dorm, Jemen). De docenten waren naar huis.
Op een bloedhete middag, de kraaien gingen te voet, kwam Mireille Vandenbossche met emmer en zwabber in de bieb binnen.
‘Tja,’ zei Vasco, opkijkend uit een biografie over vader Kennedy, ‘ook dát moet gebeuren nietwaar.’
‘Nietwaar,’ bevestigde Mireille glimlachend.
Ook tóen had ze al die sneeuwwitte klompen aan haar voeten. En haar kieltje had zomerse afmetingen: het reikte tot ver boven haar knieën, zoals bij de meisjesdokters in het Australische tv-feuilleton Flying Doctors.
De mooie schoonmaakster bukte zich en schoof een van haar witte klompen, die ze verloren had bij de treden benedenwaarts, weer aan haar fraai gevormde voet.
Terwijl ze een en ander nat begon te maken, bladerde Vasco ter afwisseling in de memoires van generaal De Gaulle.
Doch een gesprek drong zich op: het was 32 graden in de schaduw, en iedereen was weg.
Mireille Vandenbossche was een vriendelijke, mooie meid, enkel maar geteisterd door het schoonmaakstersuniform van het ivis. Bláuw natuurlijk, de kleur zonder seks of erotiek: formidabel ellendig hemeltergend lelijk blauw. Zélfs dat kieltje.
Het scheen dat M. Vandenbossche haar weekends in discotheken sleet; soms sliep ze maar één nacht per weekend!
‘Eigenlijk is het niet nodig dat ik uw boekerij ondersop, meneer De Haene,’ merkte ze plotseling op, ‘met de studenten die weg zijn, blijft de boel hier proper.’
Vasco keek uit zijn memoires op.
‘Nee,’ bevestigde hij, ‘inderdaad, helemaal niet. Wil je koffie?’ Het was eruit.
Ze had een petieterig moedervlekje op de linkerdij.
‘Ah!’ lachte ze verrast, ‘zou ik??’
‘Ik trek twee koffies uit de automaat naast de kaartenkamer, minúútjes,’ zei Vasco, besluitvaardig opspringend.
Vijf minuten later zaten ze in de leeszaal gezellig troost uit plastic bekers te slurpen.
‘Voor koffie zou ik een móórd doen,’ bekende Mireille toen in een opwelling. Een witte klomp kletterde op de vloer.
‘Oh ja!’ deed Vasco verbaasd, ‘dat heb ik soms met sigaretten.’
‘Ha,’ zei ze, ‘iedereen heeft wat.’
Was het de warmte? De stilte? De vakantie in 't verschiet? Hij wist het niet meer: plotseling bood hij háár én zichzelf toen zomaar een sigaret aan! Dúbbel tegendraads handelde hij:
1. | Mireille Vandenbossche rookte niet. |
2. | Hijzelf rookte nóóit in zijn bieb, zijn cenakel! |
‘Hé!’ deed ze verrast, een tweede klompje viel pardoes op de grond, en ze greep zonder nadenken.
Hij reikte haar vuur aan en improviseerde een asbakje met de boekwikkel van Komen de Russen? (11).
Uiterst onhandig begon Mireille Vandenbossche te roken, heen en weer zwiepend met haar ene been over het andere. Het was toén dat haar schoonheid hem begon op te vallen. ‘Jij bent waarschijnlijk óók een Kreeft,’ waagde hij het plotseling te zeggen.
‘Nee,’ protesteerde ze lachend, ‘kuisvrouw.’
‘Ik bedoel: van stérrenbeeld!’
‘Oh,’ zei ze verlegen, ‘juist. Hoe... Hoe weet u dat zo vlug!?’
‘Kreeften zijn geheelonthouders die voor alle verslavingen openstaan,’ doceerde hij toen, ‘geef ze de kans, en ze dóen het. Eigenlijk zijn het ook bodemloze vaten, of stille waters zoals ze soms zeggen. Ze kennen géén mate: 't is niks of 't is alles. U bijvoorbeeld rookt nooit, maar rookt wel nú. Ik bijvoorbeeld rook nooit in mijn bieb, maar nú wel.’
‘Bieb’ had hij gezegd, ‘bieb’.
‘Haha,’ lachte ze, ‘Krééft hè!’
Dat was verleden jaar geweest, in een broeikashitte: hete koffie, verzengende benen, en een schone schoonmaakster die nog had gezegd: ‘Laten we eens kreeftesoep maken.’
En dít jaar, tijdens de klassieke voorjaarsstormen, en omdat Annabel zélf tóch niet meer opbelde, had Vasco tussen de ivis-boekenrekken de voorpagina van Mireille Vandenbossche opengeslagen. En ze blééf komen: schoon, proper, stilletjes, vlezig en kruidig. Het was goed zo.
Hoe het gesprek toen nog verder was verlopen, wist Vasco zo goed niet meer. Daar naderde namelijk een kopvoeter, zijn gedachtenstroom onderbrekend.
‘Weinig sex-appeal,’ constateerde hij met kennersblik ‘erudiet, dát wel. Wat lezen we vanavond, jongedame? Jouw appartementje of het mijne? Broodje polemologie of broodje kut?’
De kopvoeter verdween in de regen.
Vasco de Haene bedacht plotseling dat hij Mireille nog nooit op een uitje had geïnviteerd. Moest hij dat doen? Hun interbellaire liefde hoefde zich toch niet áltijd hier tussen de ivis-boeken af te spelen!? Maar zou ze dan willen blijven tot de ochtendkoffie?