geld, en dat was een idee waar ik helemaal opgetogen van werd. Maar vader was nog niet klaar met zijn preek. Hij legde me uit dat ik mijn kwartje zakgeld de hele week in de portemonnaie moest laten zitten. Ik mocht het onder geen voorwaarde ergens voor gebruiken. Aan het eind van de week moest ik de portemonnaie openmaken en hem laten zien of het er nog in zat. Daarna pas mocht ik het muntje eruit halen en in mijn spaarpot deponeren. Als de spaarpot vol was, werd de inhoud naar de spaarbank gebracht en op mijn spaarbankboekje bijgeschreven, waar ik natuurlijk ook niet aan mocht komen. Niet voor ik 21 was.
Alleen zo, zei mijn vader, door zuinigheid en de uiterste zelfbeheersing, zou ik de waarde van het geld leren kennen en dat zou me mijn leven lang van pas komen. ‘Moge 's Heeren zegen erop rusten,’ besloot hij.
Dat was een lelijke tegenvaller. Al mijn vriendjes op school kregen zakgeld, dat ze mochten gebruiken voor alles waar ze maar zin in hadden, alleen ik niet. Dat kon natuurlijk helemaal niet. Gelukkig was de oplossing snel gevonden, want behalve het wekelijkse kwartje werd er ook nog iedere dag een dubbeltje in mijn portemonnaie gestopt. Dat was geen zakgeld, dat was voor het dagelijkse flesje schoolmelk bestemd.
Die melk kon me natuurlijk gestolen worden. De dubbeltjes gebruikte ik voor andere dingen, en zo kon ik toch nog de opwindende sensatie ondergaan van zelf, op eigen initiatief, geld uit te geven en daar bezit, hoe nietig en tijdelijk ook, voor terug te krijgen. Ik leerde ook dat ik, door de melkdubbeltjes een paar dagen op te sparen, me waardevoller en minder tijdelijk bezit kon aanschaffen dan een zakje snoep of een ijsje. Het weekblad De Lach, bijvoorbeeld, dat ik tussen mijn schoolboeken verstopte en mee naar mijn kamertje nam om, in plaats van mijn huiswerk te maken, bij de foto's van Deanna Durbin en Bette Davis in badpak te masturberen. Wat een genot, in ruil voor een beetje geld. Alleen de geur van het papier wond me al op, en de zwart-wit foto's van filmsterren op de rand van het zwembad leidden tot een ongekende climax. Ik weet zeker dat, als ik het blad nu nog ergens zou zien, ik er opnieuw mateloos opgewonden van zou raken.
Toen ik net als al mijn vriendjes begon te roken, kocht ik voor de melkdubbeltjes sigaretten, meestal van het gedistingeerde Britse merk Eden, een rood pakje van tien voor een dubbeltje, of North State, dat meer Amerikaans van uiterlijk was, en ook wel eens Dr. Dushkind, die volgens de reclame zo goed waren voor de zenuwen, wat wel nodig was want wat een stress moet ik toen geleden hebben met al die stiekeme dingen die ik deed. Toen de mobilisatie werd afgekondigd kwam er zelfs een sigarettenmerk in de handel dat Ergens in Nederland heette. Vijftien cent kostten ze en er zaten er twintig in, maar ik kocht ze niet vaak want ze waren niet zo lekker. Gelukkig keken ze thuis nooit in mijn schooltas en blijkbaar roken ze ook niet aan mijn adem, want ze hebben nooit iets gemerkt. In mijn kamer verstopte ik de pakjes sigaretten in het ruim van de kruiser Admiraal de Ruyter, het pronkstuk dat ik van mijn meccano had gemaakt.
Maar al gauw werden mijn behoeften groter, want in de stad begon ik hoe langer hoe meer dingen te doen die me streng verboden waren, zoals naar de Cineac gaan en zelfs naar de bioscoop, waar ik mijn geliefde Deanna Durbin en later sterren als Marika Rökk meer dan levensgroot en ook nog bewegend op het doek kon zien. En toen kon het niet uitblijven: ik sprak het kwartje zakgeld aan. Dat gaf veel plezier, maar naarmate de week vorderde, groeide mijn angst. Wat zou er gebeuren als ik straks, aan het eind van de week, een lege portemonnaie moest laten zien? Dat kon natuurlijk niet. En zo ontdekte ik al vroeg een ander aspect van de geldeconomie: de noodzaak om in bepaalde dwingende omstandigheden geld te lenen.
Maar dat geleende kwartje ging in mijn spaarpot, en het volgende kwartje mocht ik niet uitgeven, zodat ik het vriendje van wie ik het geleend had met melkdubbeltjes terug