Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Anneke Brassinga Het Elze op 4 mei 1990 Vier wanden en een blauw plafond blijft een enclave. Priëel van groen met houtduif broedende. Zij zit op haar recht: het ei. Mijn vrede verstrengelt zich inwendig, bodemloos. Als de soldaten komen is dan de dood een nest, geeft liefde's rust dat recht? Zij vielen in vrijheid voor wat struiken, een fiere appelboom, elkaar. Gedenkt hen; zij bleven in het paradijs - en het werd echt. Wereldbeeld Een zee ach zonder water waaraan ik me ontwring als aan een natte rok... is dat nog een te zwaar bestaan? Niets is zo waar. Wie draagt me daar die vreselijke vrijheid in? Wat moet ik in dat naakte licht, onzienlijk? Liever blijf ik tierend tenondergaan. [pagina 29] [p. 29] Het hoge noorden De zee woelt en rolt over paden van water groen als de stenen aan wal die met mos zijn verdoofstomd. Een mens kan het horen maar kan hij het zien? Aangespoeld misschien uit schuim herboren zal hij de zee zien als stilte die komt. Noodlot Op hun plaats zijn ze nergens maar overal, de zware keien deelbaar door elk toeval. Als jij ontworteld daartussen verdwijnt, word ik een regen van stenen, jouw priemgetal. De koning in Thule Een Viking in de uithoek van zijn leven. Hij zegt: mijn hoofd is leeg als mijn land en strooit uit het gat in zijn hand juwelen, ze vangen licht van middernacht. Of is het de winter die breekt? Hij schenkt ons heel IJsland voor White Horse. Wij klinken, het gat in zijn hand valt met onze dronkemanstranen samen - wij doorwaden de lange voorjaarsnacht. Vorige Volgende