Hollands Maandblad. Jaargang 1993 (542-553)
(1993)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Cultureel relativismeGa naar voetnoot*
| |
[pagina 13]
| |
vrede: de vijand is medemenselijk. Voor die onpartijdigheid in epos of roman bestaat een artistieke reden, want het verhoogt de moed van Achilles als Hector een waardige tegenstander is. Je kunt in het Chanson de Roland uit circa 1100 geen sympathie voor de mohammedanen verwachten, het zijn heidenen en ze zijn dus overwegend schurkachtig, hun legers zijn bizar, exotisch. De christenen zijn trouwe helden, met uitzondering van de verrader Ganelon. Dat neemt niet weg dat het eenzame eind van Roland op het slagveld daarom zo ontroerend is, omdat er aan beide kanten zo heldhaftig man tegen man gevochten wordt. En voor het beslissend tweegevecht tussen Charlemagne en de emir Baligant roepen de christenen bij diens aanblik uit, in vers 3164: ‘Deus! quel baron, s'oust chrestientet!’ Het epos heeft een ingebouwd mechanisme om het evenwicht van lof en blaam te bewaren. Dat mechanisme ontbreekt kennelijk bij de geschiedschrijver, die naar waarheid streeft, wat maar al te vaak betekent dat hij zijn eigen gelijk wil bewijzen. Tenzij, zoals in het 5de-eeuwse Athene, het publiek eraan gewend is geraakt door de opvoeding met Homerus en door deel te nemen aan de debatten van een democratische cultuur om ook de stem van de tegenpartij te eisen. Herodotus en Thucydides beschreven onpartijdig een contemporaine oorlog en ze werden daarmee de voorbeelden voor alle latere echte geschiedschrijving. Die onpartijdigheid werd voor het eerst in het democratische Athene gewaardeerd, in de 5de eeuw voor Christus. Gewoner is de partijdige geschiedbeoefening zoals die in het Oude Testament gebundeld is, of de eenzijdige propaganda van het Nieuwe. Serieuze geschiedenis wordt geschreven vanuit een nieuwsgierige behoefte het wezen van anderen, van de tegenstander en van vreemde culturen en mensen te begrijpen, te bewonderen, te beklagen of te verafschuwen. In de 19de eeuw heeft de beschrijvende etnologie van ‘primitieve’ volkeren zich bij de geschiedenis gevoegd. Deze wetenschap kan alleen maar beoefend worden door mensen, missionarissen en zendelingen aanvankelijk, die open staan voor het vreemde in de ander. Ik noem iemand die zo'n houding bezit niet een ‘cultureel relativist’, ook al bewondert hij vreemde culturen. Want zo'n open iemand denkt er niet aan zijn eigen normen of geloof, van christen, liberaal of socialist, op te geven. Zo iemand is als de onverschrokken Sexualwissenschaftler die onbevooroordeeld onderzocht of mannen en vrouwen in Joegoslavië
Onbekende vrouw, naar Carpaccio, Venezia
nu met de linker- of met de rechterhand onaneerden:Ga naar eind2. Friedrich S. Krauss in Wien war so liebenswürdig, mir folgende Auskunft zu geben: er sah südslawische Frauen und Mädchen immer mit der linken Hand masturbieren; Knaben hielten sich mit der Linken das Scrotum und arbeiteten mit der Rechten. De objectiviteit is een vermogen afstand te nemen van eigen vooroordelen en staat tegenover blinde geloofsijver. Westerse cultureel relativisten die zich keren tegen het opleggen van westerse waarden aan niet-westerse culturen, komen in een paradox terecht wanneer ze zich ook zouden keren tegen hun eigen kritische distantie, die toch wel een in oorsprong westerse waarde is. Ik zie niet graag dat de discipline die nodig is om in een vreemde cultuur door te dringen, gebagatelliseerd wordt door oppervlakkige relativisten die globaal bewijzen dat ‘ons’ Griekenland, of ‘de’ Oriënt, romantische of victoriaanse uitvindingen zijn. Verdiep je maar eens in de monumentale Encyclopédie de l'Islam voordat je zegt dat dit het opleggen van koloniale waarden is. De oosterse filologie is een westerse methode, dat wel. Ik noem deze objectieve houding ‘humanistisch’. Tegenover zo'n gevoel voor medemense- | |
[pagina 14]
| |
lijkheid dat, als het goed is, wordt opgewekt door de beschrijvende menswetenschappen en de literatuur, staat in een tweede westelijke traditie de onverzoenlijke veroordeling van andermans gezindheid door theologen en filosofen, die dank zij openbaring of rede zichzelf een monopolie van het ware en goede hebben toebedeeld; een absolute norm waaraan de mens moet voldoen en op grond waarvan afwijkend gedrag, zonder beroep op omstandigheden, totaal kan worden veroordeeld, bijvoorbeeld polytheïsme, bloedige offers, martelen, en in het algemeen tegenwoordig ongelijkheid van macht. Deze filosofen en theologen veroordelen juist het vreemde in vreemde culturen. Ze willen bekeren en roepen dan uiteraard verzet op. Slavernij, vrouwenbesnijdenis, etnische zuiveringen, ik kan me dat alles heel goed voorstellen, ook al ben ik zelf een voorstander van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar hoe staat het met de averechtse gevolgen van mijn eigen cultuur? Mijn lofwaardige egalitaire principes hebben de laatste 200 jaar de nu naakt geworden financiële ongelijkheid alleen maar schrijnender gemaakt. De hiërarchieën zijn allerminst afgeschaft, en het geld is niet politiek neutraal. Egalitaire individualisten leven vervreemd in een schijnwereld; het ‘ancien régime’ lijkt nu ‘perfectly sensible’.Ga naar eind3. Hiermee zijn we in een heel ander cultureel relativisme beland. Dit relativisme verzet zich tegen het dominerend filosofisch paradigma van universele waarden en waarheden dat sinds Plato en Aristoteles de westerse filosofie en het christendom en daarmee ook nog de islam heeft beheerst. Zo'n anti-universeel cultureel relativist wordt traditionalist en komt in moeilijkheden als hij ongelijkheid moet verdedigen tegen zijn eigen rationele idee in dat alle mensen in wezen gelijk zijn. Wie zich vanuit de westerse cultuur als cultureel relativist tegen de eigen dominantie verzet, verdedigt daarbij maar al te vaak de gruwelijke gebruiken die het gevolg zijn van de ongelijke verdeling van macht, in een naar eigen normen niet rationeel te verdedigen andere cultuur. Hij zit, alweer, in een paradox gevangen.
