Om deze last van zich af te schudden heeft hij drie jaar in een commune in Santa Fe gewoond en alle drugs gerookt, gesnoven en geslikt die hij te pakken kon krijgen. Daarna is hij schrijver geworden.
We zijn goede vrienden, maar hebben elkaar een paar jaar niet gezien. Morgan woont nu in New York. Zijn vrouw, Laurie, heeft hem in de steek gelaten voor een man met ervaring, geld en positieve energie.
De jachthut is verborgen in het bos achter de velden van Dale Gloyd. De hut heeft een overhangend dak en lage zijmuren, waardoor het binnen altijd donker is. Dale kwam gisteravond langs om de huur te innen en om zijn nieuwste lokroep voor wilde kalkoenen te demonstreren. Hij had een stuk kokosnoot schoongemaakt en gladgeschuurd. De holle kant schraapte hij met een stokje waaraan hij een punt had geslepen. Uit de kokosnoot weerklonk aarzelend geknor dat volgens Dale niet te onderscheiden was van de lokroep van vrouwelijke kalkoenen.
Er wonen muizen in de hut. Als we de deur opendoen, horen we ze wegrennen over de planken vloer. Morgan pakt snel een stuk brandhout en gooit het in het wilde weg naar een hoek van de kamer.
‘Smerige rotbeesten,’ zegt hij. ‘Ze kropen vannacht over mijn slaapzak heen.’
‘Dit is hun huis,’ zeg ik. ‘De hut staat bijna het hele jaar leeg. Dale wil hem verkopen, met vijftig acres bos er omheen. Hij heeft mij ook gevraagd of ik geen belangstelling had.’
‘Voor hoeveel? Ik zie daar wel wat in. Dit lijkt me een goede plek om te schrijven.’
Ik maak een vuur in de gietijzeren kachel.
‘In New York is het onmogelijk om te schrijven,’ zegt Morgan. ‘Je kunt je er niet concentreren. Allerlei dingen die je zeker wist, die zo helder waren dat je precies voor je zag hoe je erover zou kunnen schrijven, verdwijnen in New York in de algemene herrie. Als ik me nou regelmatig hier zou kunnen terugtrekken...’
Hij kijkt mij aan en fronst zijn wenkbrauwen.
‘Ik weet al wat je gaat zeggen,’ zegt hij.
Het wordt snel warm in de hut. We trekken onze truien en overalls uit. Buiten drukt de avond zijn zwarte gezicht plat tegen de ramen. Morgan staat voor de kachel, met zijn rug naar me toe.
‘Heb je de laatste tijd nog iets van Peter Lewis gehoord?’ vraagt hij.
‘Peter is teruggegaan naar Berkeley, met de hele familie, en de hond.’
‘En Jeff?’
‘Jeff zit nog steeds in Princeton.’
‘En Margaret?’
‘Dat weet ik niet.’
‘En Laurie?’
‘Laurie?’
Morgan draait zich om en kijkt mij boos aan.
‘Natuurlijk, Laurie. Herinner je je Laurie niet meer? Ik herinner me Laurie nog heel goed. Ik weet nog precies wat ze zei. Morgan, ga eens even zitten. Dat vond ze erg belangrijk. Ik moest eerst gaan zitten. Ze was bang dat ik flauw zou vallen.’
We zwijgen. We hebben veel gezwegen de laatste paar dagen. Het lijkt niet jaren, maar een tijdperk geleden dat we samen in een geleende auto naar de westkust reden, uitbundig en alert alsof we op ontdekkingsreis waren. We zijn toen ook naar de commune in New Mexico geweest. Morgan had er gemengde gevoelens over. Hij was uit Santa Fe weggegaan omdat hij er zich verveelde. Hij had het er in die tijd vaak over dat hij spontaan en intens wilde leven. ‘Breast-to-breast-with-life’ was de uitdrukking die hij gebruikte.
De commune was prachtig. Het huis stond aan een zandweg, op een zacht glooiende helling die was bedekt met bloeiende saliestruiken en cactussen. Overal om je heen was de horizon opgebeurd door droge, lichte bergen.
Het huis was in traditionele Indiaanse stijl gemaakt van in de zon gedroogde stenen van modder en stro. Het was laag en bruin als de aarde. Binnen was het koel en schemerig. De muren waren een halve meter dik; er lagen donkere tegels op de vloer. Aan de zuidkant van het huis was een grote kamer met muren en een dak van glas. Hier groeide een weelde van tropische planten in stenen potten. Onder de planten was van gekleurde tegeltjes een royaal bad gemaakt.
Er waren allerlei bijgebouwen. Naast het grote huis stond een vrolijk beschilderde hut op palen die twee bewoners tot slaapkamer diende. Aan de voet van de heuvel stond een tempeltje dat er oosters uitzag en geheel roze was geverfd. Verscheidene leden van de commune waren part-time boeddhisten.
Er woonden een musicus, twee schilders en drie schrijvers in de commune. Volgens de harteloze statistieken van de gemeente Santa Fe waren ze magazijnknecht en caissière in een macro-biotische coöperatie, chauffeur van een schoolbus, eigenares/serveerster in een koffiebar, tijdelijk werkloos en eeuwig student. Ze waren de vriendelijkheid en gastvrijheid zelve en oprecht blij om Morgan terug te zien. We zijn een week in Santa Fe gebleven. De zon scheen elke dag, maar het was nooit heet. De lucht was helder en wijdopen en in de bergen was voor iedereen ruimte.