De nederlaag van Ruud Gullit
door Hubert Smeets
Op 14 september j.l. voltrok zich in Nederland een kleine omwenteling. Het volk wendde zich die woensdag af van een van zijn meest geëmancipeerde zonen. Het speelde zich afin het Olympisch Stadion te Amsterdam. Op het veld werd daar 's avonds de wedstrijd Ajax-AC Milan gespeeld, en tegelijkertijd werd op de tribunes Ruud Gullit ter verantwoording geroepen.
De fluitconcerten, die Gullit veertig keer in twee maal drie kwartier moesten geselen, werden die woensdagavond onmiddellijk en uitvoerig beoordeeld: negatief uiteraard, want sportiviteit is in Nederland een hoog goed.
Maar het snelle oordeel heeft helaas een analyse van de onderhuidse achtergronden in de weg gestaan. Daartoe was de voetbal-intelligentsia niet bereid, of beter, daartegen was ze niet opgewassen omdat ze dan afstand had moeten doen van haar verlangen om correct te blijven. Want een serieuze analyse zou zich hebben moeten richten op de positie die een voetbal-ster in de nieuwe wereld inneemt, en meer in het bijzonder op de rol die Ruud Gullit zelf speelt.
Om met het eerste te beginnen. De voetbalster is anno 1994 niet zomaar een held. Hij is een maatschappelijke held. De vedette heeft de plaats ingenomen van de politicus, van de koning, van de kunstenaar en ook nog eens van de paus. Wat hij doet is daarom ex-cathedra gedaan. Hij is aldus de sublimatie van het modern-democratische patriottisme geworden. Want alleen hij kan individualiteit en collectiviteit in één moeite uitdragen. In hem verenigen zich macht en moraal.
Ruud Gullit in het bijzonder heeft deze kwaliteiten in persona verenigd. Als geen ander is hij eind jaren tachtig/begin jaren negentig de man geworden die al deze rollen tegelijkertijd heeft kunnen spelen. Hij is als voetballer artistiek én fysiek, als mens allochtoon én autochtoon en als leider rebels én aangepast. Het is dus geen toeval dat het Gullit was die in 1988 de opstand tegen de bobo's leidde en daarmee namens nagenoeg het hele volk leek te spreken.
Die autoriteit is over het algemeen erg lekker geweest. Het is na de zomer van 1988 nooit meer zo geweest als op die zondagmiddag toen miljoenen Nederlanders in en rond Amsterdam juist hem kwamen bejubelen, maar de wijze waarop bondscoach Dick Advocaat hem in 1994 naar Holland terughaalde, illustreerde niettemin zijn machtspositie.
Als personificatie van de emancipatie der middenklasse vertoefde Gullit aldus jarenlang op eenzame hoogte. Zijn verantwoordelijkheid jegens de massa werd daarom niet meer getart. Met als gevolg dat hij het noodlot, dat in handen lag van diezelfde massa, begon uit te dagen.
Zijn vertrek uit Noordwijk in het voorjaar van 1994 illustreerde dat. Gullit gedroeg zich daar in het trainingskamp van Oranje niet als vaderlijke leider maar als onbegrepen zoon. Hij keerde aldus terug naar zijn jeugd, naar de fase van het leven waarin men geen algemene verantwoordelijkheid kent doch alleen persoonlijke verantwoordelijkheid.
Gullit vergat daarbij echter één neven-indicatie. Hij had zijn gezag niet louter ontleend aan zijn egocentrische kunstenaarschap maar evenzeer aan zijn altruïstische leiderschap. Toen hij koos voor de eerste rol en de tweede achteloos liet barsten, nam hij derhalve ook afstand van de mensen die hij tot eigen genoegen kort daarvoor nog de weg had gewezen. Hij overschreed zo de subtiele grens die liefde en haat tussen massa en macht scheidt.
Dat nu kon niet ongemerkt voorbijgaan. Een sterveling kan het volk nu eenmaal niet ongestraft ontstijgen. Dat is hoogmoed. Dat hij zich ondertussen weer wel had verzoend met het financieel, sportief en sinds kort ook politiek almachtige AC Milan, verschafte deze breuk met het volk bovendien dat vleugje objectieve klassenstrijd dat nog ontbrak.
Met het gefluit vanaf de tribunes werd dat alles woensdagavond door de burgerij in het stadion onderstreept. Een klassiek voorbeeld van