Hollands Maandblad. Jaargang 1994 (554-565)
(1994)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||||||
Alles komt terug
| |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
treft, is iedereen kortzichtig. Misschien helpt het als we een vergelijking met iets uit het verleden maken. Reculer pour mieux sauter. Laten we ons tijdsgewricht eens tegen het licht van honderd jaar geleden houden, het fin de siècle. Per slot van rekening leven wij ook in een fin de siècle. Tot de voornaamste kenmerken van het 19de-eeuwse fin de siècle worden gerekendGa naar eind2.:
Als je deze kenmerken zo onder elkaar ziet staan, vraag je je af of we het over de 19de of over de 20ste eeuw hebben.Ga naar eind4. Het lijkt of honderd jaar later eenzelfde levensgevoel de kop opsteekt. Dat is moeilijk verklaarbaar, want de economische, sociale en politieke verhoudingen liggen tegenwoordig toch anders dan toen. Waarom zouden mensen zich op een bepaalde manier gaan gedragen als er een bepaald getal op de kalender verschijnt? Misschien moeten we dit rangschikken onder de - voorlopig - onverklaarbare verschijnselen. Eind vorige eeuw toonde Freud aan dat diep in onze ziel driften leven waarvan de mensen in die tijd zich niet bewust wensten te zijn. In onze tijd hebben we gemerkt dat mensen op grond van etniciteit, een begrip dat we tot voor kort slechts kenden uit woordenboeken en sociologische handboeken, bereid zijn hele volkeren uit te roeien.Ga naar eind5. Wellicht activeert het naderende einde van de eeuw de gevoelens van onbehagen in de cultuur waar Freud al op wees en die versterkt worden door de huidige ecologische crisis en het uiteenvallen van een wereldbeeld waar we gedurende vijfenveertig jaar Koude Oorlog houvast aan hadden. Misschien is onze tijd wel niet zo anders als we graag zouden willen; misschien bevat Nietzsches ‘meest subversieve denkbeeld’Ga naar eind6., zijn opvatting over de eeuwige terugkeer van hetzelfde, wel meer waarheid dan ons lief is. Het lijkt me, wijzend op het huidige doemdenken (Lasch, Bloom, Fukuyama), de voorliefde voor dure kleren en poenige etentjes (The bonfire of the vanities) en de misdaadcijfers, overbodig om de bovengenoemde kenmerken nader toe te lichten. De krant van vandaag volstaat. Alleen de zelfmoordcijfers, die in Amerika sinds het begin van de jaren tachtig gelijk zijn gebleven, hebben nog iets geruststellends. In de literatuur is het niet anders. De recente Amerikaanse roman lijkt wel een mortuarium: American psycho, The secret history, Jazz, The bonfire of the vanities - lijken bij de vleet. Trouwens, wat voor Amerika geldt, geldt ook voor ons, en vice versa. In dergelijke grote lijnen vormt de westerse cultuur een eenheid. Het kost weinig moeite de bovengenoemde kenmerken van het fin de siècle in The secret history op te sporen. Ze liggen er in de meeste gevallen duimendik bovenop. | |||||||||
PessimismeHet boek eindigt in een poel van ellende. De bende van vijf, die twee moorden op zijn geweten heeft, gaat volledig ten onder. Henry pleegt zelfmoord; Charles, die te veel drinkt, raakt aan lager wal en houdt zich aan het slot van het boek in leven met borden wassen; Francis doet een mislukte poging tot zelfmoord en trouwt, hoewel hij homoseksueel is, met een vrouw die hij haat omdat hij de erfenis van zijn grootvader niet mis wil lopen. Twee van de vijf komen er iets minder slecht van af: Camilla blijft zitten met een vermoedelijk levenslange liefde voor de dode Henry, terwijl de verteller, Richard, zijn liefde voor Camilla niet beantwoord ziet en waarschijnlijk nooit meer zijn draai zal kunnen vinden. Kan het somberder? Hoe kan zo'n boek zo'n populariteit genieten? Het verhaal heeft nog een ander, minder in het oog lopend pessimistisch trekje. De groep pleegt twee moorden, maar deze worden niet bestraft. Er wordt door twee detectives van de fbi wel onderzoek gedaan, maar zij slagen er niet in de waarheid te achterhalen. Gerechtigheid ontbreekt. Hierin klinkt een pessimistische echo door van Dostojevski's Misdaad en straf. Raskolnikov, die | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
