stem, als een snauw. ‘En dat niet alleen, je verknoeit onze tijd ook. En ik heb het je gezegd.’ Zijn wenkbrauwen en de mijne schoten omhoog, alsof wij niets te verbergen hadden. ‘Maar Marty weet het beter. Hij ruikt ze op een kilometer afstand.’
Ze was, zonder overdrijving, kolossaal. Bolle wangen onder een zonnebril, behangen met goedkope sieraden.
‘Waar komt zij vandaan?’
Haar hand lag nu bij mijn elleboog op de andere mouw. Een lichte aanraking. De hamer viel met het geweld van een veertje. Vrouwen kunnen dat nu eenmaal, nietwaar? Zelfs de zwaarste.
‘Wat een brutaliteit. “Wat heb ik eraan als ik professional word?” En schuif eens een eindje op.’
Niemand had haar gevraagd te gaan zitten, maar het was een openbare bank. Een van de naar schatting 32 000 banken in de stad. Een van de nadelen van ongezien blijven, onderduiken zo je wilt, is dat het alleen in het openbaar kan.
‘Vriend, zet die oren van je eens wijd open. Je hebt er niets bij te verliezen als je van status verandert. Niets met een grote n. Zo denkt een professional erover. Niets te verliezen, doodeenvoudig.’ Ze gebruikte een parfum dat beelden van dode walvissen opriep.
‘Voordeel, dat is alleen iets voor amateurs.’
‘Dit is tante Grace,’ zei Marty lachend.
‘Een genoegen om kennis te maken.’
Zo klonk het niet.
‘Grace kan je dingen leren over onderduiken waar je zelfs nooit van hebt gedroomd.’ Marty wachtte op mijn reactie. ‘Wat denk je ervan?’
‘Het komt wel wat plotseling, dat zullen jullie met me eens zijn.’
‘Laat hem maar, Marty, kom op.’ Tante Grace stond op, maar was niet veel groter dan toen ze zat. ‘Meneer denkt dat ie alles door heeft. Als je het mij vraagt...’
Marty hield zijn hand een klein eindje op, en tante Grace bedaarde.
‘Moet je horen, wij kunnen je nieuwe dingen leren om je voor te verbergen.’
‘Het heeft geen zin om tegen hem aan te praten, Marty. Dat haalt toch nooit iets uit? Weet je Ethel nog? Als jij één keer kunt noemen dat het gelukt is om iemand over te halen, dan val ik op mijn kleine knietjes en bied excuses aan. Kom nog eens langs, hè.’
Tante Grace liep weg van de bank, duiven stoven op. Toen was ze verdwenen. Marty zuchtte. Hij stond daar schutterig.
‘Wacht, alsjeblieft. Ik wil graag wat meer weten.’
‘Als je het mij vraagt, wordt Marty oud.’ Een prachtige jongen. Er is geen ander woord voor. Blond, slank. Ontluikende baard. Vriendelijk gezicht, als je niet té precies keek. De vraag lag op mijn lippen: hoe is hij betrokken geraakt bij een stelletje onderduikers? Maar ook - als hij het kon, kon ik het ook.
‘Hou jezelf niet voor de gek, Willie. Hij is nog steeds de beste. Is dat niet waar, Marty?’
Een kleine man, ronde schouders, geronnen bloed op zijn kin door een bot scheermes. Hij was meer het type, paste beter in het beeld. Mijn beeld.
‘Waar is-ie nou? Waar is Marty naar toe?’
De anderen moesten allemaal lachen. Ik wist dat ze lachten, maar op een manier die ik nog nooit had gezien. Ze lachten zonder aandacht te trekken. Dat moest ik nog leren.
‘Hoe hebben jullie... mij opgemerkt? Hoe wist je dat ik...’
‘Marty ziet dat. Hij weet wie hij moet hebben.’
‘Hoe pikte Marty mij er dan uit?’
Willie was vriendelijk.
‘Toen je een plaatsje op een lege bank zocht, was je net iets te voorzichtig.’
‘En niet dezelfde bank van gisteren.’ De stem van Marty. Hij liep over het trottoir naar ons toe. De anderen knikten trots en vol waardering voor de prestaties van hun leider.
‘Je legde je benen pas over elkaar toen je er redelijk zeker van was dat niemand keek. En als ik je gevraagd had wat er in de krant stond die je las, zou je niets weten.’
‘Wat denken jullie van een drankje met z'n allen?’ Dat was mijn stem.
‘Op het vakmanschap?’
Wat zei ik ook weer over geluk hebben? Maar zo is het leven toch, abrupt. Ha! Na jaren en jaren slepen krijgt mijn leven plotseling vleugels. Binnen één seconde verandert alles. Nou ja, niet alles. Ik moet niet overdrijven. Nu minder dan ooit. Zo veel verandert er ook niet, uiterlijk niet tenminste, maar dat kleine beetje, die drempel - niemand ziet dat je eroverheen stapt, ze weten van niets, maar het is een stap van jewelste. Wat zeg ik nu allemaal? Ben ik gek geworden? De anderen weten ervan. Zij hebben me tenslotte geholpen, niet?
Ik zal je één ding vertellen. Gemakkelijk is het niet. Wanneer je, als troost voor honderden zwakheden en mislukkingen, denkt dat je redelijk goed bent in bepaalde dingen, valt het niet mee om van het ene moment op het andere te ontdekken dat je al die tijd een beginneling bent geweest. Dat is een bittere pil om te slikken. Niettemin, de ontdékking - net als wantrouwen - doet het bloed stro-