Je moet de mensen hun gelijk gunnen omdat mensen zo gesteld zijn op de integriteit van hun persoonlijkheid. Ze zijn trots als ze kunnen verklaren dat ze nu nog, op hoge leeftijd, in hoofdzaak hetzelfde vinden als toen ze jong waren. Het is een prettig gevoel als je leermeesters hebt gehad die je dankbaar kunt blijven, het is prettig je erfgenaam te voelen van een lange, degelijke traditie. Zoiets had Kuhn in zijn in 1962 voor het eerst verschenen beroemde boek opgemerkt, toen hij uitlegde hoe lang het kon duren voordat een ‘paradigma’-wisseling in de natuurwetenschappen, maar ook op andere gebieden, waaronder de kunst, zich doorzet; je moet gewoon wachten tot de beoefenaren van wat zijzelf als ‘normale wetenschap’ of ‘goede kunst’ beschouwen dood zijn, want de oudere geleerden of kunstenaars waren opgegroeid in het idee dat hun ‘paradigma’ of ‘worldview’ alle problemen zou oplossen of dat het zo moest.Ga naar eind4. In 1967 stelde Rorty een bloemlezing samen van artikelen van Engelse en Amerikaanse filosofen die - in het kader van een kantiaanse traditie waarin de filosofen tot taak hadden gekregen de fundamenten van menselijk handelen en denken te onderzoeken (de ‘centrale interfaculteit’) - zich hadden gespecialiseerd in het kritisch taalonderzoek, hetzij dat ze dachten dat het traditionele filosofisch jargon ziek was en dus heil verwachtten van de analyse van gewoon taalgebruik, hetzij dat ze daarentegen een ideale, formele taal wilden ontwerpen, met hetzelfde doel: te laten zien dat de meeste filosofische en alle theologische geschilpunten zinloos waren, en welke konden worden opgelost. Rorty kwam, zij het aarzelend, tot de conclusie dat er eigenlijk geen filosofisch criterium kon bestaan waarop beslist kon worden welke methode de beste was. Hij kreeg de indruk dat de verschillende scholen elkaar afwisselden zonder dat er van een dui- | |
[pagina 15]
| |
delijke vooruitgang sprake kon zijn, en kwam zodoende in de buurt van de paradigma's van Kuhn, die ook wel eens zo relativistisch opgevat worden.Ga naar eind5. Rorty kwam daarmee in de sceptische paradox terecht: de filosofische revoluties die sinds Plato tot doel hadden gehad de beperkingen van de eigen cultuur en conventie te doorbreken door ware kennis in de plaats te stellen van subjectieve opinie, waren niet meer dan stroming en opinie. Maar wat deed Rorty zelf toen hij deze pretentie ontmaskerde? Hij overzag de hele geschiedenis van de filosofie in een vogelperspectief en koos voor een pragmatisch standpunt, maar het pragmatisme is een filosofische stroming. Hoe aan de filosofie te ontsnappen als je het over de filosofie hebt? Rorty's collega's hadden zich al eerder laten winnen voor het inzicht dat de aparte categorie van de eeuwige waarheden waar de filosofen zich mee bezig zouden hebben moeten houden niet bestaat, onder invloed van de late Nietzsche en de allerlaatste Wittgenstein en vooral nadat Quine in een opstel uit 1953 had aangetoond dat er geen duidelijke grens te trekken valt tussen synthetische beweringen, die contingent van ervaring afhangen, en analytische waarheden, die los van omstandigheden waar zijn.Ga naar eind6. Dat betekende het einde van de filosofie in de traditie van Descartes en Kant; althans zo luidde de conclusie die Rorty trok in zijn Philosophy and the Mirror of Nature uit 1980.Ga naar eind7. De gedachte dat universele waarheden uit de mode zijn, is sinds kort extra populair geworden door toedoen van Toulmin,Ga naar eind8. die in zijn Kosmopolis een terugkeer bepleitte van de sceptische en rijke - in plaats van dogmatische en dorre - filosofie van de Renaissance. Maar als filosofische waarheden geen universele pretentie meer mogen hebben en dus niet meer zijn dan opinies, die de schijn van evidentie alleen vertonen voor wie zich door de waarheid ervan laat verblinden, dan geldt wat voor waarheid geldt zeker ook voor waarden, waaronder de evidentie van deuniversele mensenrechten. Zulke rechten bestaan niet, evenmin als er heksen bestaan. |
|