Hollands Maandblad. Jaargang 1994 (554-565)(1994)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Herman Breemen De hel Hij zei, net uit de hel terug: er was geen vuur, geen rook. Er waren geen onaangename mensen, er viel geen onvertogen woord. Er heerste geen duisternis, het was er niet koud en ook niet te heet of te licht. Er groeiden gewoon bomen en planten en gras op de weiden, met koeien en schapen. En de beekjes kabbelden als in een ouderwets gedicht, compleet met vissen, kikkers en insekten. Alleraardigste dorpjes had je daar, met marktpleinen vol verse gewassen en kleurige stoffen, en schaduw- terrassen met prettige stoelen, uitstekende koffie met slagroomgebak, geserveerd door schatten van jongens en meisjes die dwars door je heen liepen omdat ze je niet zagen zitten of staan. [pagina 32] [p. 32] De moeder Pas in haar doodskist kwam zij weer opnieuw voor mij tot leven, als weer de moeder waar het schoolkind trots op was: die wijde rok met donkere bloemen, dat beige bloesje zonder mouwen en die sandalen die ze zelf had witgelakt. Mijn moeder dus, die knipoogt en die lacht wanneer ik op het schoolplein sta tussen de volkse jongens van mijn klas en ik mij schaam. Zij steekt haar doodsangst naar mij uit als ik niet ben die ik voor haar moet zijn, die straf verdient en levenslang zal hopen dat dit nooit gebeuren zou. Nu is zij zo ontroostbaar moe als dode vrouw van vijfenzeventig, met oorknopjes van Moederdag en pareltjes van Sinterklaas. Zij is mijn moeder en zij ligt erbij als een vorstin, zó opgelucht dat het niet langer hoeft en dat het nog een hele tijd zal duren voordat het weer opnieuw begint. Vorige Volgende