Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Vier raadselverzen uit het oud-Engelse Exeter Book I Mijn gewaad is geluidloos als ik ga over land, verblijf in mijn huis of vaar over water. Soms als mijn mantel en de stroom van de wind mij hoog verheffen boven de huizen der mensen en de hemelwolken me wegdragen, ver van de wereld, klinken mijn witte pennen met luid gefluit, een lied dat hoog en helder zingt: van een ziel op reis die over de aarde en de wateren zweeft. II Ik zie vier vaardige wezens samen gaan; achter hen aan een donker spoor. Snel zwiert de vogelveer, schiet door de lucht en duikt in de golven. De dappere krijger die hen voorgaat, wijst aan het viertal de wegen over een vlakte van goud. III Nietige schepsels, maar ze zeilen hoog op de wind; boven de berghellingen zwervend in zwermen, her en der. Zeer donker zo in hun zwarte frak. Schril klinken hun kreten en vrijuit. Op beboste rotsen leven ze het liefst, maar ook aan onze huizen huizen ze. IV Ik zag een wezen: zijn gezwollen buik stak achter hem uit, een stevige knecht diende hem, zijn buik dagelijks vullend met wat van ver komend zijn oog binnenvloog. Als hij leven geeft aan ander leven sterft hij niet steeds maar sterkt aan, met de wand van zijn buik weer ademhalend. Een zoon verwekkend, verwekt hij zichzelf. Vorige Volgende