Langsliertig en helder
A.L. Schneiders
El Bonson, 3 december 1990
In het telefoonkantoortje van dit koude winderige gat in de Argentijnse Andes hoorde ik mijn zoon uit Buenos Aires zeggen ‘Nu nog iets vervelends: Bert Poll is overleden’. Op dat moment was het al drie weken dat je niet meer onder ons was. Misschien niet toevallig was je in die weken meer dan gewoon in mijn gedachten geweest. Dat kan zijn gekomen doordat ik in antwoord op je krabbel dat ‘het goed met je ging maar de gezondheid een beetje kwakkelend was’, had geschreven met de dooddoener dat ‘we allemaal op onze leeftijd zowat naar het einde aan het kwakkelen zijn’. Te laat vroeg ik mij af of dat passend was voor het geval dat er werkelijk iets ernstigs met je aan de hand zou zijn, maar ach, je zou over zoiets niet vallen. Sentimenteel ben je niet, Bert, noch lichtgeraakt in persoonlijke zaken. Je leefde, steeds meer, voor je ideeën en je pen, teveel vond ik soms, maar het is wel zo dat voorzover ik mijn intellectuele luiheid en slordigheid nu en dan heb overwonnen, ik dat goeddeels te denken heb aan jou en je Hollands Maandblad, na dertig jaar nog altijd je fleurig éénmansforum.
Over kwakkelen gesproken, hoe lang is het geleden dat we met z'n allen gingen schaatsen in een mistige polder onder Koudekerke of zo'n ander Hollands landschap? Dat lijkt wel zo lang terug als de tijd van Breughel. Ik had niet zo verbaasd hoeven te zijn dat je zo snel en mooi bleek te schaatsen want dat hoort zo bij je aard van een Hollander uit Dordt, langsliertig, rechtzinnig en helder als het licht in een Saenredam.
‘Bert Poll is overleden’, maar we kunnen nog wel even met elkaar doorpraten, vind je niet? Als ik nog tegen je aan het mompelen ben geweest in de drie weken dat ik nog niet van je vertrek had gehoord, is er geen reden om daar nu meteen mee op te houden. Ik zie je zitten wanneer ik vertel wat wij hier zowat deden, bergtochten maken, nu en dan een forel vangen, mooie van bijna twee kilo. Je hebt je vingers tegen elkaar gevouwen en hoort mijn gebabbel aan met een kleine glimlach, het hoofd een beetje schuin. Ja, ja, ik zal mijn best doen hoor, mijn gedachten wat concentreren en een stukje voor het Hollands Maandblad sturen. Mijn vingers staan krom van de kou, uit een luidspreker schettert een tango in mijn oren en al die frisse berglucht leidt ook al niet tot diepe gedachten. Trouwens, die heb je gelukkig ook niet zozeer van mij verwacht.
Beste Bert, veel dank voor alles wat je voor mij hebt betekend, dank en God Bless.