Uma casa portuguesa
Jan Schotte
Esmera zei me, met twee grote veiligheidsspelden tussen haar tanden, dat ik zelf maar eieren uit het kippenhok moest halen en daarna wees ze met haar hoofd naar het aanrecht.
‘Pão, é para te,’ verstond ik: het ronde brood op de theedoek was voor mij. Ik ging naast haar aan de keukentafel staan en boog me over de baby, die zich tevreden mummelend liet verschonen.
‘Me wiegie was een stijfselkissie, me deken was een baaien ròhòk,’ zong ik zachtjes en Joaquim, die volgens zijn vader later een groot wielrenner zou worden, draaide zijn hoofdje in mijn richting.
‘Hij vindt het mooi,’ zei zijn moeder. ‘Is dat een Hollands slaapliedje? Zing je dat vanavond ook?’
‘Een soort levenslied,’ verklaarde ik. ‘Een Hollandse fado.’ Ze glimlachte naar me, nam de baby op en drukte hem tegen zich aan.
‘Een lieve jongen,’ zei ik en streelde Portugals toekomstige volksheld over zijn zachte bruine haartjes.
‘Ja,’ zei ze ernstig. En toen in één adem: ‘Tiago is in de schuur Rosa aan het slachten.’
Ik ging met het brood en met een wee gevoel rond mijn middenrif de keuken uit en liep langs de waterput naar de schuur. Tegen de buitenmuur was een leghok voor de kippen getimmerd. Ik trok de lage deur open en haalde uit de met zaagsel gevulde legbak twee eieren. Eén dikke bruine kip was nog bezig haar dagelijkse ei te produceren en kakelde verontwaardigd.
‘Mijn wiegie was een stijfselkissie,’ zong ik weer. Daarna sloot ik het hok en liep met mijn ontbijt naar mijn tent, die in de schaduwrijke boomgaard stond. Op deze kampeerplaats, achter een herberg in een gehucht met nog geen tweehonderd inwoners, was ik door domme autopech terechtgekomen.
Twee dagen geleden was ik 's middags uit Castelo Branco vertrokken op weg naar Evora, hemelsbreed zo'n honderdvijftig kilometer verder naar het zuiden. Maar ik was nog maar nauwelijks de Taag overgestoken, of de rechter voorband raakte lek. Eigen schuld, had ik vastgesteld: daar vráág je gewoon om als je zo nodig altijd van die kleine rotsige landweggetjes moet nemen, omdat je in de nog niet verwoonde wereld wilt rondreizen.
Met de reserveband gemonteerd en de kapotte achter in de kofferbak bereikte ik voorzichtig manoeuvrerend een geasfalteerd weggetje. Een paar kilometer later merkte ik dat de rechter achterband het begaf. Stapvoets rijdend en steeds meer zwetend haalde ik Nerada. Het eerste huis was onbewoond, het tweede was de ‘taberna’ van Tiago en Esmera.
Tiago die, zoals me later bleek, in Nerada behalve herbergier ook slager, elektricien, dierenarts, televisiecommentator, politicoloog en keuterboer was, had me de auto achter de herberg op het erf laten zetten en vervolgens een prachtig plekje voor mijn tent uitgezocht.
Er waren weinig woorden nodig geweest om de zaken op een rijtje te zetten. De dichtstbijzijnde garage was in Portalegre en daar zou hij mij en de twee kapotte banden naar toe brengen, maar dat kon pas over drie dagen. Zaterdag en zondag was de garage gesloten en bovendien zou Tiago's broer - en dat was de enige in het dorp die een auto bezat - pas dinsdag terugkomen. Of misschien woensdag; de broer was daarin wat onduidelijk geweest.
Tot die tijd zou ik tussen de olijfbomen kamperen en was ik de gast van Tiago en zijn vrouw. Ik kon natuurlijk ook een kamer in de herberg krijgen, maar dat zou een belediging zijn, want ik kwam immers uit Holanda? En alle Nederlandse toeristen sliepen toch in tenten? Heel Portugal had het op de televisie gezien: de premier van Holanda was het vorig jaar op officieel bezoek geweest en woonde toen met zijn vrouw en kinderen op de camping bij Lissabon en niet in een van de dure hotels waar presidenten en ministers altijd logeerden. En de Nederlandse premier was een echte socialist, een heel wijze socialist, die aan Mário Soares kwam uitleggen hoe je na een revolutie een democratie moest regeren.
Toen ik mijn tent had opgezet (Tiago had op eerbiedige afstand al mijn handelingen nauwlettend gadegeslagen), nam hij me mee naar de keuken, waar hij me voorstelde aan