binnen de perken van de wellevendheid, maar zoemde toch een tijdje mee. Politieke controverses werden naar beste weten vermeden, hoewel er wel eens een lichte pressie was om wat vriendelijker over ondernemers te schrijven. In de jaren zeventig was dat geen onredelijk verzoek. Er kon aan worden voldaan zonder de redacteur lastig te vallen, want zulke stukken vloeiden mij makkelijk uit de schrijfmachine. Een uiterst curieus voorval betrof een gedicht van Chris van Geel bij het overlijden van Wilhelmina, waarin de oude koningin met een ijsbeer werd vergeleken. Toen de toenmalige voorzitter dat las - achteraf natuurlijk - vond hij het uitermate ongepast. Er volgde een moeilijk gesprek waarin wij de stelling verdedigden dat de zoölogische metafoor nu juist heel prijzend en heel gevoelig was bedoeld (ik dacht daarbij aan juffrouw Laps die geen zoogdier genoemd wilde worden maar hield de associatie voor me). Dat er toch wel een licht wantrouwen bestond bleek toen er een marxistisch stuk werd geplaatst waarin de totale verloedering van het kapitalisme, ook op cultureel gebied, messcherp werd afgeleid uit de meerwaarde. Het leidde tot enige commotie, ook bij sommige lezers, maar kijk, het bleek een parodie te zijn. Dit was aanvankelijk niet zo opgevallen omdat menige marxistische analyse uit die tijd van zichzelf op een parodie leek. Dit soort gesprekken over de inhoud was hoogst zeldzaam - vreemd misschien voor een blad dat zich uitdrukkelijk op politiek terrein wenste te bewegen. De verklaring van deze abstinentie is waarschijnlijk dat het bestuur besefte hoe gevoelig de autonomie van de redacteur lag - hij wilde zijn eigen gang gaan en zo hoort het ook.
De echte moeilijkheden waren van financiële aard. Een non-profit organisatie is één ding, aanhoudende verliezen is weer wat anders. Het aantal abonnees wilde niet groeien tot het peil waarop de zaak ongeveer rondliep. Eind 1961 was de situatie zo penibel dat ernstig werd overwogen er maar mee op te houden. Poll wilde daar niet van weten. Hij stelde voor nog één keer een beroep te doen op nieuwe financiers en nu geen individuele geldschieters - het werd een beroep op de lezers. Ze werden uitgenodigd geld te geven (aftrekbaar voor de belastingen), hun proefabonnementen om te zetten in gewone abonnementen en vooruit te betalen. Er werd een speciaal nummer samengesteld om abonnees te werven, met geestige tekeningen van Peter Vos en een tamelijk zuinig stukje van ondergetekende, die het HW een marginaal blaadje noemde dat, in het belang van de lezers, liefst moest blijven bestaan. Deze aanbeveling was een typisch geval van kleinspraak - een stijl die later door Poll zelf sterk zou worden gekritiseerd, maar toen waren we alweer veel verder. De opzet lukte gedeeltelijk; het blad bleef bestaan, maar het bleef tobben. Aan het eind van dat jaar gingen we over op de maandbladformule. Daardoor werd alles een stuk overzichtelijker en ook wel goedkoper. Het unieke karakter van het blad was enigszins aangetast. De stukken werden langer. Het verschil met andere literaire bladen, die min of meer dezelfde subcultuur bedienen, werd moeilijker te definiëren. Er is nog eens een plannetje geweest om te fuseren met Tirade maar daar kwam niets van terecht - Van Oorschot wilde de fusie eigenlijk niet, hoewel hij er wel over begonnen was, en niemand zag trouwens helder voor zich hoe de redactie dan zou moeten opereren. Twee doorzetters naast elkaar, met hun zeer particuliere eigenaardigheden - dat had nooit iets kunnen worden.
Het Maandblad kwam 1963 door op wankele basis, maar toen bleek Meulenhoff bereid de uitgave te verzorgen.
Meulenhoff heeft gedurende een kwart eeuw het Hollands Maandblad gesteund en Poll alle ruimte gegeven voor zijn eenmansbeleid. In die periode werden er bijeenkomsten georganiseerd voor de auteurs, waar velen van ons goede herinneringen aan bewaren. Ook werd in Paradiso het vijfentwintig jarig bestaan gevierd - een feest dat Poll's uitspraak leek te falsifiëren (gedaan in Het eiland van nu); ‘er kan geen feest, geen ritueel, geen stemverheffing af’. Het is verschrikkelijk jammer dat daarna vanuit de uitgeverij nu juist datgene gebeurde wat wij steeds hadden weten te vermijden: er kwam kritiek op de redactie. Dat gebeurde in 1988, zeer abrupt. Er moest iets vernieuwd worden, maar het werd niet duidelijk wat dat zou kunnen zijn. In de loop van het conflict bleek dat men eigenlijk de redactie zelf wenste te vernieuwen. Dat kon natuurlijk niet. De band met Meulenhoff werd verbroken. Hoewel ik er als voorzitter van de stichting min of meer bij gezeten heb, ben ik er niet achter gekomen hoe deze escalatie precies tot stand kwam. Zoveel is zeker dat Bert Poll al zijn doorzettingsvermogen nodig had om zichzelf en zijn schepping overeind te houden. Hij is daar voor een deel in geslaagd. Het Hollands Maandblad bestaat nog en dit nummer - no 517 - is daarvan het bewijs. De redacteur is overleden.
Op de begrafenis waren erg veel mensen.