door de woonkamer verspreid bleken te liggen. Haar blouse was gescheurd, hetgeen toch mogelijk op iets van geweld duidde. Haar slipje kon ze niet meer vinden, dat zou waarschijnlijk in de slaapkamer liggen. Maar dan moest ze echt gaan zoeken en ze wilde niet het risico lopen dat de man waar ze naast had gelegen wakker zou worden. Bovendien, het belangrijkste had ze. Niemand die zou zien dat ze onder haar lange rok geen slip droeg.
Voordat ze de deur uitging, schreef ze nog een klein briefje:
Dag lieve Ali één, Ali twee en Ali drie,
Allah is groot en ziet vast alles. Misschien dat
hij me ooit eens kan vertellen wat jullie hier
met me gedaan hebben.
Groet. B.
Zachtjes sloot ze de deur en nam de lift naar de begane grond. De koelte van de ochtend werkte verfrissend. Het waaide tamelijk hard. Barbara keek om zich heen. De mistroostige flatgebouwen maakten geen herinneringen wakker. In de verte liep een man met een hond. Ze begon in zijn richting te lopen, ze zou zo wel een taxi tegenkomen. De wind voelde al snel koud aan langs haar benen en in haar gezicht.
Een paar maal in het jaar had Barbara de behoefte om zich helemaal te laten gaan. Eigenlijk was dat al zo sinds ze met studeren was begonnen. Ze had twee studies tegelijk gedaan, medicijnen en biochemie, en daarnaast ook nog enkele blokken filosofie gevolgd. Studeren kostte haar geen enkele moeite, dat ging gewoon vanzelf. Zo was ze al als klein kind. Maar net zoals het studeren vanzelf ging, zo kon ze ook die behoefte niet onderdrukken. Het was ook niet echt iets wat ze wilde, het was gewoon iets wat ze móest doen, ze kon er onmogelijk weerstand aan bieden. Meestal gebeurde het na een periode van keihard werken, zo'n vier, vijf keer per jaar. Ze ging dan naar een vreemde stad, met genoeg geld op zak, en dan zag ze wel wat er gebeurde. Ze dronk veel tijdens zulke uitstapjes, zeer veel soms, om deze sporadische uitbarstingen tenminste nog enigszins voor haarzelf te kunnen rechtvaardigen. Niet dat Barbara nu zo verschrikkelijk mooi was, maar haar ervaring was wel dat ze als vrouw nooit lang alleen bleef. Zo goed als altijd eindigden zulke avonden dan ook bij wildvreemde mannen in bed. En dat dat voor haar steevast het gevolg was van te veel drankgebruik en nimmer van enige vorm van liefde of genegenheid, werd haar de volgende ochtend steeds duidelijk. Het was iets wat er voor haar bij hoorde, dat had ze allang geaccepteerd. Ze wist dat ze risico's nam met deze levensstijl. Die nam ze voor lief, ofschoon ze wel degelijk de veiligheidsvoorschriften van deze tijd zo veel mogelijk in acht probeerde te nemen.
Maar dat ze zo veel gedronken had dat ze zich niets meer kon herinneren, was haar nog nooit overkomen.
In de trein terug naar Amsterdam maakte ze een praatje met een bejaard echtpaar dat reeds vroeg op weg was naar de verjaardag van een van hun kleinkinderen. Barbara vertelde hun dat ze over een jaar haar proefschrift hoopte af te ronden. De man was verbaasd dat een jonge vrouw als zij al zo vroeg in de trein zat. In het weekeinde kon ze toch best een beetje uit de band springen? Een beetje ontspanning zou goed voor haar zijn en ze kon immers uitslapen. Barbara glimlachte verlegen en beloofde dat ze zijn advies ter harte zou nemen.
Barbara was vroeg opgestaan, ze had onrustig geslapen. Die ochtend had ze een afspraak met haar promotor. Ze zou te horen krijgen of haar proefschrift goedgekeurd zou worden. Niet dat ze daar al te zeer aan twijfelde maar ze had het nog steeds niet zwart op wit staan.
Het proefschrift behandelde een nogal specialistisch onderwerp. In de hersenen van mensen die leden aan de ziekte van Alzheimer had Barbara in sterk verhoogde mate klonteringen met het eiwit bèta-amyloid gevonden. Dat eiwit was weer een onderdeel van een veel groter eiwit, het amyloid-precursor-protein. Barbara had aangetoond dat het gen van het amyloid-precursor-protein gelokaliseerd was op de lange arm van het 21ste chromosoom, een belangrijke ontdekking. Wellicht dat haar onderzoeksparadigma meer aan het licht zou kunnen gaan brengen over de eventuele genetische ontstaansgeschiedenis van de ziekte van Alzheimer, dat moest verder onderzoek gaan uitwijzen. Internationaal kwam er in elk geval steeds meer respect voor haar publikaties, gezien de toenemende mate waarmee ze geciteerd werd in de toonaangevende tijdschriften en een verzoek voor het aanstaande congres van de World Health Organisation om een lezing van haar laatste publikatie te geven.
Om elf uur liep Barbara de kamer van professor De Graeff binnen. Ze begreep meteen dat het wel goed zat met haar proefschrift. Op tafel stond een grote slagroomtaart.
‘Zou je bij de secretaresse even koffie willen halen?’ sprak professor De Graeff, ‘we