evenals Henry vindt dat hij boven de wet staat, wordt echter niet alleen door wroeging en boze dromen gekweld maar moet ten slotte ook juridisch, dat wil zeggen ten opzichte van de maatschappij, voor zijn misdaad boeten. De leden van de bende van vijf ontspringen de dans. Wel is er sprake van een zekere ‘poetic justice’, want in psychologische zin moeten ze wel voor hun misdaad boeten. | |||||||||
DecadentieDecadentie, zich uitend in een grote aandacht voor het uiterlijk, speelt in The secret history niet zo'n opvallende rol, althans wanneer je dat vergelijkt met de obsessie voor uiterlijk en vorm in wat wel de bijbel van de decadentie is genoemd, A rebours van Huysmans. Francis kleedt zich op een nogal opvallende en van zijn omgeving afwijkende manier, en ook Henry laat zich daar wat zijn uiterlijk betreft weinig aan gelegen liggen. Op een ander niveau speelt dit echter wel degelijk een belangrijke rol, namelijk in de aandacht van Richard voor Camilla. Richard wijdt lyrische passages aan haar uiterlijk, terwijl haar karakter van ondergeschikt belang lijkt te zijn. Dit verklaart ook de erotische plooibaarheid van Camilla: ze heeft geen karakter. Ze houdt het zowel met haar tweelingbroer, een gevoelig, nogal labiel type, als met Henry, een dominante superintellectueel, terwijl aan het eind gesuggereerd wordt dat ze ook wel met Richard door het leven zou kunnen gaan als Henry er niet was geweest. Richard is een nogal diffuus type van wie het moeilijk te achterhalen is wat hij nou denkt en vindt, ondanks het feit dat hij de verteller van de gebeurtenissen is. Hij is vooral een meeloper, hij wil graag bij het groepje uitverkoren studenten horen, en de doorsneestudent, zoals de vooral in feesten en roddels geïnteresseerde Judy Poovy, mijdt hij liever. Richard is een elitist, maar zonder het talent van Henry om dat ergens op te baseren. Ook dat is een decadent trekje. Niet zonder reden wordt decadentie vaak geassocieerd met rijkdom. Doorgaans kan slechts degene die financieel onafhankelijk is het zich permitteren om zich door middel van een exclusieve smaak tegen zijn omgeving af te zetten. In The secret history zijn vijf van de zes leden van de groep rijk. Alleen Richard studeert van een beurs. Bunny's vader is weliswaar bankier, maar hij schuift niets af en maakt zijn zoon daarmee tot klaploper in hogere kringen. Het is opvallend dat juist hij degene is die het meest ophef maakt over het dragen van kleding die op dat moment ‘in’ is, iets waarmee hij herhaaldelijk Richard pest, die het geld niet heeft om zich op de voorgeschreven manier te kleden maar dat wel graag zou willen. | |||||||||
ZelfmoordHenry pleegt zelfmoord, Francis probeert het, maar vergeefs. Slechts één dode. Dat lijkt weinig. Wanneer we zelfmoord echter ruimer opvatten, zoals Durkheim deed, als een manier van leven die voor de persoon in kwestie tot ziekte of dood moet leiden, dan zien we veel meer personen met suïcidale neigingen. Ook Charles' alcoholisme valt daaronder. De anderen zuipen ook behoorlijk, vooral na Bunny's dood. Dit geldt voor heel het universitaire milieu waarin het verhaal zich afspeelt. Er wordt niet alleen gedronken, een heel scala van drugs wordt er gesnoven, geslikt en gerookt. Behalve alcohol worden in het boek cocaïne gebruikt (heel vaak, soms in combinatie met tequila of whiskey), hasj, marihuana, ecstacy en speed, terwijl er zich in de kelder van het universiteitsgebouw een laboratorium bevindt waar illegaal drugs worden vervaardigd. Een van de ‘minor characters’ in het boek, Cloke Rayburn, houdt zich bezig met