Op zijn terras van graniet
Uit: Logboek in de bergen
paradoxale is dan dat het historische zien eenheid en verschil, continuïteit en discontinuïteit, structuur en proces steeds verder uit elkaar drijft. Naarmate de spanning tussen deze polen toeneemt, wint het historische inzicht aan kracht, diepte en originaliteit. Geschiedschrijving is het in tweede instantie overbruggen van een kloof die men in eerste instantie zo wijd mogelijk heeft gemaakt. Frank Ankersmit heeft aan dit verschijnsel prachtige pagina's gewijd.
Van dit alles is het werk van Oerlemans de even elegante als trefzekere illustratie, door de thematiek maar vooral door de formele eenheid ervan. Bestendigheid is misschien wel het belangrijkste thema en kenmerk van het werk van Oerlemans, het klassieke ervan naar vorm en inhoud. Als historicus heeft hij altijd de cultuurgeschiedenis beoefend, een in de periode dat hij zijn proefschrift schreef als verouderd en verkeerd gebrandmerkt genre. Dat onmodieuze kenmerkt ook de poëzie van Oerlemans. De hybris van de godgelijke poëet is er vreemd aan, sofrosyne, een zich beperkende wijsheid, bepaalt de toon. Deze poëzie prefereert helderheid tegenover duisternis, eenvoud tegenover prachtlievendheid, geest tegenover gewaarwording. Zij is typisch klassiek.
Opvallend is hoezeer Oerlemans zijn helderheid in geschiedschrijving en poëzie met een gelijksoortig middel weet te bereiken. Ik noem dat middel voor het gemak het principe van de gelijktijdigheid. Gelijktijdigheid in de poëzie is bijvoorbeeld het gebruik van synesthesie. Bij Oerlemans kunnen herinneringen zichtbaar zijn op met bramen versperde paden, de tijd kan hoorbaar worden in wat hij noemde ‘een dunne tegenzang tegen het leven’. Het einde dat een begin is, ‘iets parelgrijs dat sijpelde uit de nacht’, de dialectiek van dood en leven, iets wat ontstaat uit maanlicht of uit nevel, is constitutief voor deze poëzie, die de gestolde nuance lijkt.
In het cultuurhistorisch werk wordt de gelijktijdigheid waargenomen door het specifiek classicistische middel van de figurae - ik ontleen de term aan Auerbach - het gebruik maken van personen die een duidelijke graad van representativiteit bezitten. In Oerlemans’ boek over de weerstanden tegen de industriële maatschappij vertegenwoordigt Maurice Barrès het nationalisme, Huysmans staat voor de katholieke reactie en Strindberg representeert het socialisme. Als hij in een recenter boek het probleem van de sociale ongelijkheid en sociale mobiliteit in de 18de eeuw cultuurhistorisch doorlicht, hanteert hij Jean Jacques Rousseau als prisma.
In zowel de geschiedschrijving als de poëzie speelt het bestendige een grote maar altijd genuanceerde rol. Oerlemans is de dichter van de trage beweging, van het bijna niet veranderen, van het bewegen van de bergen, van dat wat even hoorbaar is of licht schuurt. Het er bijna niet zijn, het slijten en dunner worden, leger en brozer, later en ouder geeft zijn poëzie die onvervreembare klank van eeuwigheid.
Dat is ook altijd de inzet van de cultuurgeschiedenis geweest. Oerlemans heeft zelf, in zijn oratie, geconstateerd hoe de wederopleving van de cultuurgeschiedenis gekoppeld werd aan de ‘versterkte hang naar het durende/blijvende als tegengif tegen het ephemere dat ons dagelijks leven schijnt te bepalen’. Ook bij Huizinga wist hij een cultuurbegrip dat overwegend bepaald werd door voorstellingen van continuïteit.
Het is opvallend dat hij zijn eigen onderzoek juist richt op wat hij de ‘contratraditie’ noemt. In dit opzicht is zijn werk te vergelijken met dat van Isaiah Berlin, een representant van de Verlichting die vooral de counter-enlightenment heeft bestudeerd. Het liberalisme, individualisme en egalitarisme, de op discontinuïteit gerichte tendensen van de Westeuropese cultuur maken onderdeel uit van zijn onderzoek, geven er de complexiteit aan die de geschiedenis zo'n interessante vorm van intellectuele occupatie maakt.
Dezelfde nuance, hetzelfde evenwicht valt in de poëzie waar te nemen. Continuïteit en contiguïteit, leven en nabijheid lijken in de poëzie van Oerlemans bijeen te horen. Het aftasten van die nabijheid met de precisie van een afgevaste valk is wat deze poëzie zo adembenemend maakt. De kleinste afstand kan de grootste verwijdering betekenen. Licht dient getemperd, kijken mag onder voorbehoud. Aanraken kan stukmaken,