De schaatser
Bart Beijer
Om de waarheid te zeggen: ik ben een slecht tongzoener. De vrouw die me zoende zat plotsklaps met haar tong in mijn mond. Ik was eenentwintig en schrok me dood. Het enige dat ik wist te doen, was struikelen over mijn eigen tanden.
Aldoor zoende ze me en ik dacht: ‘Goh, dit heet nu zoenen.’ Ze zei: ‘Ik wil je leren kennen.’ Ze haalde met haar tong vluchtig naar me uit. Dat hoorde erbij, wist ik. Ik kuste haar hals, haar schouders, haar ademhaling werd zwaar en ze moest lachen van genot. Ik rook naar vrouw. Haar geur was een acceptatie.
We lagen op de grond. En al die tijd gleden haar vingertoppen over mijn lichaam, over mijn gezicht, alsof ze mijn gezicht wilde verkennen. Morgen zou ze mijn gezicht kunnen beeldhouwen zonder dat ik in levenden lijve model voor haar zou hoeven te staan, dacht ik. Het was vijf uur in de morgen en in de tuin kraaide een haan. Ik vroeg: ‘Zal ik 'm je als ontbijt brengen?’ Ze lachte en stuurde me naar huis, want ze wilde slapen. Slapen? dacht ik op de fiets, op weg naar huis. De film zat in mijn hoofd en thuisgekomen draaide ik die grijs. Ik dagdroomde, schaatste achtjes, maakte bochten oneindig veel ronder, draaide pirouettes en vergat dat ik er als een spijker in de grond genageld bij had gestaan. Want een held zweeft. Hij schaatst zijn ego glad. Hij schaatst zijn struikelpartijen voorbij. Nergens las ik een onheilspellende voorbode in. Ik spotte met de zwaartekracht en lachte me een ongeluk.
Twee dagen later maakte ze een einde aan de relatie.
Ze zat in de stoel in de hoek van mijn kamer en sprak rustig, zonder franje, alsof het over iets heel anders ging. Een echte reden was er niet, zei ze. Het lag gewoon aan haar. ‘Begrijp je?’ ‘Ja,’ zei ik, ‘ik begrijp het.’ Ik maakte grapjes en door haar vochtige wimpers heen lachte ze. Ik stelde haar voor 's avonds naar de film te gaan, maar 's avonds stond mijn hoofd niet meer naar film. Stuk was ik, het leven een door God groots opgezette show. Ver voor het begin van de jaartelling laat Hij het bliksemen, stormen, schudt Hij bergen uit, gooit Hij een toverbal naar de hemel die soms bloedt, dan weer dichtvriest en te midden van al dat geweld kegelt Hij z'n mensen. Ik huilde. ‘Nederland is een natte jas!’ riep ik in mijn vlucht, weg van haar, en een jaar lang zwierf ik door de straten van Rotterdam. Al die tijd moest ik denken aan haar ogen, als die van een orgasme, en haar manier van roken - als een hertogin. Als een boer met kluiten aan zijn zolen, zo voelde ik me. Ik dronk. Het leek alsof twintig knuisten me stevig omklemden om van m'n zitplaats een roestplek te maken. Ze trokken me uiteen met aan weerszijden gelijke krachten. Wat me meer deed drinken. Als een held in een wastobbe. Het was niet anders.
Maar toch: het tongzoenen had mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik bedacht hoe vreemd het was dat ik nog nooit een naakte vrouw had gezien. Vrouwen in kroegen aan wie ik dit vertelde, reageerden hierop altijd uiterst eigenaardig. Ze staarden me aan met grote, opgezette ogen waar geen peil op viel te trekken. Vervolgens begonnen hun lippen te weken, trokken ze met grote krachtsinspanning hun ogen van me vandaan alsof ze geen weerstand konden bieden aan mijn biechtvieringen, om nog geen tel later uit hun stoel op te veren met de woorden: ‘Sorry, ik moet even plassen.’
Ik besloot hoerenkasten te bezoeken met de vraag wie van de dames bereid was zich door mij te laten natekenen. Hun kleding mochten ze wat mij betrof aanhouden, gericht als ik was op het blootleggen van hun bestaan in portretten die schel van zich deden spreken. Me glashard aankijkend en op de rand van hun bed deden ze hun relaas, onderbouwd met de kilte van schaars ingerichte kamers met kale, vochtige muren, bevlekte ledikanten en een schamel peertje aan het plafond dat het schijnsel van bitterheid in zich droeg. Bianca in Amsterdam verklaarde zich als eerste bereid. Ik betaalde haar, zenuwachtig probeerde ze haar ordeloos en vlassig haar in de spiegel te rangschikken, waarna ze als een aangeschoten dier over het bed kronkelde. Daarmee poseerde ze als verleidster. Vroeger, vertelde ze, was ze mannequin geweest. Ze was een lief mens, maar de vertoning was bedroevend. Was ik eerlijk geweest, ik had mijn tra-