Hollands Maandblad. Jaargang 1994 (554-565)
(1994)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[560/561]Enfant terrible: A.J.P. Taylor
| |
An uninteresting lifeHet leven van A.J.P. Taylor is niet bijzonder interessant of afwisselend geweest en het behoeft ons dan ook niet te verbazen dat hij zijn autobiografie de titel An uninteresting life wilde geven. Het is eerder verbazingwekkend dat hij zo'n boek wilde schrijven. Evenmin behoeft het ons te verbazen dat zijn uitgever niet veel voor die titel voelde. Het boek verscheen dan ook onder de titel A personal history. Dat was in 1983. We vinden in dit boek uiteraard veel informatie over zijn leven en werk. Maar het is, zoals alle autobiografieën, een boek waarmee men kritisch moet omgaan, omdat de voorstelling die de schrijver van bepaalde gebeurtenissen geeft niet altijd klopt met de werkelijke gang van zaken. Twee recente publikaties over Taylor tonen dit aan en maken het mogelijk een beter beeld van zijn leven en loopbaan te krijgen.Ga naar eind2. Alan John Percivale Taylor werd op 25 maart 1906 geboren als zoon van een tamelijk welgestelde katoenhandelaar uit Manchester. Die rijkdom was echter pas van recente datum, en de familie voelde zich dan ook niet verbonden met het Engelse establishment - een term overigens die door Taylor in het Engelse spraakgebruik zou worden geïntroduceerdGa naar eind3. - maar eerder met haar proletarische voorouders. Grootvader Taylor was begonnen als wever. De Taylors behoorden niet tot de Engelse staatskerk. Het waren dissenters, om precies te zijn Quakers. Ook dat verklaart wellicht voor een deel de neiging van de Taylors om de radicale kant te kiezen. Vader Taylor was een zachtmoedig man, moeder Taylor daarentegen een pittige tante. Alan Taylor was het enige kind uit deze echt, een intelligent en vroegrijp kind dat al op zijn vierde John Bunyans Pilgrim's progress las. De ouders waren oorspronkelijk van plan geweest hun zoon naar Rugby, de beroemde public school, te sturen maar inmiddels was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en Rugby had een Officers Training Corps. Daar wilde moeder Taylor als pacifistische Quaker, | |
[pagina 4]
| |
wier broer bovendien als dienstweigeraar in de gevangenis zat, niets mee te maken hebben. Alan werd dus naar een Quaker-school gestuurd, overigens natuurlijk wel een boarding school. Zo verliet het enige kind op elfjarige leeftijd het ouderlijk huis. Alan Taylor was op de middelbare school niet erg gelukkig, maar dat was nu eenmaal niemand op een Engelse boarding school. Zijn oom, de dienstweigeraar, zei na afloop dat Alan het beroerder had gehad op school dan hijzelf in de gevangenis. Na de middelbare school kwam de universiteit, Oxford in dit geval. In 1924 werd Taylor aangenomen door Oriel College. Hij studeerde daar geschiedenis. In deze tijd ook bekeerde hij zich tot het marxisme en werd lid van de communistische partij. Hij volgde daarmee het voorbeeld van zijn ouders die zich in de oorlog tot het socialisme hadden bekeerd en, misschien als tegenprestatie daarvoor, hun radicale zoon een Rover sportwagen cadeau hadden gedaan, een in die tijd zelfs voor Oxford ongekende luxe. Moeder Taylor had zich overigens niet alleen bekeerd tot de socialistische beginselen maar ook tot een communistische minnaar met een indrukwekkende baard. Deze man, Henry Sara, die zij haar leven lang zou beminnen, en haar zoon Alan vergezelden haar op enkele reizen, onder andere naar de Sovjetunie. Deze laatste reis had grote gevolgen. Alan zag er het gemummificeerde lijk van Lenin en vond hem ‘Very attractive with his reddish beard and quizzical smile’. Daar bleef het niet bij, getuige de volgende zin: ‘I decided then that he was a really good man, an opinion I have not changed.’Ga naar eind4. Deze opinie moge hij trouw zijn gebleven, de communistische