Een ander land
Taco Meeuwsen
Ik heb pijn. Al tien dagen dendert hoofdpijn, een mastodont te erg, in mijn hersenpan. De aarde schudt ervan. Ik moet een breedbek-antibioticum uitkuren tegen een ontstoken peesschede in mijn nek. Dat wordt vermoed tenminste. Drie paarse torpedo's per dag doen het werk, na iedere maaltijd één. Maar de pijn blijft. Vrijdagnacht wil de weekenddienst het nog even aanzien met de paracetamol/valium-pillen die de huisarts heeft voorgeschreven. Ze helpen niets. Deze pijn sloopt dikke muren met gemak en giert het uit van leedvermaak bij het wattendek dat de paracetamol opwerpt. Ook de koorts brandt nu op een hoge pit, mijn vlees en gebeente sudderen onder het dekbed. De volgende ochtend laat ik mijn vrouw weer bellen om versterking. Zaterdagmiddag stuurt dr. Van Krimpen-Verlof, die de weekendwacht heeft afgelost, een student. Het pikkie in geruite bloes heeft een leren dokterstas die veel te ouwelijk aandoet. Daar zal de artsenij wel in de familie zitten, denk ik wanneer Bas, het pikkie, de zware tas aan het voeteneinde op bed laat vallen. Daarna denk ik niets meer, want de schokgolf van zijn nonchalante entree heeft mijn hoofd bereikt. Bons. Bons. Ik zoek op de tast het bakje om te spugen. Bas steekt zijn lampje in mijn keel en in mijn oren. Er zit bloed in de linkergeluidsgang, zegt hij. Daar moeten dus van binnenuit beschietingen hebben plaatsgevonden. Een vuurgevecht, door het trommelvlies honderdvoudig versterkt. Dat kan verrotte zeer doen, weet Bas. Hij zal iets sterks adviseren. Fortral, de naam zegt het al.
Dr. Van Krimpen-Verlof moet het bloed eerst zelf zien alvorens hij een paardemiddel uitschrijft. Ik behelp me nog een nacht en een dag met paracetamol/valium-tabletten. Bij het krieken van de dag schud ik in mijn bed als een missionaris met beriberi. Ik tril en schok de hoofdpijn klaarwakker en mijn temperatuur loopt weer angstig op. Met een schele blik op de thermometer in mijn mond meen ik het kwik te zien borrelen, floepend als een magmapoel op IJsland. Op de steengrill van mijn tong sist het water dat ik met gulzige slokjes tot me neem. In de slaapkamer is het koud.
‘Aan hoge koorts is nog niemand gestorven,’ zegt dr. Van Krimpen-Verlof met geneeskundige stelligheid. Hij zit op een gevaarlijk randje van mijn bed en telt met een afkeurende blik het aantal peuken in de asbak. Ik zucht en voel me een aansteller.
‘Dit is een koppijn die ik niet ken,’ leg ik uit. ‘Die pijn moet weg.’
Dr. Van Krimpen-Verlof steekt eenzelfde lichtje op als zijn student en duwt het tuitje in mijn oor. ‘Oud bloed,’ mompelt hij. ‘Het middenoor heeft opgespeeld.’ Hij roffelt op mijn jukbeen en trekt aan mijn neus. ‘Pijn?’ vraagt hij. Het is een vraag die ik bevestigend kan beantwoorden.
Er volgen minuten van interne beraadslaging. Dan kijkt hij me weer aan. Hij is verbaasd dat de paarse torpedo's die koorts niet de baas kunnen. Hij overweegt het nog een dagje aan te zien. Elk ogenblik verwacht hij een spectaculaire temperatuurdaling. Hij zou er bij wijze van spreken op kunnen wachten als hij het niet zo stervensdruk had. Zo werkt het breedbek-antibioticum nou altijd en haastige spoed is een stinkende heelmeester.
‘De pijn,’ verfris ik zijn geheugen, ‘het is vooral de hoofdpijn. Ik wil iets sterks. Er is over Fortral gesproken.’
Fortral, ja. Dat is opnieuw een stille overweging waard. Ondertussen speelt hij ruw met zijn kijkertje, lampje aan lampje uit. ‘Fortral,’ zegt hij ten slotte, ‘is niet van risico gespeend.’ Het opiaat wil in combinatie met hoge koorts nog wel eens voor een tripje zorgen.
‘Dondert niet,’ zeg ik, ‘als de pijn maar verleden tijd is.’
Dr. Van Krimpen-Verlof is eindelijk aan schrijven toe. Drie ampulletjes Fortral, noteert hij met een schokkende hand die voor de ‘f’ eerst wat oefenrondjes draait boven het receptblok. Hij wil voorzichtig blijven. Morgenavond moet de wereld er voor mij heel anders uitzien. Wanneer hij vertrokken is, bekijk ik zuchtend het recept. Op zijn handschrift moet de dokter inderdaad nog veel oefenen.
Fortral bereikt allereerst mijn middenrif. Ik hoef niet meer te ademen. Ik vergeet het gewoon, het is van geen belang meer. Ik lig op