schikt immers over gezond verstand.
Nu een raadseltje waarvan de implicaties verder strekken. Een van de beroemdste filosofen aller tijden, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, schreef in zijn Wissenschaft der Logik, 11. Teil, 2. Buch, 1. Abschnitt, 2. Kapitel, § A., Anmerkung 2.: ‘[sommige mensen zeggen dat] gelijkheid en ongelijkheid ongelijk zijn. Zij zien niet in dat ze daarmee zelf al zeggen dat gelijkheid iets ongelijks is; want zij zeggen dat gelijkheid ongelijk is aan ongelijkheid; omdat dit meteen als het wezen van de gelijkheid moet worden erkend, ligt hierin besloten dat gelijkheid niet uiterlijk, maar op zichzelf, naar haar wezen, ongelijk is.’ Hegel wil blijkbaar het onderscheid tussen gelijkheid en ongelijkheid relativeren. De vraag is: klopt dit? Ook nu kan men weer gaan ‘rekenen’, dat wil zeggen boeken en artikelen met titels als ‘Die Identität ihrer Natur nach bei Hegel und seinen Nachfolgern’ gaan doorvorsen, maar men kan ook het gezond verstand laten vaststellen dat er in deze passage raar wordt gerommeld met het begrip ‘ongelijkheid’. Je kunt van twee dingen zeggen dat ze ongelijk zijn (in de zin van: niet identiek), maar heeft het zin om van wat dan ook te zeggen dat het ongelijk is, zonder meer? Met een weinig aan logische of taalkundige scholing kun je precies (preciezer dan hierboven) formuleren wat er mis is aan Hegels gedachte, maar gezond verstand is voldoende om aan te voelen dát er iets loos aan is.
Men kan zelfs verdedigen dat wat Hegel ten beste geeft de naam ‘gedachte’ niet eens verdient, omdat het niet meer is dan een jongleren (bijna: rekenen) met woorden waarbij het denken juist wordt uitgeschakeld. Zulk gejongleer heeft, via Marx, Engels en Lenin, wereldgeschiedenis gemaakt, vandaar dat ik waarschuwde dat het tweede raadseltje belangrijker implicaties had dan het eerste. Het illustreert dan ook nog beter de grandeur van het gezond verstand, dat het niet in de politiek, maar wel in het rijk van de geest tegen de wereldgeschiedenis kan opnemen.
Dat blijft nodig, ook nu de politieke erfenis van Hegel echt geschiedenis is geworden. Ontzag voor verheven gebazel is er nog steeds, evenals blind ontzag voor alles wat zich als wetenschappelijk aandient. Het probleem met de wetenschap is dat ontzag vaak op zijn plaats is, maar dat noch de leken noch de geleerden zelf altijd oog hebben voor de beperkingen van een wetenschappelijk specialisme. Een bijzonder gevaarlijke species zijn bijvoorbeeld de economen. Zij zijn rekenaars bij uitstek: wat zich niet leent voor rekenen, omdat het moeilijk te quantificeren is, dat laten ze eenvoudig buiten beschouwing. Het zou niet zo erg zijn als zij en hun politieke of commerciële opdrachtgevers zich van de beperking bewust waren. Maar meestal passen ze hun rekenresultaat blindelings toe op dezelfde werkelijkheid waarvan ze eerst een deel hebben verdonkeremaand. Hoewel bijvoorbeeld allerlei mensen, waaronder enkele economen mét gezond verstand, al lang geleden hebben betoogd dat men, hoe moeilijk dat ook is, het natuurlijke milieu in het economische handelen moet verdisconteren, denken de meeste economen nog steeds alleen in termen van bedrijfseconomie, nationaal produkt enzovoort. Alleen het gezond verstand laat zich niet imponeren door macro-economische verkenningen, en vraagt: in hoeverre weerspiegelt de rekensom, waarvan ik wel wil geloven dat er geen fouten in zitten, de werkelijkheid waar het om draait?
De grandeur van het gezonde verstand laat zich samenvatten in twee simpele maximen. Denk even na voordat je aan het rekenen slaat of een regel toepast. Laat je niet door een prachtige, ingewikkelde maar ondoorzichtige redenering of door verheven ideeën imponeren als je met eigen ogen kunt zien dat de conclusie niet klopt.
Het gezonde verstand is het beste afweermiddel tegen slaafse gehoorzaamheid aan regels, tegen ongewettigde pretenties van specialisten en tegen mistige imponeertaal.