partij bleef hij niet trouw, want toen hij Oxford verliet, gaf hij ook zijn partijlidmaatschap op. Wel bleef hij zichzelf nog enige tijd als marxist beschouwen. In de zomer van 1927 studeerde hij af en besloot na enige aarzeling historicus te worden. Hij ging naar Wenen om daar onderzoek te doen, in eerste instantie naar de Engels-Oostenrijkse betrekkingen tussen 1848 en 1866. Later werd dit onderzoek beperkt tot de Engelse diplomatie inzake de Italiaanse crisis van 1848-1849. Deze studie resulteerde in 1934 in zijn eerste boek: The Italian problem in European diplomacy, 1847-1849. Inmiddels was in 1930 in Manchester zijn universitaire loopbaan begonnen. Kort nadat hij daar als assistant lecturer was aangesteld, werd aan deze universiteit nog een andere historicus benoemd, een die veel ouder en beroemder was, Lewis Namier. Deze Pools-Russisch-joodse historicus was een van de grote vernieuwers van de politieke geschiedschrijving. Uitgangspunt van zijn historische analyse was dat de politiek niet bepaald wordt door ideeën, maar door mensen en hun belangen. Namier wijdde zich daarom aan de bestudering van politieke netwerken en fracties en kwam op basis hiervan tot een nieuwe interpretatie van de Engelse politiek in de achttiende eeuw. Zijn manier van werken zou school maken en als de ‘Namier-methode’ bekend worden. Namier was bijna twintig jaar ouder dan Taylor en zijn ideeën maakten op deze veel indruk. Geen wonder dat het marxisme uit Taylors denken verdween, zij het niet zijn sympathie voor het communisme, de revolutie en de Sovjetunie. Dit blijkt duidelijk uit een lange brief die hij in 1933 aan zijn vriend Malcolm Muggeridge schreef met het oogmerk ‘to put you right about Russia’. Het is de moeite waard enkele van de wijze lessen van Taylor te citeren: ‘In Russia no one can live by owning - that is absolutely true, undeniable: no landlords, no capitalists and that alone is to my mind worth unending sacrifices: it is the vital and essential thing you ignore and which apparently means nothing to you. In Russia things (however wastefully) are produced for use and not (however efficiently) for profit: that's why Russia shall go up and we shall go down... Then the Russian worker has a control over his work - through the factory-committees - which no worker ever had before: he can criticise, he can control the management: what he says, goes. Zo ging het nog enige tijd door. De brief eindigde echter met een meer praktisch punt. Muggeridge had van Taylor geld geleend en hem gevraagd naar de wijze van afbetaling. De enthousiaste Sovjetvriend stelde hem gerust met de aansporing ‘not to bother about the money - as long as you pay me interest once a year’.Ga naar eind5. Taylor was inmiddels getrouwd met Margaret Adams. Ook zij stamde uit een tamelijk welgestelde familie. Hiermee begon een lang leven van huwelijksproblemen. Zijn | |
[pagina 5]
| |
vrouw had een even eigenaardige hartstocht voor bevlogen personen als zijn moeder - een overeenkomst die hem zelf ook opviel - zij het van een wat andere aard. Zo werd zij eerst wanhopig verliefd op een van zijn studenten en daarna op de drank- en dus geldzuchtige dichter Dylan Thomas, die vrijwel haar hele vermogen erdoor wist te jagen. Ten slotte werd dit Taylor te gek. Hij vroeg en kreeg echtscheiding. Daarna hertrouwde hij met Eve Crosland, een zuster van de latere Labour minister van Buitenlandse Zaken, Tony Crosland. Zij kregen twee kinderen, maar ook dit huwelijk liep mis, want Taylor kon niet zonder zijn eerste vrouw en de kinderen uit zijn eerste huwelijk. Ten slotte leefde hij door de week meestal in zijn kamers in Oxford en in de weekends met een van zijn gezinnen. Op latere leeftijd trouwde hij nog een keer, ditmaal met een zeventien jaar jongere Hongaarse historica, Eva Haraszti. Ook dat huwelijk liep slecht. Die