de publiciteit. Inderdaad maakt die verschil. Als ik steeds overstelpt was met bewondering, en vaak had moeten mompelen dat ik zo geweldig ook weer niet was, zou ik mijn ander hartelijker ontvangen. Wat heeft hij toch misdaan? Mijn eigen leven rolt genoeglijk voort, humeurig bij buien en onvoldaan omdat veel niet is gelukt en soms niet eens geprobeerd, maar bijna altijd met goede moed om op terug te vallen. De ander daarentegen wordt bejegend als een kleinmoedige natuur die met lange omhaal van woorden een ideaalbeeld van zichzelf als meeprater hoopt te verwezenlijken. Wat een laf bleek gezicht heeft die man! - en van meepraten brengt hij weinig terecht. Als ik mij in hem voel zitten, zou ik een masker willen dragen.
Het kan mensen die mij in de gedaante van de ander kennen, niet kwalijk genomen worden als zij mij schuwen, maar ik wen er niet aan. Zo levendig als het leven onder vrienden en bekenden is, zo doods is het in het openbaar. Soms overweeg ik of mijn bestaan in zijn ware plooien zou zijn gevallen als ik een eenzame postromanticus was geworden van het model 1900: een smalle man op een achterkamer, één keer per dag erop uit met een boodschappentas. Zo is het niet gegaan. Telefoongesprekken, afspraken, eten, glaasjes bier, flessen wijn, autoritten, wandelingen, voorstellingen; het kan niet zo doorgaan, maar het houdt niet op. Buiten druilt de ander, pratend tegen zichzelf omdat hij niemand kan vinden die hem aan wil horen.
Het zit verkeerd tussen mij en de Nederlandse literatuur, dat is hetzelfde onder een ander aspect. Niet dat er een Nederlandse literatuur bestaat in zo'n concrete vorm dat het mogelijk is om er relaties mee te hebben die uiterlijk waarneembaar zijn. Er bestaan alleen honderden schrijvers en begeleiders, steeds meer; allemaal verdeeld door vriendschappen, vijandschappen en onzekerheden. Wie er een gelijkgezinde beroepsgroep in wil onderscheiden, moet de bewijzen ontlenen aan zijn paranoïde fantasie. Ook wie wil aantonen dat er een kerngroep in zit die de dienst uitmaakt, een establishment, zal zijn werk niet rond krijgen. In een deel van de literaire wereld heerst de anarchie; in een ander deel wordt de dienst tot op zekere hoogte uitgemaakt door mensen die bladen of andere media beheren, maar die zijn ook weer verdeeld.
Het enige model dat in de beschrijving aangebracht kan worden, is dat van slordig getrokken concentrische cirkels: de binnenste en de buitenste en een middelste ertussen. Op de eerste cirkelen de mensen die bijna overal bij betrokken lijken; op de buitenste degenen die nergens iets mee te maken hebben.
Meedoen op de eerste cirkel garandeert niet dat iemand hoog gewaardeerd wordt. Sommigen op de buitenste cirkel staan in hoger aanzien dan sommigen op de binnenste, die algemeen gesmaad worden. Het voordeel van de binnencirkel is alleen dat hij een handige en bekwame speler meer gelegenheid biedt om de aandacht te trekken dan de buitencirkel; en aandacht trekken is het eerste vereiste voor voorspoed.
Het verwondert mij zo weinig als de aandacht voor mij heeft opgeleverd, maar als ik de ander in mijn gedachten oproep, is het toch ook weer geen wonder.
Bovendien, zouden sommigen uitleggen, is behalve je persoonlijkheid ook je schrijven onsympathiek. Onsympathiek aan sommige personen, zou ik corrigeren; onsympathiek in het algemeen heeft geen betekenis. Pedanterie! Er zijn mensen die iets tegen mij hebben, en ik ben niet geneigd hen hoog te schatten. Anderen beoordelen mij gunstiger, en zij zijn mij sympathieker.
Wat objectief vaststaat, is dat ik niet bekwaam en handig gespeeld heb. Het is moeilijk geweest met een onaantrekkelijke tweede persoonlijkheid, maar een doorzetter had meer kunnen bereiken. Nu dat niet gebeurd is, ben ik weinig betrokken geraakt. Vandaar dat ik mij nooit ergens aandien als schrijver. Er bestaan mensen die het zijn, en zo genoemd worden. Ik niet. Ik schrijf verschillende soorten dingen maar ben geen echte, en zou mijzelf belachelijk maken als ik de gegevens ging forceren. De vergeefse meeprater die er graag bij wil horen: wat een misser! Dan liever bevriende mensen te eten, en 's avonds een eindje om.
Ikzelf en mijn ander zijn niet nader tot elkaar gekomen. Zo blijft de mens verdeeld en zelfs verbrokkeld, in fragmenten van een persoonlijkheid die enigszins maar niet sluitend aan elkaar passen. De stille man met de elliptische blik is ook zo'n fragment, in beginsel op gelijke voet met allerlei andere types die ik zou hebben willen verwezenlijken: de onbezorgde atleet, de vrijmoedige minnaar, de sobere moralist, de gewichtloze fantast, de raconteur, de straatvechter en de alweter - sommige voor een deel verwezenlijkt, andere in het stadium van verlokking gebleven. What piece of work is man, how noble in reason, how infinite in faculties... the paragon of animals; and yet, to me...?
Zelfonderzoek is onderhoudend werk, nuttig voor de algemene mensenkennis;