's Avonds luistert Susanna naar het spel op de piano,
Het gesnerp van 1000 krekels, het wanhopige geschreeuw van de kaloa die als een schim over het grasveld vlucht.
Susanna zit op de veranda op een van de wit gelakte schommelstoelen.
's Ochtends gaat ze met de bus naar de stad, naar school.
In de stad leert ze Mattias kennen.
Mattias komt op bezoek in het huis in de bergen.
Hij stemt de vleugel van Susanna's vader.
Susanna's vader kijkt naar Susanna alsof hij haar nog niet eerder had gezien.
Hij ziet zichzelf gespiegeld in het venster.
Daarachter de zwarte nacht.
Hij ziet hoe hij hand in hand met iemand loopt.
Het was avond, de zee sloeg vonken onder zijn blote voeten.
Mattias speelt een tango.
Susanna zwaait haar haren naar achteren.
Susanna staat achter de vleugel.
Susanna's vader loopt naar buiten en kijkt naar de duizenden lichten ver weg bij de zee.
In de bergen woont een jongen die vogels snijdt uit hout.
Op Susanna's kamer staat een grijze codorniz met witte stippen.
Mattias neemt Susanna mee naar een concert.
Het is donker, een grijze hemel zonder maan en zonder sterren.
Ze zitten in een stenen amfitheater op rood plastic kussens.
Ze luisteren naar Dizzy Gillespie, Michael Camilo.
Mattias' arm leunt tegen Susanna's rug.
Als ze terugrijden, regent het.
De auto gaat stapvoets, de regen stroomt als een rivier door de straten.
Ze kunnen elkaar niet verstaan.
De regen komt door alle kieren naar binnen.
De auto staat stil.
Susanna doet het portier open en stapt naar buiten.
In enkele seconden is ze doornat.
Ze steekt de straat over.
Er zijn rotsen, daarachter het strand.
De meestal zo vlakke zee is nu vol schuimkoppen, het koraalrif kreunt.
Susanna staat als verdoofd door het lawaai en de regen.
Een schip is losgeraakt van zijn anker en tot vlak bij de kust geslagen.
Het is een oud roestig wrak.
Alsof ze zich plotseling iets herinnert, loopt Susanna weer verder.
Ze loopt met haar blote voeten in het water, haar sandalen in haar hand.
De regen houdt even plotseling op als hij gekomen was.
Haar vader speelt voor haar als ze op de veranda zit.
Soms denkt hij dat ze wat stiller is dan anders, wat bleker.
Maar hij stelt geen vragen.
Mattias komt na jaren terug op het eiland.
Hij kijkt naar de drukte in de haven, vlak bij het oude centrum van de stad.
Er is een kerk met een beroemd graf, dat hij nog nooit bezocht heeft.
Susanna loopt met haar ogen op de ongelijk afgesleten stenen gericht.
Een gele jurk danst om haar heen.
Mattias spreekt haar aan alsof hij haar enkele dagen geleden nog ontmoette.
Susanna is nog steeds lang en slank.
Ze praat nooit over de palmen en het uitzicht op de zee.
Maar de vochtige warmte van de avonden op het eiland lijkt altijd om haar heen te hangen.
Er is een kleine Susan die danst als haar vader piano speelt.
Ze loopt in de regen tot de krullen uit haar haren zijn gezakt.
Ze heeft nooit de wanhopige kreet van de kaloa gehoord.
Susanna kijkt soms afwezig door het raam naar buiten, haar ogen half dichtgeknepen.
Ze trekt de gordijnen dicht en zingt.
Ik maak chocolademelk voor je, zegt ze, en dan vertel ik een verhaal.