kamers in Oxford lagen in Magdalen College waar Taylor in 1938 tot fellow was benoemd. Hoewel hij later zou schrijven dat er niets boven Manchester ging en hij daar zijn mooiste jaren had doorgebracht, ging er in werkelijkheid ook voor hem niets boven Oxford. Eind 1930 in Manchester gearriveerd, solliciteerde hij al in 1931 naar een post in Oxford, maar tevergeefs. Hij zou het daarna nog een paar keer proberen. Dit stelt de uitspraak in zijn autobiografie dat hij slechts ‘casually and reluctantly’ naar Oxford terugkeerde in een wat eigenaardig licht.Ga naar eind6. Toen hij in 1938 ten slotte wel een kans kreeg in Oxford, nam hij die aan en verliet Manchester. Het jaar daarop begon de Tweede Wereldoorlog. Taylor was inmiddels drieëndertig jaar oud en niet erg begerig naar een militaire loopbaan. Hij was daarom blij dat de universiteit hem onmisbaar wist te verklaren en op die manier uit dienst te houden. Hij sloot zich wel enige tijd aan bij de Home Guards, tegenwoordig beter bekend als Dad's Army. Voorts deed hij opvoedings- en voorlichtingswerk voor de strijdkrachten, hetgeen hem onbeperkte hoeveelheden benzine voor zijn auto opleverde. Na de oorlog steeg zijn ster snel. Hij werd bekend door optredens voor de radio - en later voor de televisie - en schreef zowel voor de serieuze pers als voor de minder serieuze bladen van Beaverbrook. Over deze laatste schreef hij eerst met karakteristieke bravoure: ‘Though Lord Beaverbrook has often made news, it has not been news of any significance.’Ga naar eind7. Later echter raakte hij zeer met hem bevriend. Beaverbrook, die erg rijk was, overlaadde hem met geschenken en invitaties. ‘I loved him more than any human being I have ever met,’ schreef Taylor na zijn dood over hem, wat voor een man die drie keer getrouwd is geweest een enigszins verrassende uitspraak is.Ga naar eind8. De universitaire instanties waren van al die roem- en geldzucht niet zo gecharmeerd en de regering hield niet erg van zijn politieke ideeën en stellingnames. Carrière maakte hij dan ook niet. In 1957 verloor hij de strijd om de Regius Chair of Modern History in Oxford waar hij recht op meende te hebben. Wel werd hij gekozen tot lid van de British Academy, een lidmaatschap dat hij later weer opgaf naar aanleiding van de affaire Blunt en nog later weer probeerde terug te krijgen. In 1976 ging hij met pensioen. Zijn college benoemde hem tot honorary fellow. Korte tijd later bleek dat hij aan de ziekte van Parkinson leed. Dat werd geleidelijk erger. In 1990 overleed hij, vierentachtig jaar oud. | |
[pagina 6]
| |
Een omvangrijk oeuvreHet leven van A.J.P. Taylor is niet bijzonder belangwekkend geweest. Twee echtscheidingen en drie slechte huwelijken vormen in zekere zin een indrukwekkende score voor een Engelsman van zijn generatie, maar erg verwonderlijk is dit niet, gezien de eigenaardige wijze waarop hij een naïef-theoretische ‘alles-moet-kunnen-vrijheid-blijheid’-filosofie combineerde met een diep geworteld egotistisch ‘als-ik-maar-rust-heb’-streven. Op andere gebieden heeft hij niet veel bijzonders meegemaakt. Hij bezocht de meeste Europese landen en begaf zich zelfs eenmaal naar Canada, maar nooit naar het door hem verfoeide Amerika. Hij was een echte ‘little Englander’ wiens horizon in feite beperkt bleef tot Londen en Oxford. Avonturen of heldendaden vallen niet te memoreren. Hij was te jong voor de Eerste Wereldoorlog en voelde zich te oud voor de Tweede, om het vriendelijk te zeggen. Interessant is echter wel de wijze waarop Taylor heeft deelgenomen aan de sociale en politieke debatten van zijn tijd. Hij schreef in kranten en tijdschriften, sprak voor radio en televisie en nam deel aan verschillende campagnes. Begonnen als marxist en communist heeft hij die ideologie al vrij gauw prijsgegeven ‘(...) I, too, have tried to be a Marxist but common sense