Ceci n'est pas une pipe
Joris Denoo
Op een avond in april kwam Woestewolf na lange omzwervingen in Australië en Canada terug. Het was hem niet voor de wind gegaan. Hij had dezelfde berlijns-blauwe alpinomuts op als toen hij in 1953, vlak voor de watersnood in de Lage Landen, moederziel alleen vertrok. Anno 1990 was hij nog altijd geheel alleen, in het Europa van de ontmantelde kruisraketten, de grijs geworden Halbstarken en de jonge koele kikkers. Hij mompelde dat het hard labeur was geweest. Slechts af en toe hadden ze tijd gehad om te dansen, al die jaren lang, en dan nog mannen ondereen.
Uit puur humanitaire redenen had Woestewolf zo lang geleden België verlaten. Het kwam telkens terug over zijn lippen, als een kapotte grammofoonplaat: ‘Ten eerste mogen ze de vinken niet in kooien opsluiten. Ze zullen zwaar gestraft worden. Die beesten moeten vrij. Ten tweede moeten ze g.v.d. alle protestanten verbranden. Zolang ze dát niet doen, zal het koninkrijk blijven sukkelen.’ En hij hield een sigaret zonder rookontwikkeling tussen zijn purperen lippen geklemd en keek vanonder zijn wenkbrauwen als hangende tuinen grommend naar de meisjes die fietsend van school kwamen. De sigaret werd nat. Het regende, zoals het in 1953 óók geregend had. Het waren meisjes die lang ná 1953 geboren waren. Al die jaren had Woestewolf in het verre Canada zelf zijn vuile was gedaan. Hij zei dan niks meer en keek maar, keek maar naar zo veel fietsend meisjesvlees.
De Plaatselijke Openbare Bibliotheek Stijn Streuvels kreeg ook bezoek van Woestewolf. Hij had een lege plastic zak bij zich (er stond reclame op voor Koloniale Waren, ze keken hun ógen uit daar) en vertrok met vier boeken: over populaire geneeskunst, over kruiden, over naalddoktoren en over piramiden. ‘Godver,’ zei bibliothecaris Maarten, die anders nooit vloekte, ‘godver, wat krijgen we nu? Een boekenkrijg? Zeg Jan, heb jij dat óók geroken? Die kerel stonk uren in het rond! Canada, bah! Als die boeken terugkomen, Jan, ga je ze thuis in de droogzwierder doen en nog twee dagen in quarantaine houden.’ ‘Mij best,’ knikte de Bijzonder Tewerkgestelde Jan.
Aan de deur van de Boekerij spitste Woestewolf zijn gewarige oren. Hij kwam van tussen de wolven en hoorde en zag altijd alles. Zijn snuit kon zeventien gevoelens uitdrukken, zijn oren draaiden constant alle kanten uit en zijn staart tastte permanent de vijf windstreken af op zoek naar onraad.
‘Auau!’ riep de bibliothecaris 's avonds geschrokken. Een Vlaamse storm woedde rond het huis. Na het laatste vtm-nieuws op de treurbuis waren ze maar gaan slapen. Hij onderbrak de verplichte streling van de linkerborst van zijn echtgenote en veerde op. ‘Wat heb je, Maarten?’ vroeg ze. ‘Euh... 't is al weer over... niks,’ zei hij, terwijl hij zonder dat ze het merkte zijn lulletje even betastte. ‘Net alsof iemand...’ begon hij. ‘Wat?’ ‘Ach nee, kan niet.’ Hij had daarnet het gevoel gehad dat er een vlammetje aan zijn piemel begon te likken, heel even maar, zoals een sigaret tegen de wind in wordt opgestoken. Die fractie snerpende pijn... ‘Wat een tempeest buiten,’ zei Maartens vrouw. Maarten ging aan het raam staan, gluurde tussen de gebloemde overgordijnen en zag dat het aardedonker was. De straatverlichting was uitgevallen. ‘Gaat de radiowekker nog?’ vroeg hij. ‘Kom er weer in, ik krijg het koud,’ zei ze.
Sinds zijn terugkeer maakte Woestewolf tekeningen. Hij tekende pijpen, alsmaar pijpen. Hij zag het zo: er waren vrouwelijke pijpen (lange, dunne) en er waren mannelijke pijpen (iets dikkere steel, iets korter ook). Zélf rookte Woestewolf uitsluitend sigaretten zonder filter. De pijpen die Woestewolf tekende, hadden alle iets speciaals: de kop waarin de tabak tot asse werd herleid, bestond uit twee holtes. Het waren dus pijpen met twee koppen, zo u wilt. Of met een tweelingkop.
Terwijl de storm de kruinen van de Canadese populieren rond zijn huis uit hun Vlaamse slagorde ranselde, blinddoekte Woestewolf zichzelf. Hij wikkelde een bruine sjaal rond zijn hoofd en snoerde die stevig vast. ‘Old pipers never die,’ grinnikte hij. Vóór hem lag een stuk kringlooppapier. In plaats van op een sigaret zabbelde hij op een potlood. Dan legde hij zijn handen op tafel