3
Van het ‘wat’ naar het ‘waarom’. Bij al deze zaken gaat het om mensen die blijkbaar op een of andere manier worden geacht verheven te zijn boven andere mensen. Ze zijn niet alleen anders dan anderen maar in een bepaald opzicht beter, meer.
Iemand die macht uitoefent moet worden gehoorzaamd en ontmoet daarbij doorgaans, als het geen heimelijke haat is of al dan niet verhulde wrok, gevoelens van groot ontzag. (De complexiteiten van de menselijke geest staan ervoor garant dat het ene type sentiment - zelfs binnen één persoon - het andere bepaald niet uitsluit.)
Bij status en prestige ligt het iets eenvoudiger. Iemand met hoge status krijgt gevoelens van respect en eerbied in de schoot geworpen. Aan prestige gaan gevoelens van bewondering zonder meer gepaard. (Tegenvoeters, afgunst op de status en jaloezie op iemand met prestige, liggen ook hier voortdurend op de loer, maar zijn niet zoals bij grote machtsverschillen maatschappelijk als het ware ingebouwd.)
Bij macht, status en prestige is de meerwaarde ten opzichte van andere mensen gemakkelijk te begrijpen: zij lijkt gezien de sociale gegevenheden ‘terecht’ of althans ‘passend’ te noemen, of gezien de persoonsgegevens ‘verdiend’. Of juist het omgekeerde desnoods, ‘onterecht’ of ‘onverdiend’. Maar met gezag is er iets merkwaardigs aan de hand.
Legitimeringstermen als terecht, of passend, of verdiend, of hun verwerping, doen hier nauwelijks ter zake, zo op het oog.
Een uitstraling van gezag lijkt er zomaar te zijn, aan de persoon inherent. Iemand die gezag uitstraalt, heeft de meerwaarde blijkbaar vanzelf.
Een imposante aanwezigheid of zo? Een ‘natuurlijk’ overwicht?
Uiteraard bestaat zo'n uitstraling nooit voor iedereen - mensen zijn verschillend: sommigen zijn niet gevoelig voor dit soort dingen, anderen zetten zich af. Maar zodra iemand er maar een beetje gevoelig voor is en ervoor open staat, valt het verschijnsel waar te nemen.
Culturen van de Stille Zuidzee hebben een speciaal woord, ‘mana’, dat aandacht vraagt voor de bijzondere psychische kracht die een mens kan hebben (parallel aan en in tegenstelling tot lichamelijke kracht). Er kunnen allerlei bovennatuurlijke vermogens aan worden verbonden (in de cultuur van het ene eiland meer dan op het andere), maar het komt neer op wat wij kennen als een uitstraling van gezag.
Iemand met ‘mana’ zal zelden om die reden institutionele macht verwerven, maar is altijd een persoon van grote invloed, van ‘gezag’, iemand naar wie ‘geluisterd’ wordt, en bovendien met eerbied.
(‘Mana’ is typisch zo'n kernwoord uit een andere cultuur waar onze woordenboeken met meerdere benaderingsbetekenissen omheen moeten draaien: gezag, macht, psychische kracht, prestige zijn woorden die we te-