tijdstip zorgde voor paniek. Eind van de ochtend, begin van de middag, 's avonds? Het werd eind van de middag, zo tegen half vier. Mooie tijd, theetijd. ‘Met mevrouw Poll’, klonk het zomers opgewekt aan de andere kant van de lijn. Al mijn angsten verdwenen. Deze feestelijke stem was een gunstig voorteken. Van haar man kreeg ik vervolgens te horen dat hij de verhalen in de tuin had gelezen en dat een brief onderweg was. Deze brief ontving ik daags erop en begon op prachtige wijze hartelijke en enthousiasmerend: ‘Uw verhalen klinken nog na in mijn hoofd. Ik heb ze in de tuin gelezen...’
Meteen na toestemming tot publikatie van het boek in de Hollands Maandblad-reeks ontving ik spoedig een brief van K.L. Poll dat ik bij uitgeverij Meulenhoff nu alles zelf moest regelen. Het boek was aangeboden en geaccepteerd, ik mocht contact opnemen wat betreft omslag, tekst op het achterplat.
Ik stond, even, helemaal alleen.
Nadat ik K.L. Poll had ontmoet tussen de stalen, met paperassen bezaaide schrijfbureaus van NRC Handelsblad mocht ik Bert zeggen. In de brieven hield ik het echter nog geruime tijd bij K.L.
Niet lang na de begrafenis op de Gemeentelijke Begraafplaats verhuisde ik weg uit Amsterdam. Naar de Nassaukade en de Leliegracht had Bert Poll me zijn brieven gestuurd, schreef ik hem de mijne.
Zijn gedichten begon ik te lezen. Een regel schiet me vaak te binnen, zonder dat ik er veel moeite voor doe. Ik moet uit het hoofd citeren, de bundel is ergens tussen de andere boeken weggeborgen in een verhuisdoos, die weer tussen andere verhuisdozen staat. Die regel luidt bij benadering (maar zo zit hij in mijn hoofd): ‘Als ik oud ben / dwaal ik door het Bohemer Woud.’ Eenvoudige, trefzekere poëzie, met een mengeling van somberte en lichtheid die telkens opgetogen maakt. Zijn grote artikelen en reisverhalen (uit bij voorbeeld de Verenigde Staten) hadden diezelfde energieke toon, de toon die in jongensboeken zo aanstekelijk werkt. En ik durf deze vergelijking te maken omdat Bert Poll vaak over zijn herinneringen aan jeugdboeken heeft verteld. Ik geloof dat Dik Trom een van zijn favorieten was. Dat verbaast niet: er spreekt iets avontuurlijks uit de manier waarop Bert Poll als dichter èn journalist èn schrijver èn redacteur van het
Hollands Maandblad door het leven ging en ook uit de wijze waarop hij jonge, beginnende auteurs begeleidde. Een tijdlang was je bij hem in goed gezelschap, totdat hij misschien vond dat je te veel op hem steunde en dan hoorde je maanden niets. Aan die stilte
kwam vervolgens weer een eind door een brief of, later, een telefoontje.
Voordat het eerste boek verschijnt is er bijna altijd een verhaal of een gedicht dat naar een literair tijdschrift gaat. Omringd door schrijvers uit dat tijdschrift begint iemand zijn eigen stijl te zoeken en zijn weg te vinden in de letteren. De een is verknoopt geraakt met Tirade, de andere met Hollands Maandblad. Al wordt weleens beweerd dat de tijdschriften op elkaar lijken, voor beginnende auteurs geldt dat niet. Zij voelen zich verbonden met het tijdschrift van hun debuut, en dat niet alleen uit loyaliteit. De keuze voor het Hollands Maandblad is ook de keuze om trouw te blijven aan de intensiteit waarmee het schrijven alweer een tijd terug ooit is begonnen.
K.L. Poll heb ik jarenlang gekend als de man achter de brieven. Voor zijn dood en ook erna heb ik vaak gedacht dat het altijd zo had moeten blijven. Aan iemand in Den Haag verhalen toesturen waarop dan een schriftelijke reactie volgt, en ten slotte het tijdschrift zelf met de bijdrage daarin afgedrukt. Ook de proeven corrigeerde Poll.
Sinds die dag bijna tien jaar geleden dat hij te voorschijn stapte vanachter de kapstok is er veel veranderd. De glans van het nieuwe, de eerste brief en het eerste ‘mijn’ Hollands Maandblad, komt echter niet meer terug. Als hij opbelde zei hij: ‘Ik vraag je voor iets groots.’ Dan wist je dat zijn vraag onherroepelijk was. Hij gaf je aldoor het gevoel dat wat je schreef onherroepelijk moest zijn. Zo niet, dan schortte er iets aan stijl en inhoud.
Zijn brieven komen binnenkort te voorschijn uit de verhuisdozen. Dan zal ik ze weer lezen, met de storm van die dag in november waaiend in mijn oren. En ik zie weer de takken van de bomen die al zwiepend en zwaaiend guirlandes in zijn handschrift tegen de wolken schreven.