Hollands Maandblad. Jaargang 1991 (518-529)
(1991)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Invalletjes en visioenenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 45]
| |
Visioen Het plein van Lodewijk xvi. - Een lijk, het hoofd erbij - de dokter probeert ze weer aan elkaar te krijgen; hij schudt zijn hoofd: - Onmogelijk! en gaat zuchtend verder. Hovelingen proberen het dode hoofd vast te binden, maar het valt er steeds af. Wanneer een koning zijn hoofd heeft verloren, is hij niet meer te helpen!
Clauren is tegenwoordig zo beroemd in Duitsland dat je geen bordeel meer binnen komt zonder hem te hebben moeten gelezen.
Het lijkt wel een missie van de Duitsers in Parijs te zijn om te zorgen dat ik geen heimwee krijg.
Naast de denker een prozaïsch iemand, die rustig zijn werk doet - naast iedere kribbe waar een Heiland, een wereldverlossend idee, het licht ziet, staat ook een os, die kalm aan het kauwen is.
We begrijpen de ruïnes pas als we zelf ruïnes zijn.
Meneer is nog jong - hij heeft nog tijd genoeg om schoftenstreken uit te halen.
Ik las een saai boek, viel ervan in slaap, droomde dat ik verder las, werd van verveling wakker, en dat tot drie keer toe.
Als de ondeugd maar groot genoeg is, wordt hij minder schandelijk. De Engelse die zich anders schaamde voor naakte standbeelden was bij de aanblik van een ongehoorde Hercules minder geschokt: ‘Bij zulke dimensies schijnt me de zaak niet meer zo onfatsoenlijk toe.’
De oude harp ligt in het hoge gras. De harpist is gestorven. Talentvolle apen klimmen uit de bomen en gaan erop zitten tokkelen - de uil zit nors te recenseren - de nachtegaal zingt voor de roos zijn lied; maar bij het vallen van de nacht wordt de liefde hem te veel: hij valt uit de rozestruik en doorboord door doornen bloedt hij dood. - De maan gaat op - de nachtwind ruist in de snaren van de harp - de apen denken dat het de dode harpist is en vluchten weg.
Beeld Het huishouden van Jozef en Maria. De eerste zit aan de kribbe van het kindeke en wiegt het, zingt ook Slaap kindje slaap. Maria zit aan het raam omringd door bloemen en ze aait haar duif.
Indruk bij de terugkeer in Duitsland Eerst het witte haar - wit geeft altijd het idee van het sprookjesachtige, spookachtige, visionaire: witte schaduwen, wit poeder, witte lijkwades. Corpulentie - dikke spoken veel griezeliger dan dunne. Kerkhof, waar geliefde graven. Bij het eerste ‘Wiedaar’ roep ik: Alle goede geesten loven God.
Hoop is een schone jonkvrouw met een kindergezicht, maar verlepte borsten, waaraan...
Een zoetelijk gedeukt, ingemaakt gezicht met angstig kleine oogjes.
Een glimlachende tred.
Hij sprankelde van domheid.
Een gezicht als een foetus in wijngeest.
Een dame die al begonnen was niet meer jong te zijn.
Ze knipperde met de ogen, als een schildwacht bij wie de zon in het gezicht schijnt.
De maan, bleek en vaal, werd omzoomd door een massa vuilgele wolken, die leken op de loodkleurige kringen om ogen waar vaak een waas van tranen over ligt.
De rotsen, minder hard dan de mensenharten die ik vergeefs aanklampte, openen zich en een pijnstillende bron stroomt eruit. | |
[pagina 46]
| |
De gedichten van Anton Korteweg hebben in het oktobernummer door een vergissing niet de ruimte gekregen die ervoor beschikbaar was; en in het gedrang was in een ervan een regel weggevallen.
Hier is, met excuses aan dichter en lezers, ‘Goede strijd’ zoals het de eerste keer ook al afgedrukt had moeten zijn. |
|