kept breaking in,’ schreef hij hierover in een autobiografisch artikel.Ga naar eind9. Maar hij is het hart altijd links blijven dragen en de Sovjetunie altijd goed gezind gebleven. Hij geloofde in Engels-Russische vriendschap en verafschuwde de Koude Oorlog, ‘which has devastated my life’, zoals hij in zijn autobiografie schreef, een uitspraak die als een wel zeer krasse uiting van egotisme mag worden beschouwd.Ga naar eind10. Echte politieke activiteiten heeft hij nauwelijks ontwikkeld. Hij nam aan het begin van zijn leven deel aan de Grote Staking van 1926 - aan de zijde van de stakers natuurlijk en niet, zoals de meeste Oxfordstudenten, van de ondernemers - en aan het eind van zijn leven aan de Campaign for Nuclear Disarmament. Hij voerde voorts campagne voor commerciële televisie en was een voorstander van hard autorijden. Daar bleef het bij. Zijn intellectuele bijdrage was echter veel groter. Hij heeft voor tal van fora en publieken zijn standpunten uitgesproken en verdedigd. Hij was al op jeugdige leeftijd bekend vanwege de radicale posities die hij innam. In de praktijk werd de soep overigens vaak wat minder heet gegeten. De president van een college in Oxford waar hij eens solliciteerde, zei tegen Taylor dat hij had begrepen dat hij ‘strong political views’ had. Waarop Taylor geantwoord zou hebben: ‘O no, President, extreme views, weakly held.’Ga naar eind11. Daar kwam het in de praktijk inderdaad wel op neer, al zou men ook kunnen spreken van ‘extreme views even more extremely formulated’. Het is immers niet moeilijk een lijst aan te leggen van de vele absurde stellingen die Taylor heeft verdedigd, en dat steeds opnieuw met evenveel flair en verve. Zo voorzag hij na de Tweede Wereldoorlog dat Amerika spoedig ten onder zou gaan in een economische catastrofe, terwijl het Sovjetsysteem steeds succesvoller zou gaan werken.Ga naar eind12. Hij noemde Oswald Mosley, de Engelse fascistenleider, ‘a superb political thinker, the best of our age’.Ga naar eind13. Tijdens de oorlog schreef hij: ‘For any civilised man the perpetual prayer should be that Russia may establish a predomination over Europe and maintain it.’Ga naar eind14. Ook na de oorlog is hij deze opvatting trouw gebleven, zoals blijkt uit de volgende passage uit zijn autobiografie over zijn naoorlogse ideeën: ‘(...) I believed that East European states, even when under Soviet control, would be preferable to what they had been between the wars’. En hij vond later dat bewezen was dat hij hierin gelijk had gehad.Ga naar eind15. Aanvankelijk had hij ook een groot geloof in Engeland, getuige de volgende uitspraak: ‘The Peoples of Europe can enjoy freedom under the joint protection of England and Russia.’Ga naar eind16. Dit geloof in Engeland zou later verdwijnen, maar dat in Rusland niet. In 1973, toen Engeland leed onder de mijnwerkersstaking en er economisch beroerd voorstond, schreef hij aan zijn Hongaarse vriendin Eva Haraszti dat Engeland weldra zou instorten. Zij daarentegen was ‘lucky to be living in a Communist country and safe from such things’.Ga naar eind17. Sommige van deze uitspraken zijn natuurlijk niet meer dan boutades. Ze zijn bedoeld pour épater le bourgeois en voor een deel om eigen brille en geest te demonstreren. Deze trekken, gecombineerd met een grote liefde voor de paradox en een sterke neiging tot moralisme, vinden we ook in zijn historisch werk terug. Hier worden ze echter getemperd door professionele bekwaamheid en respect voor academische standaarden. Taylors historische werk is op zijn hoogtepunten een vreugde om te lezen. De ene verrassende visie volgt moeiteloos op het andere originele gezichtspunt in een naar het lijkt spontane, onstuitbare stroom van creativiteit. De pakkende formuleringen liggen zomaar voor het oprapen. Sommige zijn terecht klassiek geworden. Het al geciteerde: | |
