lichaam aan. Na een tijdje begon hij voorzichtig haar arm te strelen. Ze liet hem begaan, maar zuchtte toen en zei dat ze pijn had in die arm.
‘Hoe kun je dan daarmee breien?’
‘Het gekke is, als ik zit te breien, heb ik er haast geen last van. Pas als ik ophoud.’
Hij schoof zijn hand onder haar hemd en streelde haar rug.
‘Hè, toe nou,’ zei ze op vermoeide toon. Hij draaide zich om.
Zoals gewoonlijk werd hij vlak voor het aflopen van de wekker wakker. Hij zette de wekker af en stond op. Aan Ilses ademhaling hoorde hij dat ze ook wakker was, maar ze maakte nog geen aanstalten om op te staan. Pas toen hij thee had gezet en de tafel gedekt, kwam ze naar beneden. Hij hoorde aan haar voetstappen dat ze slecht had geslapen. Ze ging aan tafel zitten en keek met haar kin op haar hand steunend toe terwijl hij thee inschonk. Ze was iedere keer wakker geworden wanneer ze op haar zere arm was gaan liggen, zei ze. Tjeerd maakte zijn brood klaar voor tussen de middag terwijl hij haastig een boterham naar binnen werkte. Hij trok zijn jas aan.
‘Ga je naar school?’
‘Nee, naar Timboektoe,’ zei hij geprikkeld. Ze kon van die onnozele dingen zeggen als ze moe was. Meestal hoorde hij het niet eens meer, maar nu hij haast had, ergerde het hem. ‘Ik weet niet hoe laat ik thuis ben, we hebben vanmiddag vergadering.’
‘Komt Wietske ook?’
‘Uiteraard. Het gaat over de opheffing. De eventuele opheffing, moet ik zeggen. De inspecteur komt, en iemand van de gemeente en wij drieën.’
‘Leuk, kunnen jullie misschien nog even napraten onder elkaar.’
‘Hadden wij niet afgesproken dat wij daarover op zouden houden?’
‘Ik houd er ook over op. Ik zeg het alleen maar.’
Toen hij laat in de middag thuiskwam, probeerde hij een effen gezicht te zetten, maar Ilses verbeten uitdrukking en agressieve toon prikten zijn voornemen lek.
‘Gezellige vergadering?’
‘Dat kun je wel zeggen, ja. We worden opgeheven.’
‘Heb je zeker tot zo laat bij Wietske zitten uithuilen.’ Ze keek beschuldigend naar de klok. ‘Je wou me toch niet gaan vertellen dat jullie tot kwart over zes hebben zitten vergaderen.’
‘Ilse, het opheffen van een school is geen kattepis. Wat moet er met het personeel gebeuren? Het zijn er maar drie, waarvan ik, zoals je je misschien herinnert, er één ben, maar toch. En dat is maar een van de vele vragen en ik zou haast zeggen, wat de inspecteur betreft tenminste, een van de minst belangrijke.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Je houdt het toch niet tegen.’ Ze schepte zichzelf eten op en ging met het bord op schoot voor de televisie zitten. Tjeerd ging na het eten naar boven, waar hij een tijdje achter zijn bureau zat en niets ziend naar buiten staarde. Daarna trok hij zijn trainingspak aan en ging een uurtje joggen op de weg langs het bos, waar 's avonds weinig verkeer was. Toen hij terugkwam, zat Ilse nog altijd voor de televisie, een leeg bord op haar schoot. Zodra hij naast haar kwam zitten, stond ze op en ging weer zitten breien in haar stoel. Wietske belde op om iets te vragen over de afvloeiingsregeling. Ilse zei niets, maar hij voelde haar wroeten in alles wat hij zei om iets te vinden dat op een herleving van hun verhouding zou kunnen wijzen. Toen hij in bed voorzichtig zijn arm op Ilses schouder legde, snauwde ze ‘Leg je arm maar op iemand anders’ en keerde hem de rug toe.
In het donker luisterde hij naar haar ademhaling. Ze sliep niet. Ze draaide zich vaak van de ene zij op de andere. Blijkbaar had ze pijn in haar schouder, want telkens wanneer ze op haar linkerzij ging liggen, draaide ze na een paar minuten weer terug. Maar op haar rechterzij lag ze met haar gezicht naar hem toe.
‘Slaap je?’ vroeg hij na een tijd.
‘Nee.’
‘Morgenmiddag als ik uit school kom, gaan we ergens heen met de auto. Een verrassing. Ik wou het eigenlijk morgen pas zeggen, maar nou ja. Dan zul je ook begrijpen waarom ik vandaag zo laat was. Natuurlijk hebben we niet tot zes uur zitten vergaderen, maar ik moest nog ergens heen.’
‘Waar dan?’
‘Naar Leeuwarden.’
‘Om wat te doen?’
Hij aarzelde. Hij had haar willen overdonderen, haar paf doen staan. Als hij het nu zei, kon hij haar gezicht niet zien. Maar haar droge stem liet hem geen keus.
‘Ik ben wezen kijken naar een breimachine.’
‘Een breimachine?’ Ze knipte het licht aan en ging overeind zitten. ‘Waarom dat?’
‘Je krijgt een breimachine van me.’
Ze was oprecht verbaasd. ‘Hè? Hoe dat zo ineens? Waarom?’
‘Omdat je telkens pijn in je arm hebt. En omdat je niets liever doet dan breien, vooral sinds van de zomer. Sinds je weer thuis bent,’ voegde hij er zachter aan toe.