Slagter vroeg of Erik doordrongen was van zijn verantwoordelijkheid. Nu ook de Optiebeurs op schermhandel wilde overschakelen, mocht er geen enkel gevaar bestaan voor ongelukken. Soms, zei Slagter, kreeg hij weleens de indruk dat Erik Wapenaar wat lichtzinnig handelde. Begrijpelijk, elke ondernemer neemt immers risico's, maar in dit geval was dat toch onaanvaardbaar.
Onaanvaardbaar, wist Erik, dat woord heb ik meer gehoord.
Erik Wapenaar moest zich er bewust van zijn dat het mislukken van het project ook onaangename consequenties kon hebben voor het moederconcern. Was het misschien niet beter om de schermhandel tot nader order uit te stellen?
‘Nee,’ zei Erik, ‘ik heb beloofd dat ons project vrijdag klaar zou zijn. En bovendien, 13 augustus krijgen we van ons computerprogramma de nieuwste versie.’
In dat geval, verklaarde Slagter, was er uiteraard niets aan de hand. Hij glimlachte. Gelukkig maar, want als er nu iets misliep zou dat voor Eriks eigen loopbaan vervelende gevolgen hebben.
‘Zeer onaangenaam,’ zei hij, ‘zéér onaangenaam.’
De volgende morgen zat Erik Wapenaar al om kwart voor acht achter zijn bureau. Normaal was hij niet zo vroeg, maar vannacht had hij slecht geslapen. Wel, dat kwam vaker voor. Erik sliep slecht, en sinds zijn vriendin hem in krachtige bewoordingen te verstaan had gegeven dat hij haar 's nachts met rust moest laten, wijdde hij zijn nachten aan het bedenken van marketingplannen. Vannacht was hij zelfs daar niet aan toe gekomen.
Erik liet zijn blik door zijn werkkamer dwalen. Voor het eerst viel hem de enorme rotzooi op. Overal lagen stapels papieren. Aan de muur hing een kalender van vorig jaar. Ik moet alles opruimen, dacht hij. Zijn ogen bleven rusten op het portret van Veerman. Erik meende te zien dat hij grijnsde. Hij begon die ouwe gluiper werkelijk te missen. Met Veerman was het ook niet makkelijk geweest, maar Erik had toch altijd gedacht dat Veerman en hij elkaar begrepen. Bovendien was Veerman een Bourgondiër; één fles champagne en alles zat weer goed.
Slagter, dacht Erik, lijkt wel vriendelijk, maar dat is schijn. Hij is beleefd. Voor de rest kan het hem geen donder schelen. Als het hem van pas komt, zal hij mij direct ontslaan. En zonder toestanden. Geen ruzies, geen geschreeuw. Alles netjes, sans rancune. Erik herinnerde zich hoe hij Slagter over straat had zien lopen. Een reus van een man, twee meter lang, met om zich heen een cocon van stilte. Hij schreed over het Rokin. Zo hadden de Grieken zich vroeger hun goden voorgesteld. Op het eerste gezicht leken het net mensen, maar door kleine trekjes werd hun bovennatuurlijke herkomst toch verraden. Neem bijvoorbeeld hun hoofd. Dat bleef altijd op dezelfde hoogte. Wat de benen ook deden, het hoofd zweefde in een volmaakt horizontale baan. Slagter, wist Erik, is volstrekt alleen. Waarschijnlijk van huis weggelopen of zoiets. Mijn god, ik begrijp die man. Maar waarom is er niemand die mij begrijpt?
Erik dacht aan zijn huis. Hij had alles laten verbouwen. Nu lag overal marmer. De woonkamer leek op een balzaal. Iedereen moet zien dat ik geslaagd ben, dacht Erik. Alle deurklinken zijn bij mij thuis van koper. Natuurlijk was dat onverstandig. Maar ik wilde dat mijn vader mijn succes zou zien. Kinderachtig, ik weet het. Heer ontferm u over mij. Heer heb erbarmen.
De vorige avond had Erik nog snel een brief aan alle Zetelhouders geschreven. Aanstaande vrijdag ging de schermhandel officieel van start, er was een staatssecretaris uitgenodigd en bij de receptie was iedereen welkom. De voorzieningen voor de handel in combinaties zouden aanstaande vrijdag nog niet zijn voltooid, maar Erik was bijzonder gelukkig zijn Zetelhouders nu reeds te kunnen beloven dat dit medio augustus voor elkaar zou zijn. Tien over negen draaide Erik het nummer van Joseph Hoeks.
‘Jos, met mij. Ja, Erik. Allemachtig wat een brief heb jij geschreven! Mijn complimenten. Maar het is je gelukt, er komt een voorziening speciaal voor combinatieorders. Nee, dat had je niet gedacht. 13 augustus is het klaar.’
Jos toonde zich onverwacht sportief. Als Erik die verbeteringen op tijd af kon krijgen, bestond er uiteraard geen enkel probleem. In dat geval zou Jos zijn koffers vast gaan pakken. Hij wenste Erik het allerbeste.
Misschien is hij mijn doodsvijand, dacht Erik toen hij de hoorn weer op de haak legde, maar hij heeft tenminste stijl.
Om kwart over tien ontving Erik Wapenaar op zijn kamer het hoofd automatisering. Ja, deze begreep heel goed in welk een netelige positie Erik zich bevond en hij zou hem graag van dienst zijn. Maar voor 13 augustus? Meneer Wapenaar, het is een heel complex probleem. Al die koppelingen, om nog maar te zwijgen over het doorkruisen van de systematiek van de programmacode. Dat zou nog maanden duren. Nee, het speet hem bijzonder, er was geen denken aan. Nee, hij kon Erik niet helpen. Werkelijk niet.