De bomendokter
Taco Meeuwsen
Gilles Mak Kockelkoren verwijst voortdurend naar bomen. De bomen in zijn beeldspraken groeien als vanzelf wanneer ze maar op tijd water krijgen en zon en zuurstof. Ze groeien niet wanneer je te veel aan ze trekt, ze te vaak verpoot of op z'n Japans met een scherpe rozenknipper aan de uitlopers rommelt. Over het afnemend geknetter van de ozonlaag en de zuurgraad van ons regenwater rept hij met geen woord. Zo verrukt is Gilles van de overeenkomsten tussen zijn cliënten en bomen in al hun verscheidenheid dat hij vaak wijst op botanisch onderzoek waaruit blijkt dat de bladvorm in het klein al het silhouet van de volgroeide boom onthult.
‘Wat zegt dat over ons mensen?’ mijmert hij hardop.
Bij binnenkomst vraagt hij eerst of hij dat verhaal van die bomen al heeft verteld. Hij stelt die vraag handenwringend. Mijn vrouw en ik schudden daarop steeds van nee. Deels omdat we het sneu vinden hem te moeten betrappen op doublures. Welke cliënt heeft hij wat ook al weer uit de doeken gedaan? Soms ziet hij door de bomen het bos niet meer en dat is best te begrijpen. Voor een ander, niet-onbelangrijk deel ook omdat hij met zijn neutrale geklets onze wekelijkse gespreksuurtjes vult zonder dat mijn vrouw en ik elkaar, of Gilles Mak Kockelkoren, in de haren vliegen. Dat is wel zo rustig. Schrijnende kwesties schorten we op tot volgende week. Een boom bot evenmin uit in een uurtje.
‘Ik zou het niet weten,’ zeg ik en kijk naar mijn vrouw. Aan haar verraadt niets of ze het weet of niet en aldoor zwijgt ze. Ze zweeg al bij binnenkomst en hoefde ook geen glaasje water. Ik wel en nu vind ik het jammer dat ik mijn glas water zo snel, met vier gulzige teugen, heb opgedronken. Ik zou het demonstratief aan mijn voeten hebben kunnen sprenkelen, daar op zijn hoogpolig tapijt, waar mijn boomwortels zich ergens bevinden.
‘Relaties zijn systemen,’ zegt Gilles dan geheimzinnig. ‘Een boom groeit ook volgens een bepaald systeem. Dat systeem wordt al zichtbaar in het blad. Als gesprekstherapeut zoek ik naar het bladmotief van jullie relatie...’
Bij ons allereerste gesprek maakte Gilles ons al duidelijk dat hij zichzelf een systeemtherapeut vindt. Hij zei toen: ‘Ik ga ervan uit dat jullie, zoals je hier vanmiddag zit, inmiddels in je relatie het meest haalbare systeem hebt ontwikkeld. Voor jullie dan. Ik heb niet de pretentie daar iets aan te kunnen veranderen.’ Waarop ik opstond en zei dat we dan snel uitgepraat waren. Ik was op verandering uit. Ontworteling desnoods. Of de uitroeiing van kwalijke verknopingen tussen mijn vrouw en mij, met wortel en tak. Tut, tut, suste hij en hij verklaarde het allemaal nog niet zo te begrijpen tussen ons en dat daar tijd voor nodig was.
‘Een tuinman die in de zomer al aan de boom schudt om de herfst te bespoedigen is een domme tuinman,’ zei hij nog. ‘Zo ook de tuinman die in de winter op bloesem gaat zitten wachten. Een domme en verkleumde tuinman.’
Ik ben weer gaan zitten. Ik gun iedereen het voordeel van de twijfel. Ik gun ook iedereen zijn eigen wijsheid en graag kijk ik de kat wat uit de boom. Nu ben ik zijn beeldspraken beu.
‘Je zou eens op zoek kunnen gaan naar de boktor in onze relatie, of de houtmijt,’ zeg ik. ‘Wat te denken van de houtrot in ons samenzijn, de eikehouten plank voor onze koppen, ons dichtgegroeide gevoelsleven, de povere wederzijdse bestuiving, mijn slappe stamper, haar doffe meeldraden...’
Ik zou zo nog best enige tijd door kunnen gaan, want ik wind me weer vreselijk op. Gilles knikkebolt.
‘Ik geloof overigens stellig,’ zeg ik nog, ‘dat je tegen planten moet praten, veel praten, daar groeien ze van. Met aarde, zon en water alleen red je het niet makker.’
Gilles Mak Kockelkoren zucht en kraakt en piept als een ouwe treurwilg om aan te geven dat hij bedenktijd nodig heeft. Hij moet overpeinzen wat ik er allemaal mee bedoeld kan hebben, met mijn beeldspraken. Hij zoekt naar het systeem achter mijn boosheid en waarom ik zo boven in de boom moet zitten. Gaat daarachter wellicht geen