Laten we terugkeren naar de kleuren. ‘Dit is rood’ is een objectieve uitspraak. Op grond waarvan oordelen we dat iets rood is? Omdat wij een visuele waarneming hebben van iets roods. Maar omgekeerd geldt ook dat wij een visuele waarneming van iets roods hebben omdat dit rood is. Dit is circulair, maar deze circulariteit is een direct gevolg van het feit dat wij mensen zijn. We kunnen het begrip ‘rood’ niet verder analyseren of definiëren.
Ditzelfde geldt voor ethische uitspraken. ‘Willekeurige wreedheid is slecht’ omdat wij willekeurige wreedheid als slecht ervaren. Omgekeerd: wij ervaren willekeurige wreedheid als slecht omdat willekeurige wreedheid slecht is. We kunnen dan ook zeggen dat we weten dat willekeurige wreedheid slecht is, net zoals we weten dat dit rood is.
Kunnen we nu zo ver gaan te stellen dat een ware moraal bestaat? Dat kan om twee redenen niet. Ten eerste is een moreel oordeel vaak gebaseerd op tal van feiten die wij nooit en te nimmer allemaal kunnen weten. Morele oordelen zijn vaak onderbepaald door de feiten.
Ten tweede zijn onze morele doelen in beginsel oneindig in aantal en dan ook nog vaak met elkaar in strijd. We moeten kiezen, al was het alleen maar omdat we slechts op één plaats tegelijk kunnen zijn. Dat wil niet zeggen dat we helemaal geen onderscheid kunnen maken tussen goede en slechte redenen voor een handeling, of tussen goede en slechte morele doelen. Dergelijke verschillen bestaan en een ethische theorie moet dat kunnen verklaren. Juist in het kunnen kiezen van morele doelen openbaart zich de mogelijkheid dat het leven betekenis heeft.
Maar waar komt die betekenis dan vandaan? De betekenis van het leven en ons stelsel van normen en waarden hebben wij niet ontdekt maar zelf uitgevonden. Het komt voort uit en tot uiting in onze wijze van leven. Wij bevinden ons in een waardenstelsel dat onze voorouders hebben voortgebracht en dat wij kunnen verfijnen of afbreken. Het is als onze moedertaal. We leren het onwillekeurig spreken en staan er dan opeens middenin en drukken ons erin uit. De taal is gemaakt door mensen, maar het leren spreken van een taal is meer dan een uitvinding, het is ook een ontdekking. Maar hoe we ons in die taal uitdrukken, staat wel vrij. Op dezelfde manier drukken we ons uit in de manier waarop wij leven, voortbouwend op wat ons is overgeleverd.
Maar maak ik nu op een ander niveau niet dezelfde fout die ik Van Heerden voor de voeten wierp? Ethische waarden zijn in het bovenstaande niet meer subjectief, maar wel afhankelijk van een bepaalde levensvorm, van een cultuur. Dit bezwaar is terecht, maar niet onoverkomelijk. Inderdaad zijn ethische waarden afhankelijk van een cultuur, maar dat betekent niet dat de ene cultuur de andere cultuur niet zou kunnen begrijpen. Indien iemand het gedrag van iemand uit een andere cultuur wil begrijpen, moet hij zich proberen in te leven in de ander. Het begrijpen van de ander vooronderstelt een gemeenschappelijk gezichtspunt. Dat is niet hetzelfde als instemmen met de ethische keuzen die de ander maakt. We kunnen begrijpen waarom en wat iemand met zijn leven doet, ook als we zelf anders zouden kiezen.
‘Vertel hun dat ik een prachtig leven heb gehad,’ fluisterde Wittgenstein. Deze uitspraak ontroert tegen de achtergrond van de keuzen die Wittgenstein in zijn leven heeft gemaakt. Pas als hij beseft dat zijn leven betekenis heeft, kan Lewin aan het slot van Anna Karenina zeggen:
Ik zal mij wel altijd boos blijven maken op Iwan de koetsier, ik zal blijven discussiëren, mijn gedachten op ongelegen ogenblikken uitspreken en er zal steeds een muur blijven bestaan tussen het allerheiligste van mijn ziel en dat van anderen, zelfs dat van mijn vrouw.... maar mijn leven, mijn hele leven, elk ogenblik ervan, is nu, onafhankelijk van wat er nog met mij kan gebeuren, niet alleen niet zinloos meer zoals vroeger, het is onmiskenbaar zinvol geworden door de zin van het goede die ik in staat ben eraan toe te voegen.
Lewin is blij dat het leven betekenis heeft, maar wat die betekenis precies zal zijn, ligt aan hemzelf.
Het leven heeft betekenis, alleen iemand die een onmenselijk, archimedisch standpunt inneemt, kan dat ontkennen. Bestaat het standpunt? Staat daar iemand? Wie vandaar ook de ware werkelijkheid moge aanschouwen, zeker is dat het geen mens is. Voor ons mensen heeft het leven betekenis.
Uit overduidelijke waarheden volgen vaak minder voor de hand liggende inzichten, zei Leibniz. Ik wil besluiten met het rehabiliteren van een waarheid die een ‘onbenullige gedachte’ en ‘inhoudsloos’ is genoemd, maar waar iemand die blij is dat het leven geen zin heeft toch eens over na zou moeten denken. Multatuli schreef: ‘De roeping van de mens is mens te zijn.’
Ik ben veel dank verschuldigd aan David Wiggins. Aan gesprekken met hem en aan zijn werk heb ik een groot deel van dit artikel ontleend. Zie met name Needs, Values, Truth, Basil Blackwell, Oxford 1987.