dealen. Richard, de verteller, rookte als twaalf-, dertienjarig jongetje al marihuana en gebruikte in zijn schooltijd lsd. Gezond is anders.Ga naar eind7. Richard vertoont een koppige neiging tot zelfvernietiging als hij in de kerstvakantie, wanneer hij van zijn kamer in het studentenhuis af moet, blijft logeren in een kamertje bij een hippie, waar sneeuw door een gat in het dak naar binnen komt en waar hij een longontsteking oploopt die hem fataal zou zijn geworden als Henry hem niet op tijd had gevonden. Het schijnt niet bij Richard op te komen dat zijn leven op het spel staat en dat hij er dus verstandig aan zou doen onderdak bij iemand anders te zoeken, desnoods bij zijn ouders, al heeft hij aan hen nog zo'n hekel. De enige van de hoofdpersonen die van suïcidale tendensen gevrijwaard blijft, is Camilla. | |||||||||
AnomieHet boek is vergeven van misdaden. Twee moorden, zelfmoord, drugsgebruik, het houdt niet op. Tartt heeft vooral de nadruk gelegd op de uiterlijke kant van anomie, tot uiting komend in spectaculaire en sensatio- | |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
nele misdaden. De meer subtiele vorm, het gekweld worden door een onbeperkt aantal verlangens, iets wat Durkheim als een groot probleem van zijn tijd zag, komt minder aan bod. Dat is merkwaardig omdat juist dít een van de meest opvallende kenmerken is van onze moderne tijd met zijn spervuur van reclame en haast onbeperkte verkrijgbaarheid van krediet. Misschien is daar in het boek ook weinig plaats voor omdat, zoals gezegd, de hoofdpersonen bijna allemaal rijk zijn en zij hun materiële verlangens makkelijk kunnen bevredigen. Bunny en Richard zijn de enigen die lijden aan de discrepantie tussen verlangen en in staat zijn. Bij beiden leidt dat tot liegen en bedriegen om de schone schijn van hun status op te houden. Bij Dostojevski waren misdaad en straf onverbrekelijk met elkaar verbonden. Raskolnikov acht zichzelf boven de wet verheven, maar moet zich er uiteindelijk toch aan onderwerpen. Voor de misdadigers in The secret history telt het begrip ‘straf’ amper. Geen van hen voelt de neiging om zich aan te geven, ook de verteller niet. Dit blijft zo wanneer Henry zichzelf heeft gedood en de onwil om zich aan de wet te onderwerpen niet langer op Henry's dominantie en listige manipulaties afgeschoven kan worden. De wet telt niet voor hen. Henry zegt na de moord op de onbekende boer: wat heeft het voor zin als wij vijf of zes jaar in de gevangenis zitten, daar wordt die man niet levend van. Een argument dat bij iedere moord opgaat en dat, als je het logisch doortrekt, zou betekenen dat moord uit het wetboek van strafrecht geschrapt kan worden. Henry's argument leidt niet tot enige discussie binnen de groep. Blijkbaar is iedereen het ermee eens. De roman loochenstraft deze redenatie echter: als de groep voor de eerste moord voor het gerecht was gebracht, had de tweede moord niet plaatsgevonden. De redenatie kost dus minstens één mensenleven. Waarmee Tartt aantoont dat een filosofie gevaarlijk kan zijn. Hun minachting voor de wetten en regels die in de maatschappij gelden, doet denken aan de bekende roman uit het vorige fin de siècle, Het portret van Dorian Gray. Ook Dorian Gray voelt zich verheven boven banale schuldgevoelens die andere mensen hebben wanneer ze, zoals hij doet, iemand tot zelfmoord brengen of eigenhandig om zeep helpen. Dorians alter ego, lord Henry, maakt op een gegeven moment de opmerking: ‘Ik stel me zo voor dat misdaad voor hen [de lagere standen] is wat kunst voor ons is, gewoon een methode om zich buitengewone gewaarwordingen te verwerven.’ Dat deze hang naar ‘buitengewone gewaarwordingen’ niet beperkt blijft tot de lagere standen, blijkt uit het feit dat Dorian Gray zelf er naar hartelust van geniet. Eenzelfde gevoel van geestelijke verrijking door middel van misdaad spreekt in The secret history uit Henry's woorden: ‘De wereld is voor mij al- | |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