[pagina 7]
| |
‘There was nothing wrong with Hitler except that he was a German’ is er zo een. Of, uit een ander boek: ‘German history reached its turning point - and failed to turn.’Ga naar eind18. Of: ‘the Cabinet was resolute for inaction’.Ga naar eind19. Zo is er veel meer moois. Stijl en leesbaarheid zijn echter slechts noodzakelijke en geen voldoende voorwaarden voor goed historisch werk. Daarvoor is ook inhoud nodig. In het betere werk van Taylor is die inhoud in ruime mate aanwezig. Hij bezat een zeer grondige kennis van de politieke en diplomatieke geschiedenis van de grote Europese landen sinds het Wener Congres. Van die landen was hij het best bekend met Duitsland, Oostenrijk en, natuurlijk, Engeland. Hij beheerste de belangrijkste Europese talen en was vertrouwd met de historische bronnen. In zijn jeugd had hij archiefwerk gedaan. Later baseerde hij zich vooral op de grote bronnenpublikaties, zoals die over de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Hij werkte hard, stond immer vroeg op en leefde sober, om niet te zeggen schraperig. Hij ging iedere dag stipt om kwart over tien naar bed, ook als er gasten waren, en sloeg de lunch altijd over. Hij dronk zelf weinig en gaf zijn gasten nog minder te drinken. Hij interesseerde zich eigenlijk voor niet veel anders dan voor zijn werk. Hij beschikte over een zeldzaam geheugen en een zeer brede eruditie. Hij schreef gemakkelijk en sprak nog gemakkelijker. Hij hield van geld en zijn boeken verkochten goed. Geen wonder dus dat hij een omvangrijk oeuvre tot stand heeft gebracht. Van dat oeuvre zijn de latere boeken, zoals How wars begin, How wars end en dergelijke, van gering belang. Het zijn gesproken boeken, dat wil zeggen uitgewerkte bandopnamen van lezingen die hij voor de vuist weg gaf voor radio en televisie. Daar was hij goed in en daar was hij trots op. Ook zijn bundels met essays bevatten voornamelijk, overigens vaak hoogst vermakelijk, gelegenheidswerk: recensies, reacties en dergelijke. Zelf was hij zeer tevreden over The trouble makers uit 1957. Dit boek bevat de tekst van de Ford Lectures, de meest prestigieuze serie public lectures die Oxford kent en die Taylor in 1956 gaf. Ze gingen over dissent over foreign policy, dus over de radicale critici van de Britse buitenlandse politiek, van de achttiende eeuw tot heden. Dit was natuurlijk een kolfje naar zijn hand en het hieruit voortgekomen boek was dan ook zijn lievelingsboek. Zijn twee omvangrijkste werken schreef hij voor Oxford University Press. Het eerste is The struggle for mastery in Europe, 1848-1918, dat in 1954 verscheen in de Oxford History of Europe. Het andere grote boek, English History, 1914-1945, dat hij ook voor Oxford U.P. schreef, verscheen in een andere reeks, de Oxford History of England. Dit laatste kwam uit in 1965. De Struggle was een soort summa van zijn kennis van de Europese machtspolitiek in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het getuigt van grote eruditie en vakbekwaamheid en is geschreven vanuit een duidelijke visie. De hoofdidee is die van de dynamiek van het Europese statenstelsel. Dit stelsel wordt beheerst door het streven van de grote mogendheden elkaar en de andere landen te domineren, desnoods door middel van geweld. Vrede kan derhalve alleen maar tot stand komen als gevolg van het machtsevenwicht. Het dominerende thema van de tweede helft van de negentiende eeuw, de tijd waarover het boek gaat, is de opkomst van Duitsland. De struggle for mastery in Europe was daarom in feite de struggle van Duitsland om Europa te beheersen. Na de val van Bismarck in 1890 werd de Duitse expansiezucht steeds sterker. De oorlog van 1914 was hiervan het gevolg. Het boek gaat dus in de kern van de zaak over het ‘Duitse vraagstuk’. Dit was ook het centrale thema geweest van The course of German history, het