den door politie met honden, overvalwagens en pantserwagens. Velen leggen hun bloemen dan op de Grote Markt bij de Sint-Bavo en op de Jan Gijzenbrug, waar Hannie door de nazi's werd gearresteerd.
Een oude communist zei me ooit dat het er in de partij na de oorlog heel anders had uitgezien als Hannie Schaft in leven was gebleven. Ik betwijfel het: ze was of een betrouwbaar partijbestuurster geworden, of door andere betrouwbare partijbestuurders weggezuiverd en vervolgens genegeerd, tot zelfs op straat.
Op de achterflap van het boek staat ze op straat als een vrouw van een jaar of twintig die een verlegen en tegelijk zelfverzekerde indruk maakt. Ik blader terug naar de foto's van de rouwstoet op de Zijlweg en moet denken aan de plechtigheden op 4 mei waaraan ik vroeger heb meegewerkt, als dirigent van harmonieën en fanfares; ik herinner me The last post, geblazen door de eerste trompettist met begeleiding van wind door populieren en met een ritmisch voor- en naspel van stappen in knarsend grind. Wat voor muziek speelt de fanfare op de foto? Het Wilhelmus? Merck toch hoe sterck of een geuzenlied uit de Tachtigjarige Oorlog? De Warsjawjanka of een ander lied voor gevallen strijders? Ik wou dat ik de noten kon lezen en de gedachten van de mensen die luisteren. Theun de Vries heeft in zijn roman over Hannie Schaft, Het meisje met het rode haar, de bekende feiten aangevuld met bedachte emoties om de afstand tot Hannie Schaft zo klein mogelijk te maken.
In mijn nieuwe, nog niet gepubliceerde roman is de hoofdpersoon een jonge componist die zich uit idealisme aansluit bij een communistische partij, maar tot de ontdekking komt dat de politici geen boodschap hebben aan zijn muziek en de musici niet aan zijn politiek. De roman speelt in de jaren zeventig. In de jaren negentig is het engagement van mijn componist onvoorstelbaar geworden, zeker voor lezers van onder de vijfendertig, al is het thema van de onverenigbaarheid van creativiteit en dogmatisme niet aan tijd gebonden.
Voor mijn romancomponist heb ik, niet in noten maar in woorden, een heel oeuvre gecomponeerd van voltooide en onvoltooide partituren. Het slotdeel van wat zijn opus magnum moet worden, kost hem veel moeite. Het moet een treurmars worden. De componist heeft drie aanleidingen om dat stuk te schrijven: het afscheid van zijn geliefde, de dood van Mao Tse-toeng en de nagedachtenis aan Hannie Schaft. Hij heeft de foto's van de begrafenisstoet op de Zijlweg gezien en wil bij die beelden zijn muziek componeren: een mars voor koor en symfonieorkest, langzame, sobere zwart-witmuziek met tromgeroffel en trompetsignalen, eenstemmige spreekkoren en veel lege plekken; muziek als verwaaide klanken van een beiaardconcert of een veldmis. Natuurlijk treurt een echte communist nooit zonder meer; mijn componist doet dan ook verwoede pogingen muziek te schrijven die uitdrukking geeft aan de dialectiek van treurnis over het verleden en optimisme over de toekomst.
Na het schrijven van de hoofdstukken waarin mijn romanheld aan zijn treurmars werkt, herlees ik Ton Kors' Hannie Schaft-biografie. Nog meer dan de eerste keer zie ik het verschil tussen het theatrale communisme van de intellectuelen in de jaren zeventig en de bittere ernst van de communisten in de oorlog, die voor hun overtuiging hun leven riskeerden. Ik bekijk de politiefoto's van Hannie Schaft. Ik zie haar voeten, die stijf tegen elkaar staan, de rimpels in haar kousen, de onder haar ceintuur gepropte zakdoek, de duimnagels die ze in haar vingers drukt en haar blik vol angst, maar ook vol trots en haat. Wie weet wat ze al met haar gedaan hebben. Ordelijk en afstandelijk als haar beulen zijn, maken ze foto's van de ter dood veroordeelde, een van voren en een van opzij.
Iets van de trots van Hannie Schaft heb ik gegeven aan een andere figuur in mijn roman: een oude communist die vrijwilliger is geweest in de Spaanse Burgeroorlog. Om materiaal over die oorlog te verzamelen ga ik naar de speciale tentoonstelling in het Verzetsmuseum, de vroegere synagoge aan de Lekstraat in Amsterdam. Er zijn veel interessante documenten, boeken, affiches en films. Een documentairefilm met strijdliederen levert me niet alleen feiten maar ook emoties: mannen van de Internationale Brigade zingen een lied dat treurt om gevallen medestrijders. Weer moet ik denken aan die foto van de Zijlweg met de rouwstoet voor Hannie Schaft en de fanfare voorop. Als ik die muziek kon achterhalen, zou ik fragmenten kunnen verwerken in de treurmars van mijn componist. Ik blijf staan om het lied uit te luisteren. Dan stop ik pen en blocnote in mijn zak en loop de trap af om nog een ronde te maken door de vaste collectie van het museum, over het Nederlandse verzet. Halverwege sta ik onverwachts voor een vitrine met een wapen. Daar ligt het pistool van Hannie Schaft. Even lijkt de afstand klein.