De trouw van de intellectueel
H. van Mierlo
Op vrijdag 19 oktober hield György Konrád de achtste Van der Leeuw-lezing in de Martinikerk in Groningen. Mr. H.A.F.M.O. van Mierlo trad bij deze lezing op als co-referent. Hieronder de volledige tekst van Van Mierlo's voordracht.
Toen ik de vererende uitnodiging kreeg om co-referent te zijn bij de lezing van de door mij bewonderde Konrád, had ik slechts twee vragen voordat ik ja zei: waar gaat het over en wat is een co-referent?
Het bleek toen nog te gaan over de rol van intellectuelen bij politieke ontwikkelingen en dat interesseerde mij zeer. Een paar maanden later werd het ‘the pleasure and discomfort of a political rebirth’ en ik dacht: ook niet slecht, daar ben ik expert in, en tenslotte verinnigde dat onderwerp zich in ‘melancholy of rebirth’, en dat is de mooiste titel die ik in jaren heb gehoord.
Wat een co-referent is, weet ik nu nóg niet. Er is geen vaststaande interpretatie van, tenminste niet bij lezingen. Maar de klankwaarde van het woord verwijst naar dienstbaarheid ten opzichte van de hoofdspreker, een zijlicht op zijn boodschap, zeker niet een tweede lezing. En zo zie ik het dan ook maar. Een paar opmerkingen die mij zijn ingevallen bij lezing van zijn lezing.
Konrád begint met zich op zeer persoonlijke en ontroerende wijze te situeren in de verhouding tot zijn land en zijn medeburgers. Hoe kritisch ook, het is de taal der liefde, een taal die wij Nederlanders vergeten zijn, als we het over ons eigen land hebben, of misschien wel nooit gehad hebben, op een korte periode na - direkt na de bevrijding. Is dat de parallel? En toch klinkt het me als volkomen natuurlijk in de oren. Zes jaar geleden bezocht ik Budapest. Ik was daar nog nooit geweest, evenmin als in Wenen, waar ik een congres had. Sinds The Third Man had ik een overdreven romantische voorstelling van die stad, en dat werd een zware tegenvaller.
Een vleugelboot droeg me over de Donau - langs de wachttorens naar Budapest. Veel mooier kun je niet binnenkomen. Er waren Amerikanen aan boord, die na vijftig jaar hun land terug zagen. Toen ik voet aan wal zette, dacht ik: dit ken ik, hier hoor ik ook. Dat is zo gebleven.
Misschien was het omdat er toen al een gisting gaande was. Een begin van vrijheid, een begin van hoop. Pas dan - als het ongeluk niet meer domineert op de gezichten van de mensen - kun je de stad zien.
Hóe anders dan mijn enige bezoek achter het IJzeren Gordijn, begin zeventig in Praag. Het was zo verschrikkelijk, de mensen waren zo door en door ongelukkig - dat ik helemaal niets heb gezien van wat misschien de mooiste stad van Europa is. Ik wilde er alleen maar weg. Een paar weken geleden was ik voor het eerst op bezoek in de Sovjet-Unie, met mijn collegae-fractievoorzitters. Het aangrijpend slechte van de situatie daar is dat er helemaal niemand woont, die een lezing zou kunnen houden onder dezelfde titel als Konrád. Ja, melancholie is er genoeg, maar niet als bijverschijnsel van rebirth. Er is geen sprake van hergeboorte. En dat is het dramatische verschil met Hongarije: er was nooit vrijheid, nooit democratie, nooit markteconomie. Alles moet daar nog geboren worden. Dat waren mijn drie ervaringen met de wereld die Konrád achter zich heeft. Het is niet veel.
Mijn recht van spreken niet groot.
Ik zal het dan ook voornamelijk hebben over de betekenis van zijn woorden hier, voor ons, of nauwkeuriger gezegd, voor mij.
Want hoezeer zijn woorden ook geënt zijn op de situatie en de geschiedenis van zijn land, hun toepasbaarheid is algemener, de kern van hun waarheid universeler. Overal is of dreigt racisme, nationalisme, opportunisme, baantjes-jagerij, overal valt het gat tussen de wegebbende ideologieën. Overal stelt zich de vraag naar de functie van de overheid, om maar een paar punten te noemen, die Konrád heeft aangesneden.
Politiek is steeds minder belangrijk voor hem, omdat hij er niet meer zo afhankelijk van is, zegt hij, en motiveert dat met de op-