zeer energieke en krachtig anti-Duitse boek over de Duitse geschiedenis na 1815, dat Taylor in 1945 publiceerde. Dit boek echter vertoont alle kenmerken van de oorlogsjaren waarin het was geschreven. Het onderscheid tussen goede en slechte Duitsers was volgens Taylor irrelevant. Hitler was representatief voor heel Duitsland. Alle Duitsers waren schuldig. Het boek verkocht begrijpelijkerwijs in het begin heel goed, maar raakte even begrijpelijkerwijs daarna weer snel vergeten. Duitsland zou voorlopig een belangrijk thema in Taylors werk blijven. Het werd ook het onderwerp van zijn meest bekende en meest besproken boek, The origins of the Second World War. Dit boek heeft onze visie op het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog ingrijpend gewijzigd of, beter gezegd, het heeft een geloof vervangen door een visie. The origins of the Second World War is in zekere zin een vervolg op The course of German history. Ook in dit boek houdt Taylor zich immers bezig met ‘the German question’. Maar het is een heel ander boek. Geen algemene geschiedenis van Duitsland dit keer, maar een monografie over een concreet historisch probleem: de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog. Het interessante van dit boek is dat Taylor de eerste was die dit probleem aan de orde stelde. Tot dan toe was dit namelijk helemaal | |
[pagina 8]
| |
niet als een probleem gezien. Vandaar dat Taylor zijn eerste hoofdstuk als titel gaf: ‘Forgotten problem’. De aard van dit probleem wordt in de titel van het boek al enigszins aangeduid door het woord ‘origins’. Daar zit immers een verwijzing in naar de immense literatuur die over de ‘origins’ van de Eerste Wereldoorlog was verschenen. Die kwestie had het historische debat in de jaren 1920 en 1930 beheerst. Over ‘The origins of the Second World War’ daarentegen was nooit gedebatteerd. Dat was volgens Taylor een gevolg van wat hij de ‘Neurenberg consensus’ noemde. Historici en politici hadden zich na de oorlog verenigd in de visie die tijdens de processen tegen de Duitse nazileiders in Neurenberg was aanvaard: de Tweede Wereldoorlog was de schuld van Hitler en zijn trawanten. Die oorlog was ontstaan als gevolg van de agressie van het Derde Rijk. Hitler had in Mein Kampf die politiek al uiteengezet. Iedereen die wilde weten, had het daar allemaal kunnen lezen. Maar de democratieën waren verblind geweest en de mensen hadden niet willen weten. Taylors boek was een aanval op deze orthodoxie. De Tweede Wereldoorlog was minstens zozeer de schuld van de fouten van de westelijke politici, zo betoogde hij. Hitlers politiek was wel expansief geweest en hij schuwde oorlog niet; hij sprak inderdaad in Mein Kampf van oorlog, maar de oorlog die hij in 1939 kreeg met het Westen was niet de oorlog die hij eigenlijk zocht, met het Oosten. De Tweede Wereldoorlog was een oorlog die Hitler niet had gewild. De recensenten van de Origins haalden er vooral dit laatste element uit en dat werd al snel versimpeld tot een sensationele boodschap: Hitler had de Tweede Wereldoorlog niet gewild; hij was niet schuldig; Taylor praatte Hitler goed; hij noemde hem ‘een gewone Duitser’; hij sprak de nazi's vrij van schuld aan de oorlog. De verontwaardiging was groot, maar niet helemaal gerechtvaardigd. De kern van de zaak is namelijk dat Taylor Hitler beschrijft als een ‘gewone’ politicus die deed wat alle politici doen, de belangen van hun land, in casu van Duitsland, verdedigen. Hitler was in dit opzicht een gewone politicus. Hitler was ook - en dat is het andere centrale idee van de Origins - een ‘gewone’ Duitser. Hij deed met andere woorden niets anders dan wat de Duitsers vóór hem hadden gedaan en, zoals Taylor placht te zeggen, in de toekomst ongetwijfeld weer zouden doen, namelijk proberen de macht in Europa te verwerven. Hoewel de populaire conclusie dat