rakteristiek was voor rechts, en ratio en wetenschap voor links. Maar tegenwoordig gaat de scheiding links en rechts dwars door de Kerken heen, en is links niet de meest enthousiaste voorvechter van biotechnologie en hogesnelheidstrein. Enzovoort; noem een fundamentele tegenstelling van links tegen rechts - meteen vindt er iemand een land, tijd of situatie waarin die helemaal niet opgaat. In de bundel Anatomie van links (1968) vatte Kleerekoper de algemene mening als volgt samen: ‘De begrippen “links” en “rechts” hebben een veelvoud van geldingsgebieden en zonder dat men duidelijk te kennen geeft op welk geldingsgebied men ze wil betrekken, zijn zij betekenisloos.’ Een psychologische verklaring voor de steeds wisselende inhoud van het begrippenpaar stuit op hetzelfde probleem: L = optimist, liberaal, beweging, en R = pessimist, autoritair, immobilisme, enzovoort, gaat het op voor het ene geval, dan weer niet voor het andere. Een symposium met voornamelijk Angelsaksische schrijvers in het toen (1977) nog bestaande Encounter (Who's left, what's right?) gaf uitsluitend verwarring te zien. In hetzelfde jaar stelde Touchard (La gauche en France depuis
1900) dat een psychologische benadering van de links/rechts-tegenstelling in de politiek uitzichtloos is. Lipschits wilde van de hele tegenstelling links/rechts af, omdat het volgens hem alleen maar onduidelijkheid schiep.
In de jaren zestig en zeventig hield men zich kennelijk graag met deze zaken bezig, ondanks de stelling van D66 dat links en rechts inmiddels verouderd waren (toen ook; en al eerder waren er die dat duidelijk meenden te zien). Maar met de val van de socialistische heilstaat is het weer raak. We zijn inmiddels niets opgeschoten. Het kamerlid Melkert in de Volkskrant van 28 oktober 1991: ‘Dit is geen tegenstelling van links staat tot rechts. Het gaat om gevestigd tegenover doorbrekend, behoudend tegenover vernieuwend.’ Dus conservatief en progressief vallen niet meer samen met rechts en links. Misschien heeft Melkert wel gelijk: zo is ‘meer overheidsingrijpen’ lange tijd een linkse favoriet geweest, maar is dat nu een progressieve of een conservatieve wens? En om iets actueels te nemen: de dijkverzwaring wordt mijns inziens algemeen ervaren als een duidelijk rechtse aangelegenheid terwijl het toch een moderne, vooruitstrevende actie te noemen is; en tegelijk leeft de wens tot het behoud van het oude rivierenlandschap, per definitie conservatief, het meest bij links.
Er zijn dus twee problemen: ten eerste is er kennelijk geen fundamentele politieke tegenstelling die altijd en overal is samen te vatten als die tussen links en rechts, en ten tweede is het niet duidelijk waarom een bepaalde visie links en haar tegenhanger rechts wordt genoemd.
Als het met psychologie dan niet lukt, lijkt het enige dat nog helpen kan het woordenboek: de betekenissen van een woord, en de ontwikkeling daarvan, kunnen immers een aanwijzing geven van de associaties die het met zich meedraagt.
‘Links’ is een verbuiging van ‘link’ en daar volgt dan: leep, vals, gevaarlijk, lelijk, riskant. ‘Links’ zelf levert, naast de betekenissen van link, die van ‘linkshandig’ en ‘vooruitstrevend’. In andere Europese talen is het niet veel anders: behalve voor ‘linkshandig’ en ‘vooruitstrevend’ staat het voor ‘krom’, ‘onaangepast’, ‘afwijkend’, ‘verkeerd’, ‘bedriegelijk’, ‘homoseksueel’, ‘gevaarlijk’, ‘krankzinnig’.
‘Recht’, en de verbuiging ‘rechts’, levert minder kleurrijk materiaal. Naast de betekenissen ‘niet krom’ en ‘aan de rechterzijde’: ‘normaal’, ‘eerlijk’, ‘billijk’, ‘juist’, ‘echt’. In andere talen evenzo. Vanwaar die interessante opstapeling van romanstof aan de linkerkant? En de saaie deugd daartegenover?
In de eerste plaats gaat het niet om een recente ontwikkeling of een lokale mode. In Sophocles' tragedie Ajax zegt het koor tegen Ajax, die in een vlaag van waanzin een kudde schapen te lijf was gegaan, dat een god hem moet hebben verblind toen hij ‘naar links’ ging. In boekjes over links- en rechtshandigheid in het dagelijks leven (bijvoorbeeld Fritsch, Links und Rechts in Wissenschaft und Leben, 1964) worden daarenboven voorbeelden te over gegeven waaruit blijkt dat in alle mogelijke oude en nieuwe beschavingen ‘links’ staat voor zwak, onhandig, vrouwelijk, onaangepast, slecht, gevaarlijk, en ‘rechts’ voor sterk, mannelijk, goed en rein. Men zie ook het Oude Testament, van Genesis tot de Psalmen, en het Nieuwe (bijvoorbeeld Mattheus 25:31-46 en 26:64).
De associatie van ‘links’ met ‘verkeerd’ en ‘rechts’ met ‘goed’ zit dus diep. Het even diep zittende gemak waarmee eenieder de politieke invulling van links en rechts kan maken, ook bij nieuwe onderwerpen die nog niet geëtiketteerd zijn, suggereert een nauwe verwantschap met de andere associaties. Blijft de vraag naar de aard van al die samenhangen.
Het simpelst is het om de zaak letterlijk op te vatten. Verreweg de meeste mensen zijn met hun rechterhand sterker en bedrevener dan met de linker. Afhankelijk van de definitie vindt men tussen de 80 en 97 pro-