| |
| |
| |
Ode
Leo Vroman
Thanks to my failing memory
I don't recall where I'd rather be
but freed by this innocence at last
and heavily borne down instead
by a mass of freshly dead
and stinking with an ethernet
I'm freed and on the other hand
sinking into so broad a land
it needs a God merely to stand
Poor giant - nearly self dissected,
your organs nearly disconnected,
here a glut and there a gap -
we dive with lust into your lap.
From subway to subway to work
but having seen the glaciers’ light
in the North, the plunging white
and having lived in between
at the cracked glass crust
and sensing its secret order
of sweet people everywhere,
we feel we are not there.
our building as if infested
find it a cliff of well nested
restlessly fluttering life,
| |
| |
where I nightniche with my wife
amid our books, bills and beliefs
more like coral in coral reefs
but by a bare hair communicating
in this multiple and multigood
rock honeycombed with foreign food.
We come home to rectangular space
a jungle with a paper grace
where everything is in its place
and neighbors do not leave a trace,
where, for lack of a holy grail
we bring our mass of daily mail:
3 very desperate requests
marked ‘urgent’, all of them the same
but for the spelling of our name;
a priest for the Indians,
a photograph of a starving child
that refuses to be ripped up,
thank-you notes who knows what for
with pre-stamped envelopes for more,
to V. Roman, Vets for Vietnam,
and here a letter uit Amsterdam.
praten we weer Vaderland,
met namen lekker om te noemen
van kikkers, vrienden, boterbloemen,
ei, ui, het Nederlands geluid
kruipt als een lang alleen gebleven
huisdier dat wij eten geven
om te horen wat wij doen en
praten met gelipte zoenen.
| |
| |
Taal? Of stoffelijk overschot
zo dor dat hij niet meer verrot?
En wij zo pijnloos aangepast
als leeuwen door de ribbenkast
van hun holle prooi omkooid,
wat buikvlies om de muil geplooid,
een bijklank zeurderig afgetast
en uitgelikt of uitgekrast?
En kan de taal van deze vragen
over taal zichzelf verdragen?
Er leeft maar één dunne manier
om onze tweetaal te verwerken
te beproeven en versterken
en dat is buiten dit papier
tussen twee stijve vlerken
geblazen, het z.g. zwerk in.
Stewardess: Would you like a newspaper?
Ik: Ja, heeft u een Hollandse krant?
Dan wordt eerst alles een restaurant
met een spartelprentje dat zich onder
de urenlange mechanische donder
onverstaanbaar wil verklaren
Als dan ergens een schuifluikje opengaat
valt die vervroegde dageraad
van goor licht op verwilderde haren,
soepvlekken en wegrollende dingen,
een kerk vol verslagen vluchtelingen.
Dan aankondigingen, ik ga met mijn tenen
mijn schoenen weer naar voren halen
ten einde van mijn verstijfde benen:
de zee is nu in tweeën gesneden.
de grauwe helft is het Vaderland.
| |
| |
Wij hellen de luchtberg af.
Over de zilver geaderde aarde
vliegt een verzilverde zon.
Het vliegtuig hervindt ten slotte
Vanaf dat aardgrondig ogenblik
is het alsof Tineke en ik
waar ouders en kinderen allemaal
zo luchthartig met elkaar spreken.
naar alle Hollandse windstreken tegelijk:
welke stad kan ik het meeste loven?
De ene gaat vanwege het ene
boven de andere en die weer daarboven
Ach ach wat een lief land.
Utrecht, die ene donkere nacht
langs de sterreloze Sterrenwacht
zijn singel een lus maakt
de koude regen op je gezicht
en daarop mijn eerste kus
op je wang van nu en toen.
En overal jonge studenten
verwikkeld onder die dageraad
meer of minder midden op straat
| |
| |
tussen menselijk oude gebouwen
van buiten dierbaar verpleegd,
dat vijfhonderd jaar geleden
een steenhard klooster was
waar men zelfs niet voor de grap
de grafruimte dorst te betreden
vanwege die zerk in het gras,
van weet ik het, de Raad van Staten,
toen al een eeuw helemaal
met microscopische preparaten gevuld
en nu met ik weet niet wat.
De studenten nu ouders, hun zonen-
en dochter-studenten wonen
en studeren buiten de stad.
van de singel om het plantsoen
en de koele smaak van die kus
dierbaar gebleekt verleden
waar de pijn uit is weggebloed
al die dingen zijn zo zoet
nu nog eens wat opgestookt
als kip in gember gekookt.
waarin ik bloedig ben geboren,
heb nu mijn ouders en mijn broer,
kleed en mijn vriend verloren,
en raak straks mijzelf kwijt,
maar ik omhels de stad zo graag
met singels van herinneringen:
stenen stoepen, Markt en Waag,
de levende mensen en hun dingen
die de dode zo goed vervingen
| |
| |
dat ik daar zelden meer naar vraag.
Het huis waaruit ik ben gegroeid
is uit mijn duister opgebloeid.
De hele stad van kaas tot kaars
heeft zich met haar stille dorpen
op kultuur en kunst geworpen
met iets liefs en openbaars.
Ik mis niet meer dat oud vertrouwd
gejoel waarmee ik werd uitgejouwd,
dat sluipen door de uiterwaarden
met zware kleikoek aan mijn laarzen,
de sloten langs, mijn wereld waar de
waterpest en stekelbaarzen
die wijde mensenloze aarde
de menselijkste was voor mij.
waar wij bijna ieder jaar
in een dierentuin van poëten
door taal en talenten bezeten
de kans hebben zelf een paar
dat dit landje zich niet laat beperken.
De geest in een land van regen
kan te dor worden om te bewegen
maar men leeft niet meer uit de hoogte.
Als een land dat na lange droogte
de zon begon te verwensen
en de hemel dankt voor zijn wolken
laat het blanke tussen de mensen
zich met donkere mensen bevolken
en de dichters die luisteren en kijken
laten zich gratis verrijken:
wordt inspirerend geleden,
Men zingt er nu en ik zie geen zier
van de oude Hollandse kruidenier,
| |
| |
vorm gaat nu gepaard met vent
en de boer vreet graag wat hij niet kent.
Zo wordt dit land nog ideaal:
vol boeren en boerinnen die allemaal
grondbrekende gedichten schrijven,
tranenwekkend fruit boetseren,
en toch boeren en boerinnen blijven.
Weet je, het vervelende van komen
dat vergaren van onze dingen,
dat de kamer die toch van mij is
of van ons, zal worden ingenomen
En dan gaat het verder te vlug.
Die kust weer: met een harde hand
snijdt het uitzicht zich af:
trekt zich van ons terug,
vragen wat wij willen lezen
of u een New York Times heeft.
We zullen de krant verdelen.
Ze zal de Metro Section nemen
More trouble for the President.
hit and run, mother and child.
| |
| |
And I'll say are they dead.
This paper is three days old.
that the bodies are long cold,
With the advent of the dinner tray
we shall fold the paper away
over air pockets over Ireland
to spill our decaf into our laps,
and another movie later -
corrosion will have eaten
somewhere over Newfoundland,
there will be a sickening jolt
to know from each others' eyes
|
|