Taylor het voor Hitler opnam anders zou doen vermoeden, is de Origins dus niet de antithese van The course of German history maar juist de logische uitwerking van dit anti-Duitse boek. Dat blijkt het duidelijkst uit het al genoemde voorwoord bij de tweede druk, waarin Taylor schreef: ‘Hitler was a sounding-board for the German nation. Thousands, many hundred thousand, Germans carried out his evil orders without qualm or question. As supreme ruler of Germany, Hitler bears the greatest responsibility for acts of immeasurable evil: for the destruction of German democracy: for the concentration camps; and, worst of all, for the extermination of peoples during the second World war. He gave orders, which Germans executed, of a wickedness without parallel in civilised history. His foreign policy was a different matter. He aimed to make Germany the dominant power in Europe and maybe, more remotely, in the world. Other Powers have pursued similar aims, and still do. Other Powers treat smaller countries as their satellites. Other Powers seek to defend their vital interests by force of arms. In international affairs there was nothing wrong with Hitler except that he was a German.’Ga naar eind20. Zelden zal een historisch boek zoveel stof hebben doen opwaaien als de Origins. Het werd in vrijwel alle Europese talen vertaald. Taylor, altijd op zoek naar een originele pose, kon natuurlijk niet nalaten te zeggen dat hij zoiets helemaal niet had verwacht en er niets van begreep. Hij had gewoon een historisch boek willen schrijven over een interessant politiek probleem, ‘a straightforward piece of hack diplomatic history’.Ga naar eind21. Verder niets. Het meeste stof is nu wel neergedwarreld. De visie van Taylor is zeker niet in haar algemeenheid aanvaard. Dat een zo volstrekt onderscheid kan worden gemaakt tussen binnen- en buitenlandse politiek wordt door weinigen geloofd, dat Hitler een gewone Duitser was al helemaal niet. Maar onze visie op het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog is door Taylor ingrijpend gewijzigd. De ‘Neurenberg consensus’ is verbroken, de problemen en fouten van de westelijke staatslieden zijn wij beter gaan begrijpen. Niemand denkt meer over het ontstaan van deze oorlog zoals men vóór de Origins placht te doen. Dat is een zeer grote, zo niet de grootste, verdienste die een historisch boek kan hebben. Taylor schreef doorgaans over Europese geschiedenis en over internationale betrekkingen, zelden over binnenlandse politiek. | |
[pagina 9]
| |
Toch werd hem gevraagd het laatste deel van de Oxford History of England te schrijven en hij deed dit met genoegen. In English History, 1914-1945 begaf Taylor zich op een terrein dat hem wetenschappelijk weinig, maar persoonlijk natuurlijk zeer goed vertrouwd was, de geschiedenis van zijn eigen land in zijn eigen tijd. Taylor sprak bewust van ‘English’ en niet van ‘British’, want de geschiedenis van Schotland, Ierland en Wales was voor hem slechts een zijtoneel. In dit boek begeeft hij zich ook op andere paden dan de hem zo vertrouwde van politiek en diplomatie. Het is een sociale geschiedenis van Engeland in de eerste helft van deze eeuw. Max Beloff noemde het ‘Populist history’ en Taylor was daar blij mee, want zo was het ook bedoeld: niet als een geschiedenis van de Engelse staat, maar van het Engelse volk, in een zeer bijzondere tijd, het tijdvak van de twee grote oorlogen. Taylor geeft hierbij aandacht aan alle aspecten van het bestaan, maar vooral aan de twee wereldoorlogen die de geschiedenis van dit land en dit volk zo ingrijpend hebben beïnvloed. Het boek is geschreven vanuit een diepe liefde voor het Engelse volk en vooral voor de gewone Engelsman en eindigt met een soort liefdesverklaring. ‘The British were the only people who went through both world wars from beginning to end. Yet they remained a peaceful and civilised people, tolerant, patient, and generous. Traditional values lost much of their force. Other values took their place. Imperial greatness was on the way out; the welfare state was on the way in. The British empire declined; the condition of the people improved. Few now sang “Land of Hope and Glory”. Few even sang “England Arise”. England had risen all the same.’Ga naar eind22. | |
