rijden waar ik vroeger heb gewoond. Het is altijd moeilijk te aanvaarden dat een huis na je vertrek net zo makkelijk een ander aan zijn borst prangt. Een huis dat goed voor mij is geweest, laat een voor van jaloezie achter, alsof ik de afgewezen minnaar ben. Wat, nieuwe gordijnen? Wie staat er nu weer aan mijn aanrecht af te wassen, wie vrijt er in mijn bed, wie slaat vrijpostig mijn balkondeuren open? Andere bestemmingen vereisen juist een omweg om te voorkomen dat ik ergens kom waar nare herinneringen tussen de klinkers omhoog borrelen. Het liefst kwam ik nooit meer op het kruispunt waar ik dat meisje zag liggen terwijl het bloed uit haar hoofd stulpte, diep hartstochtelijk rood, haar fiets op z'n kant midden op de rijweg maar de tram even stevig op de rails als anders. Ik wend mijn hoofd af, maar nog steeds hoor ik het verbijsterd, dierlijk kreunen, zie ik haar vriendinnetje machteloos ernaast gehurkt, voel ik de wasemende geilheid van de dicht tegen elkaar aangedrukte omstanders. Het is er besmet.
Behalve door persoonlijke mijlpalen wordt je mentale plattegrond van de stad bepaald door het vervoermiddel. Lopend, fietsend, met de auto, of met het openbaar vervoer - iedere manier van voortbewegen produceert zijn eigen voorstelling van de weg die afgelegd is of afgelegd gaat worden. Waar de wandelaar in de vrije natuur heuvels, dalen en rivieren in gedachten voor zich ziet, hangt de voorstelling van de automobilist van opritten, afslagen, verkeersknooppunten en benzinestations aan elkaar.
Ik ken geen andere stad die zoveel plattegronden heeft. De stad waar ik ben opgegroeid, Los Angeles, heeft er eigenlijk maar één: vanuit de auto bezien. Lopen heeft er geen zin, want alles is te ver om te lopen. Er zijn nu wel fietsers, al zijn dat voornamelijk jonge sportieve mannen die hun voorwiel mee naar kantoor nemen en tegen de muur zetten, zogenaamd tegen de diefstal maar eigenlijk als tastbaar bewijs van hun prestatie. Maar zelfs op de fiets ziet de innerlijke kaart van Los Angeles er niet zo heel anders uit dan in de auto: het raster waarop de stad is aangelegd, is maar op één manier te gebruiken. Amsterdam daarentegen bestaat voor de fietser en de automobilist uit twee totaal verschillende steden.
Tram, bus en metro leggen weer een heel andere laag over de topografie: die van een infrastructuur van routes en haltes. In het hoofd van de trampassagier lopen tussen lijnen van zijn eigen herinnering, de stippellijnen die een instantie tot nut van het algemeen heeft uitgezet. Die zijn tot stand gekomen aan de hand van heel eigen, objectieve criteria. De breedte van de straat, bijvoorbeeld, en het passagiersaanbod, en de door ‘wenken & voorschriften’ bepaalde minimumafstand van voordeur tot halte. Een tramconsument die zich een voorstelling maakt van hoe hij ergens moet komen, ziet voor zijn geestesoog een geometrische constellatie van cijfers, aantallen haltes en overstapplaatsen. Als die maar lang genoeg is wordt een rit met de tram ook een lint van beelden en geluiden, van deftig tot volks. Wie met zijn route vertrouwd is, kan rustig de krant lezen en toch weten waar hij is: het zijn de geluiden die je dat vertellen, en het kleine stukje van het plaveisel dat je uit je ooghoek ziet. Daarom ga ik niet graag met de metro onder de grond: uit je ooghoek zie je niets, of alleen de ludieke vondsten die op de muren van de stations zijn aangebracht om van deze geplaveide verwijding van de buis een echte plek te maken. Het heeft een naam, dat wel, maar of er daadwerkelijk een verband is met de wereld boven - je hebt het maar aan te nemen, terwijl je in een schijnbaar rechte lijn aan alles wat bekend is, voorbij schiet in een roes van snelheid en duisternis.
Het reizen doe ik in Nederland met de trein. Niet omdat ik anti-auto ben, wel anti-automobilist. Ik word bang van wat het machtige van de auto in de psyche van de meeste mensen aanricht - maar dat is een ander verhaal. De trein heeft ook zijn nadelen, maar het feit dat je voortbewogen wordt zonder je daarvoor in te spannen of te hoeven opletten, geeft - bij trajecten van een halfuur of langer - een weldadig