Beelden
Gertrude Kunze
Als ik naar ze kijk, het gouden en het zwarte beeld, denk ik aan dag en nacht. Ze staan daar al jaren onverzorgd en ongezien in een hoek. Indiase godinnen stellen ze voor, goed en kwaad. Naar onze Chinese tradities een ongewoon geschenk van ouders aan pas getrouwde kinderen. Toch denk ik dat ze nog van waarde kunnen zijn voor ons. De ene smalle vrouwenfiguur van gloeiend ebbehout heft haar handen omhoog. Zij is gekleed in een lange sluike rok. Het hoofd bedekt met een kunstig gevlochten kroon. Ze kijkt weg van de toeschouwer, wat heeft ze te verbergen? Haar gouden pendant kijkt je vol aan, een vage glimlach om de wijde mond. Armen zijn omlaag gestrekt. In haar handen rust een gouden kistje. Is het zwaar? Ook zij draagt een sluike rok.
Ik heb ze aan weerskanten van onze bedden geplaatst. Als mijn vrouw terugkomt uit de Verenigde Staten, wil ik dat alles anders zal zijn. Daar hoop ik op. In een opwelling is ze naar onze kinderen gevlogen en ik bleef hier achter in Jakarta. Ons huis lijkt elke dag leger. De planten worden niet goed verzorgd, de bedienden bewegen zich steeds trager en ik ben meestal weg. Heb mensen opgezocht die ik bij een lezing heb ontmoet. Misschien worden het vrienden. Mijn oude moeder zie ik niet veel meer sinds ze me te verstaan heeft gegeven dat ik Lan te veel verwen. Zij geeft niet thuis als ik haar bel. Is ze jaloers? Onze generatie is naar haar idee te welgesteld geworden. Vier sofa's heeft ze geteld na de laatste verbouwing, alleen al in de zitkamer. Veel buren hebben ook aangebouwd en een auto gekocht, soms twee. Als Chinezen in deze wereldstad ben je op elkaar aangewezen - een gemeenschap van geld en goederen. En Lan zoekt afleiding in shopping, zoetigheid en babbelen. De kinderen zijn veelal vertrokken. Ze zoeken bevrijding in de westerse wereld. Misschien zullen ze thuiskomen op een leeftijd dat ze Chinese tradities op waarde kunnen schatten. Dat neemt tijd. Gloria, mijn meisje, enige maanden geleden in Amerika getrouwd, is een bloeiende jonge vrouw. Mijn schoonzoon is, evenals mijn zoon, in zaken. Ik weet dat ze het pad van rijkdom, door ons ingeslagen, zullen vervolgen. Hoe zal het zijn over twintig jaar? Worden onze waarden dan nog doorgegeven?
De beelden. Ik ga naar het slaapvertrek om te kijken hoe ze staan. Brengen ze iets terug van vroeger? Het zorgvuldig bestuderen van het zwarte en het gouden gelaat brengt een vleug herinnering aan ons eenvoudig leven. Het gezin, ouders en vier kinderen, deelde twee kamers, toch was er een rustige tevredenheid. Werken, eten, slapen. Dat was ons bestaan. De ouders deden alles voor ons en wij voor hen. Het was goed.
Zou Lan tevreden zijn? Ze heeft nu weer twee maanden bij de kinderen doorgebracht. Gloria als bruid heeft haar geroerd. Maar ik bespeurde melancholie bij haar toen de feesten voorbij waren. En ik werd bang dat ze nooit meer terug zou willen keren naar ons huis.
Ik ga baden en dan mijn tantes rijden naar de Poentjak. Daar kunnen ze snoepen, thee drinken en met mij praten over koetjes en kalfjes. Zij spreken nog Nederlands, dat is gezellig. De kinderen verstaan die taal niet meer. Mijn gedenkboek van de hbs kunnen ze niet lezen. Bladerden er snel doorheen, zachtjes fluisterend met elkaar. Ik heb het weggelegd.
Het ritje met de tantes heeft me goed gedaan. Ze tikten tegen mijn wang en zeiden: ‘Adoe, zo lang alleen, kassian.’ Toen gingen ze gedrieën tevreden terug naar hun lage woning, en morgen zullen ze alle buren vertellen over hun gulle neef.
Boven staan de beelden weer op me te wachten. Ze lijken wel gericht op de komst van Lan: zullen ze mogen blijven, of wordt in mijn vrouws ogen de slaapkamer een galerie en is het niet meer het echtelijk vertrek? Daar is niets aan te doen, voel ik. Wij bewonen samen dit huis, ook deze slaapkamer. Zij haar deel, ik het mijne. De sfeer die nu al in de kamer trekt, komt van de beelden. Ik ga ze de Dag en Nacht noemen. Lan zal toch niet menen dat ik hen mooier vind dan haar. Zij is meer dan beeldschoon. Dat is het niet. ‘Dag, help me alsjeblieft, ik heb het beste