tijd leeg geweest. Ik was niet in staat om van zelfs de eenvoudigste dingen te genieten. Ik voelde me dood in alles wat ik deed. Maar toen veranderde dat. De nacht dat ik die man doodde.’ En hij vervolgt tegen Richard: ‘En als ik me niet heel erg vergis, heb jij ook zoiets ervaren. Die opwelling van macht en genot, van zelfvertrouwen, van beheersing. Dat plotselinge gevoel van de rijkheid van de wereld. Haar oneindige mogelijkheden.’ Maar er zit nog een aspect aan anomie, dat ons uitermate bekend voorkomt zodra we het eigentijds formuleren: het ontbreken van waarden. In de Kritiek van de cynische rede heeft Peter Sloterdijk uiteengezet hoe de moderne mens in ‘een maatschappij die geen onderscheid meer kan maken tussen produceren en vernietigen’ tot cynisme gedwongen wordt, terwijl een stroming als het postmodernisme frank en vrij voor verwerpen van waarden uitkomt. Nu kan men daartegen inbrengen dat dit in het overwegend religieuze Amerika veel minder het geval is. Het is echter al te gemakkelijk de religiositeit in Amerika op één lijn te stellen met de religiositeit in Europa. Een recent onderzoek heeft juist laten zien dat de religie in Amerika zich ondergeschikt maakt aan de al eeuwenlang dominante Amerikaanse waarden als vrijheid, eigen verantwoordelijkheid en de behoefte andere volkeren het Amerikaanse levensmodel op te dringen.Ga naar eind8. Door de strikte scheiding van Kerk en Staat heeft de Kerk weinig in de melk van het openbare leven te brokkelen, om nog maar te zwijgen van het feit dat het door de grote verscheidenheid aan kerkelijke genootschappen en dominee-Bv's moeilijk is om van ‘de Kerk’ als zodanig te spreken. Francis Fukuyama heeft in zijn essay Immigrants and family values gezegd dat het ook in Amerika ontbreekt aan waarden die het gedrag van mensen in juiste banen leiden op die terreinen waar wetten zich niet mee hebben te bemoeien, zoals het gezinsleven. De scheidingstatistieken spreken wat dat betreft duidelijke taal. De crisis op het gebied van waarden doet zich in heel de westerse wereld voelen. Het groepje studenten in The secret history, die het materieel aan niets ontbreekt en die min of meer voor de lol Grieks studeren, laat zich graag een waarde aansmeren. Uit het gemak waarmee dat gaat, blijkt hun behoefte. Het gloedvolle betoog van hun bewonderde docent Julian Morrow brengt hen in de verleiding het dionysische principe in hun eigen leven eens uit te proberen. Volgens Morrow kenden de Grieken een soort van volmaakte schoonheid, die ook de duistere, irrationele kanten van de ziel tot uitdrukking bracht en waar zij zich in dionysische riten aan overgaven. Hij hemelt die filosofie in lyrische bewoordingen op. ‘Schoonheid is verschrikking. Wat we ook maar mooi noemen, we sidderen als we ervoor staan. En wat zou huiveringwekkender en mooier kunnen zijn voor zielen als de Griekse en de onze dan volledig de beheersing te verliezen? De ketenen van het zijn voor een ogenblik afwerpen, het toeval van ons sterfelijke zelf verbrijzelen? [...] Als we sterk genoeg zijn in onze ziel, kunnen we de sluier wegrukken en die naakte, verschrikkelijke schoonheid recht in het gezicht zien; laat God ons verteren, verzwelgen, onze botten losschudden. En ons dan uitspuwen, herboren.’ In een dergelijke filosofie ligt de nadruk op de ontplooiing van het individu. Verondersteld wordt dat we nu onze mogelijkheden niet volledig benutten en dat we, als we maar sterk genoeg zijn en durven, op een hogere trap van ervaring kunnen komen. De mens kan zichzelf overtreffen. Dat is niet zomaar een verzetje, het is een opdracht. ‘Men moet uitsluitend altijd doen wat noodzakelijk is,’ zegt Julian tegen Henry, de kwade genius van het groepje. Hierbij blijft in het midden van wie die opdracht afkomstig is en de vraag of het dan ook noodzakelijk is om je te schikken in het feit dat iemand anders ook wel eens zin kan hebben om jou er met de ketenen van zíjn zijn van langs te geven. De leden van het groepje nemen Morrows woorden letterlijk, ze voeren een dionysische rite uit en vermoorden daarbij een toevallige passant, hetgeen tot een keten van geweld en tot hun eigen verderf leidt. | |||||||||