What was it all about?Wat is de betekenis van dit historische oeuvre dat vele duizenden bladzijden omvat, door zeer velen werd gelezen en sommigen heeft beïnvloed? Dat is niet eenvoudig te zeggen. Taylor was ongetwijfeld een van de bekendste historici van zijn tijd. Zijn werk wordt nog steeds herdrukt en verkocht, althans een deel ervan. De delen uit de beide Oxford history-reeksen worden door iedereen die zich met deze onderwerpen bezighoudt, geraadpleegd. The origins of the Second World War is een boek dat bij alle studenten bekend is. De Taylor-these heeft haar weg gevonden naar Readers en historiografische overzichten. Dat is niet niets. Van de andere kant behoort hij niet tot de historici die tot de klassieken van de twintigste eeuw worden gerekend. De door Kossmann en Renner geredigeerde bundel over Historici van de twintigste eeuw omvat ruim twintig portretten van historici. Onder hen vinden we twee Engelsen: Namier, Taylors leermeester, en de door hem zo verfoeide Toynbee, maar niet Taylor zelf. In een recent overzicht van de Geschiedschrijving in de twintigste eeuw, onder redactie van H. Beliën en G.J. van Setten, komt zijn naam zelfs helemaal niet voor. Er zijn verschillende redenen voor deze desinteresse. Taylor was geen vernieuwer. Evenmin was hij een man voor schoolvorming. Hij was een volstrekte solist en individualist. Theoretische preoccupaties waren hem vreemd, evenals geschiedfilosofische bespiegelingen. ‘I am not a philosophic historian,’ schreef hij eens over zichzelf. ‘I have no system, no moral interpretation, I write to clear my mind, to discover how things happened and how men behaved.’Ga naar eind23. Hij was een groot bewonderaar van Geyl en dat vooral vanwege diens afkeer van de systeembouwer Toynbee. Hij zag niets in moderne stromingen als sociale en economische geschiedenis of in de methodologische vernieuwingen van de Annales-school. Hij heeft over zijn eigen werk eens opgemerkt: ‘All my books are oldfashioned textbooks of political history, enlivened by bright remarks.’Ga naar eind24. Beter kan het niet worden gezegd. Taylor was een historicus van het ouderwetse soort, een die zich vrijwel uitsluitend interesseerde voor de politieke en diplomatieke geschiedenis van Europa in het recente verleden. Hij geloofde in documenten, bronnenkritiek en gezond verstand. Hij had grote bewondering voor intuïtie en voor wat tuinlieden ‘green fingers’ noemen, het talent om als het ware instinctief de goede aanpak te kiezen.Ga naar eind25. Hij was uiterst kritisch en nam niets bij voorbaat voor waar aan. ‘I am nothing if not critical,’ kon hij Jago uit Othello nazeggen. Zijn kracht lag in zijn kritisch vernuft, zijn intuïtie en zijn stijl. Daarin lag voor een deel ook zijn zwakheid. Bij Taylor was het altijd zo dat, als hij de keus had het accuraat maar saai te zeggen of minder accuraat maar leuk, hij voor het laatste koos. Dat is prettig voor de lezer, maar het is niet goed voor een historicus. Wie de werken van Taylor leest en van de boeken die over hem zijn verschenen kennis neemt, wordt getroffen door een zekere tragiek. Die tragiek zit hem in zijn privé-leven, dat niet erg gelukkig was, en eindigde met | |
[pagina 10]
| |
een oude dag die door somberheid werd beheerst. Het zit hem ook in de constatering dat zoveel intellect, zoveel brille, zoveel talent en niet te vergeten zoveel ijver uiteindelijk zo weinig blijvends tot stand hebben gebracht. |
|