is het gezond verstand het tweelingbroertje van het gesundes Volksempfinden. Tot beide meent iedereen onmiddellijke toegang te hebben. ‘Het gezonde verstand is van alle dingen het beste verdeeld,’ zei Descartes, ‘want iedereen meent er zo goed van te zijn voorzien dat zelfs zij die in alle andere opzichten het moeilijkst tevreden zijn te stellen er gewoonlijk niet meer van begeren dan ze al hebben.’
Maar iets geloven omdat je het wilt geloven - omdat je er belang bij hebt, of omdat je het altijd al hebt geloofd en herziening van je overtuigingen je zo verontrust - is een van de hoofdvormen van de menselijke domheid. Zij wordt vertoond door gekken en geleerden, godsdienstigen en atheïsten, kunstenaars en filosofen. De componist Louis Andriessen zei in een interview in nrc Handelsblad van 19 mei 1989 over de (inmiddels vergeten) koude kernfusie: ‘Het moet lukken, anders gaan we eerder naar de verdommenis dan over vijftien miljard jaar, als de zon is opgebrand.’ Het komt erop neer (zo vat de interviewer hem verder samen) dat volgens Andriessen niet de mens wordt bepaald door de materie, maar dat de natuurwetten zich behoren te voegen naar de mens. In radicaler vorm zal men het wensdenken niet gauw tegenkomen. Ik wil het (niet) dus het is (niet) zo. Het is alsof een jongetje stampvoetend tegen de vuurspuwende Etna roept: ‘Hou daar ogenblikkelijk mee op!’
Dan de geleerden. In 1944 verscheen het La Guardia Report over de gevolgen van marihuanagebruik. Volgens dit rapport viel het allemaal erg mee. Dat de politici en ambtenaren zoiets niet konden accepteren verrast ons niet, maar ook het Journal of the American Medical Association meende dat waarheid moet wijken voor gewoonte en moraal, twee van de belangrijkste determinanten van het gezonde verstand: ‘De conclusie dat marihuana niet leidt tot genoemde degeneratieverschijnselen heeft de wetshandhaving al veel schade berokkend. Overheidsfunctionarissen doen er goed aan dit onwetenschappelijke, onkritische onderzoek te negeren en marihuana als een gevaar te blijven zien.’ En in een door een doctor ingezonden brief in nrc Handelsblad kon men op 23 mei 1985 naar aanleiding van een uitspraak over ruimte en tijd van de fysicus Hawking lezen ‘dat het bij het accepteren of verwerpen van zijn uitspraak om een diepere keuze gaat. Of men kiest voor menselijke vrijheid, en dan is Hawkings bewering onjuist, of men geeft hem gelijk.’ De woorden die de drogreden van het wensdenken op onvergelijkelijke wijze illustreren heb ik gecursiveerd.
De gekken, godsdienstigen en misschien de kunstenaars kun je het wensdenken niet al te kwalijk nemen, de geleerden en filosofen des te meer, en filosofen weer meer dan geleerden. ‘De kracht van een geleerde bestaat in de beperking van zijn twijfels tot zijn vakgebied,’ zei Canetti al, dus daarbuiten moeten we hem een eventueel dogmatisme maar niet méér aanrekenen dan een gewone burger. Een filosoof daarentegen heeft geen vakgebied, in de zin van een welomgrensd partje van de empirische werkelijkheid. Hij heeft tot taak te onderzoeken hoe in het algemeen aannamen over die werkelijkheid gerechtvaardigd worden of moeten worden. Hij zou bij uitstek in staat moeten zijn om de wens te onderscheiden van de gedachte, want een elementairder epistemologisch onderscheid is haast niet denkbaar. Wanneer zo iemand tracht te rechtvaardigen wat hij gelooft in plaats van te geloven wat gerechtvaardigd blijkt te kunnen worden, dan verzaakt hij zijn plicht. De filosoof heeft als roeping de waarheid en niets dan de waarheid te beminnen en te dienen, maar vaak hoereert hij met een godsdienstig of politiek dogma. Sommige filosofen zijn eerlijk en geven toe dat hun filosofie de dienstmaagd van de theologie of van de politiek is, anderen pretenderen wel degelijk intellectueel onafhankelijk te zijn terwijl ze toch bepaalde geliefkoosde aannamen niet ter discussie willen stellen. Met name revolutionaire theorieën als de copernicaanse astronomie of de evolutietheorie zijn vaak door filosofen bestreden, niet met wetenschappelijke of methodologische argumenten, maar door te wijzen op onwelkome consequenties voor het mens- of godsbeeld.
Legio is het aantal redeneringen dat erop neerkomt dat iets niet het geval is omdat anders de vrijheid van de mens of de goedheid van God niet mogelijk zou zijn. De Britse metafysicus Bradley zei het zelf: ‘Metafysica is het zoeken van slechte redenen voor wat men instinctief gelooft.’ Maar vooral Nietzsche heeft talloze malen zijn voorgangers gegeseld omdat ze in onvoldoende mate ‘vrije geesten’ waren, niet de waarheid boven alle dogma stelden. ‘Hoevelen concluderen nog steeds: “Het leven zou niet te verdragen zijn als er geen God was!” [...] - dus moet er een God zijn!’ (Morgenröte, p. 90.) ‘Ik laat een paar skeptici, het fatsoenlijke type in de geschiedenis van de filosofie, buiten beschouwing: maar de rest kent de eerste eisen van intellectuele rechtschapenheid niet. [...] zij houden de “mooie gevoelens” al voor argumenten, de “opgeheven borst” voor een blaasbalg van de godheid, de overtuiging voor een criterium van de waarheid.’ (Der