Krakkemikkig GrieksTartts teruggrijpen op de Griekse filosofie roept de herinnering op aan een ander cultboek van nog niet zo lang geleden, Zen and the art of motor cycle maintenance van Robert Pirsig. Pirsigs boek beschreef de queeste van de hoofdpersoon, Phaedrus, naar het antwoord op de vraag waar ‘kwaliteit’ nu eigenlijk uit bestaat: iedereen weet wat het is en herkent het, maar niemand kan het definiëren of omschrijven. Phaedrus onderzoekt waar deze vraag in de Griekse filosofie is ontstaan en komt tot de ontdekking dat het begrip ‘kwaliteit’ diep wortelt in de geschiedenis van het menselijk denken en dat de boeddhisten met ‘dharma’, de taoïsten met ‘tao’ en de Griekse sofisten met ‘αρετή’ (‘arete’) allemaal hetzelfde bedoelden. Het | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
begrip is later door Aristoteles en andere rationalisten aan stukken geredeneerd, en in onze huidige maatschappij speelt het geen rol van betekenis meer. Met zijn boek probeert Pirsig het begrip ‘kwaliteit’ in ere te herstellen. Hoewel beide boeken de Griekse filosofie tot uitgangspunt nemen, leidt dat tot zeer uiteenlopende resultaten. In de eerste plaats al in romantechnische zin: Zen and the art of motor cycle maintenance is als het ware één lange verhandeling, waar de beschrijvende gedeelten van de motorreis die de hoofdpersoon met zijn zoontje door Amerika maakt doorheen is gevlochten. The secret history vertelt in de eerste plaats een verhaal en heeft weinig te betogen. Het belangrijkste verschil tussen beide boeken is echter het slot, vooral omdat hier de verschillende houdingen die de schrijvers ten opzichte van hun onderwerp aannemen, uit naar voren komen. Aan het slot van Zen overheersen optimisme en moeizaam bevochten harmonie. De hoofdpersoon - en wij dus ook - heeft antwoord gekregen op zijn vraag naar het wezen van de kwaliteit. Wij zien hoe hij na zijn aanvankelijke instorting overeind is gekrabbeld en een nieuw evenwicht heeft gevonden. Dankzij het antwoord dat hij gevonden heeft, kan hij nu beter met de moderne techniek overweg. Bovendien is de verhouding met zijn zoon verbeterd, terwijl ook de jongen erin slaagt een aantal problemen in zijn leven op te lossen. Het is niet echt een happy end, maar het komt aardig in de buurt. Het boek moet goed aflopen, want Pirsig propageert iets. Met het antwoord op de vraag naar het wezen van de kwaliteit kunnen ook wij ons voordeel doen. Tartt daarentegen wijst de filosofische droom van Julian Morrow af. Juist het feit dat het groepje studenten zijn ophemeling van de dionysische vervoering niet alleen aanneemt maar ook in praktijk probeert te brengen, leidt tot dood en verderf. Tartt haalt de auctor intellectualis van de theorie meedogenloos onderuit. Wanneer Morrow eindelijk begrijpt wat er gebeurd is, gaat hij er op laffe wijze vandoor, zonder de studenten, die hij op een uiterst persoonlijke manier opleidde, op hun daden aan te spreken of de politie te verwittigen. Hij zaait bij hen een filosofie, maar wanneer hij vruchten ziet die hem niet bevallen, onttrekt hij zich aan iedere verantwoordelijkheid en smeert 'm. De houdingen van de schrijvers ten opzichte van de centrale filosofie in hun boek staan dus lijnrecht tegenover elkaar. Om het maar eens in de meest filosofisch doorknede taal aller talen te zeggen: Zen ‘bejaht’, History ‘verneint’. Zen past daarmee in de