug over de spoorrails keken tientallen mensen toe. Mijn eerste Chinese geld gewisseld, het ziet er niet uit. In de wachtruimte de eerste Chinese maaltijd met mijn reisgenoot gedeeld, we hadden niet echt honger. Rijst met groente en vlees; het smaakte flauw. Er was een ander restaurant waar ik de Russische conducteurs heerlijk zag eten. Ze waren vrolijk en uitgelaten. Voor hen moet de diversiteit aan gerechten een verademing zijn bij wat er thuis en in de trein te krijgen is. Goed en gevarieerd eten bevordert de levensvreugde. We maakten kennis met de ‘chief conductol of this tlain’. Leuke man. Waar ik op hoopte, gebeurde. Hij wilde dollars wisselen. En wie zwart wil wisselen, is bij mij aan het goede adres. Ik vind dat een van de leukste dingen in dit soort landen. In Nepal lukte het zelfs om travellerscheques zwart te wisselen. Ben benieuwd of dat in China ook kan. Ik kreeg 3 yuan meer dan bij de bank op het station. In Peking zal ik ongetwijfeld nog voordeliger wisselen. Hij was dolblij met het kwartje dat ik hem gaf. De ‘chief conductol’ had onderweg een katje gevonden, dat hij verstopt hield. De Finse buurvrouw had het bij een tussenstop ontdekt. Zij zijn vegetariërs, zo persoonlijk zijn we met hen geworden, en halen zich vreselijke dingen in het hoofd over het lot van de hondjes in deze trein. Ze vroeg zeer bezorgd naar dat katje. Ik zag die Chinees lachen en denken: ja, mevrouw, ik houd ook van dieren, maar wel met hun poten vastgebonden omhoog, draaiend aan het spit. Chinezen vinden dat je alles kunt eten. Er staan heel wat diersoorten op de menukaart die in het Westen voor consumptie verboden zijn. Was ze niet vegetarisch, dan had ik haar uitgenodigd om in Canton een portie slang of bamboerat te eten, en als amuse verse rattenembryo's. Veel gelezen vandaag. The Great Gatsby heb ik weer uit, met Wilde zwanen gevorderd tot bijna vijfhonderd.
Vanochtend was ik als eerste op (half zes) en keek op de gang door het raam naar de rijstvelden en de ontwakende dorpjes. Ik raakte onder de indruk van het landschap. Mijn oordeel over de Chinezen ga ik nuanceren. |