positieve stroming van wat wij ‘de jaren zestig’ noemen, waarin idealisme de boventoon voerde, terwijl History past in de sfeer van sombere toekomstverwachting die momenteel overheerst. Hetgeen iets verklaart van de opgang die beide boeken in hun tijd hebben gemaakt. Pirsig en Tartt zijn overigens niet de enigen die teruggrijpen op de Griekse filosofie. Ook Allan Bloom komt in zijn meedogenloze aanval op de Amerikaanse universiteit in The closing of the American mind ten slotte bij het Griekse denken uit. In het verlaten van de Griekse uitgangspunten die ten | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
grondslag liggen, of liever hóren te liggen aan iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek, ziet hij de bron van alle problemen. Het boek van Tartt laat zich trouwens uitstekend lezen als een illustratie van Blooms stelling dat Amerikaanse studenten zich meer bezighouden met zappen en zuipen dan met cultuur en dat hun docenten met alle intellectuele winden meewaaien en niets liever doen dan door het stof van hun vernedering kruipen. Op zijn beurt verklaart Blooms tirade over de universiteit iets van Tartts gebruik van krakkemikkig Grieks.Ga naar eind9. Tartt heeft Grieks gestudeerd - maar hoe? | |||||||||
Eeuwige minnaresNaast de al eerder genoemde kenmerken van het fin de siècle vertoont The secret history nog een andere belangrijke eind-19de-eeuwse karaktertrek, namelijk de invloed van de filosoof die meer dan wie dan ook het einde van een periode aankondigde, Friedrich Nietzsche. Nietzsche, van huis uit filoloog Grieks, vormt de brug tussen het Griekse denken en de moderne tijd. In De geboorte van de tragedie maakte hij een onderscheid tussen het apollinische en het dionysische. Aan de spanning tussen deze twee fundamentele tendenzen had volgens Nietzsche de Griekse cultuur haar hoge vlucht te danken. Het apollinische is de hang naar het rationele en geordende, het dionysische de behoefte aan uitspatting en het verbreken van orde. Het apollinische is, zoals Pirsig ook al zei, in onze tot in alle hoeken en gaten georganiseerde, bureaucratische maatschappij de dominante levenshouding geworden. De dionysische behoefte komt tegenwoordig, behalve bij hooligans en misschien een beetje bij carnavalsvierders, weinig aan zijn trekken.Ga naar eind10.. Voor dergelijke rituelen is in onze samenleving geen plaats. Geen wonder dat de dionysische roes waar het groepje in The secret history zich in uitleeft, op een grandioos fiasco uitloopt. In veel opzichten is Henry de belichaming van Nietzsches Uebermensch. Henry meet zich een superieure houding aan, iets waar andere studenten zich aan ergeren, en toont een verregaande desinteresse voor de wereld om hem heen. Zo heeft hij bijvoorbeeld nog nooit van de landing op de maan gehoord. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met weinig praktische zaken als de studie van Sanskriet en het ontcijferen van hiëroglyfen. Hij werkt daar keihard voor - als de anderen hun roes nog liggen uit te slapen, is hij alweer aan het werk. Daarmee herhaalt hij Nietzsches retorische vraag ‘Wij kinderen van de toekomst, hoe zouden wij in het heden thuis kunnen zijn!’Ga naar eind11. Hij laat zich, zoals gezegd, aan de wetten van de maatschappij niets gelegen liggen. De moord op Bunny is nodig om de sporen van de eerste moord, een vergissing, uit te wissen. Bunny kan hij niet manipuleren, de andere leden van de groep wel. Doordat Bunny van de eerste moord weet, krijgt Bunny macht over Henry en dat is voor Henry onverdragelijk. ‘Men begrijpt grote mensen niet; zij vergeven zichzelf elke misdaad, maar geen enkele zwakheid,’ schrijft Nietzsche.Ga naar eind12. Dat is Henry ten voeten uit. Er is echter één aspect dat met het bovenstaande in tegenspraak lijkt. De superieure Henry, die alle leden van de groep naar zijn hand zet, verlaat zich volledig op zijn leermeester Julian Morrow. Hij vraagt hem: ‘Moet men altijd doen wat noodzakelijk is?’ En wanneer Julian bevestigend antwoordt, voert Henry inderdaad het noodzakelijk geachte plan uit. Toch bevat dit vraag-enantwoordspel tussen Julian en Henry ook een element van manipulatie. Door zijn vraag zo algemeen en onspecifiek te formuleren, lokt hij dit antwoord van de dweperige Julian uit. Dat Julian zo zou antwoorden, was te voorspellen. Het is eerder alsof hij alleen nog Julians verbale zegen nodig heeft voor hij tot actie over gaat. Het is niet helemaal duidelijk of Tartt hiermee aan wil geven dat Henry's onafhankelijkheid maar schijn is of dat zij wil suggereren dat afhankelijkheid en onafhankelijkheid hand in | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
hand gaan, zoals ook het autoritaire karakter niet alleen wil domineren, maar zich ook graag schikt naar een hogere autoriteit. Wederom Nietzsche: ‘Het zijn juist degenen die het meest stormachtig naar macht streven die het oneindig aangenaam is te worden overweldigd. [...] Eén keer zonder macht zijn! Een speeltuig in de handen van oerkrachten!’Ga naar eind13. Zoals in de roes van een dionysische rite. Tartt heeft de verbinding tussen het Griekse en het nietzscheaanse perfect gelegd. Via deze verbinding keren wij terug naar de uitgangspunten van het boek, het Griekse denken. Het dionysische element vormt niet alleen de motor van de handeling, maar drukt ook zijn stempel op het gelaten slot van het boek. Dionysus staat voor meer dan alleen uitspatting. De leden van de groep offeren vaak aan Bacchus, zoals dat in studentikoos taalgebruik heet, en ook Henry laat zich niet onbetuigd. Maar Henry kan ertegen. We zien hem nooit laveloos. Wel lijdt hij aan migraine, maar niet als gevolg van drankgebruik. Ook katers raken hem niet. Hij krijgt daardoor iets verhevens, iets onkwetsbaars. Is Henry niet zelf een soort Dionysus? Een god die meedoet aan de rite maar er tegelijk boven staat, die nooit slachtoffer kan worden, omdat hij alles stuurt, die sterft en onsterfelijk is? Dat zou het merkwaardige einde van het boek verklaren. Dionysus was niet alleen de god van de wijn maar ook van het graan en de vegetatie. Zoals de vegetatie ieder jaar afsterft, was ook Dionysus onderhevig aan een cyclus van sterven en herleven.Ga naar eind14. Aan het slot van The secret history heeft Richard een droom waarin hij Henry weerziet. Dit weerzien heeft niets pijnlijks, integendeel: ‘Ik was blij hem te zien.’ Richard, wetend dat Henry dood is, vraagt hem of hij gelukkig is waar hij nu is. Henry antwoordt: ‘Niet speciaal. Maar jij bent ook niet gelukkig waar jij bent.’ To be or not to be - het doet er niet zo veel toe. Wordt Henry niet herhaaldelijk herboren in degenen die zijn leven en denken gedeeld hebben? Heeft hij niet in Camilla een eeuwige minnares? Tartt zet hiermee het hele boek in het licht van een filosofische berusting. De berusting gaat echter gevaarlijk veel op onverschilligheid lijken. Tartt legt Julian, sprekend over Bunny, deze woorden in de mond: ‘Is de dood zo verschrikkelijk? Het lijkt jullie verschrikkelijk omdat je jong bent, maar wie zal zeggen of hij nu niet beter af is dan jullie? Of - als de dood een reis naar een andere plek is - dat je hem niet weer zult zien?’ De taal krijgt hier plotseling een religieuze kleur. Zoals Henry herleeft in Richards droom, zo herleefde Dionysus ieder jaar in zijn eigen rite en een paar duizend jaar later opnieuw, nu in Henry's droom van volledig mens-zijn. De dood is wellicht niet meer dan een grensovergang, of, zoals Henry het komisch formuleert, ‘een herverdeling van materie’. Als een martelaar die na een leven vol smaad heilig wordt verklaard, krijgt Henry aan het slot toch nog zijn rechtvaardiging. Een zwartgalliger slot is haast niet denkbaar. |
|