| |
| |
| |
Iedere stap die hij zet, is een aanbeveling voor de revolutie
Rense Royaards
Het nieuws van de nederlaag van de Franse troepen bij het Vlaamse Neerwinden, bereikte Parijs op 21 maart 1793. Op de torens van de Notre Dame hees men de zwarte vlag. Het was twee maanden na de executie van Lodewijk XVI, die de revolutionairen in Europa op voet van oorlog bracht met de monarchisten. Aanvankelijk succesvol, versloegen de Franse troepen de Pruisen en Oostenrijkers in Vlaanderen. Ze trokken Brussel binnen en werden toegejuicht. De patriotten in Holland stonden klaar om hen met open armen te ontvangen. Maar, de kansen keerden. Vanaf het moment dat het beleg voor Maastricht moest worden opgebroken, was men in Parijs aan heftige emoties ten prooi. Het volk ging de straat op, men eiste het hoofd van de minister van oorlog, van de generaals. ‘La grande trahison de nos généraux’, brulde Marat. Het ging de legers van de nieuwe Republiek niet meer voor de wind, en de revolutionaire woede kwam neer op de hoofden van de legeraanvoerders. Dumouriez, die de veldtocht naar het noorden had geleid, was een verrader. Het echec van Maastricht, het verlies van Luik, de nederlaag bij Neerwinden waren de schuld van generaal Miranda, die aristocraat, die fayettist, die schurk, die Peruaan, die Spanjaard. Weg er mee!
Wie was Miranda, die samen met Dumouriez de Lage Landen voor de Revolutie had willen winnen en die nu naar Parijs werd geroepen om het hoofd onder de guillotine te leggen? Waar kwam Miranda vandaan, de generaal wiens naam als enige buitenlandse in de Arc de Triomphe gegraveerd zou worden?
In januari 1787 reist een kolonel van het Spaanse leger in gezelschap van de vorst Potemkin, de schele favoriet van Catharina de Grote, door Rusland. Het is Francisco de Miranda, zeven en dertig jaar oud, afkomstig uit Venezuela, een Spaanse kolonie in Zuid Amerika. Ze hebben de Krim verlaten. Voor hen strekt het witte steppenland zich uit. Ze trekken over de bevroren rivier, de Dnjepr. De vorst wendt zich tot de Venezolaan: ‘Ik veronderstel, meneer de Graaf, dat deze ervaring nieuw voor u is. Ik meen dat men in uw vaderland de rivieren op een andere manier oversteekt’. De vorst spreekt van ‘Graaf’, overeenkomstig de gegevens die in het paspoort staan, dat de Oostenrijkse gezant Miranda in Constantinopel verschafte. De Venezolaan heeft geen Spaanse papieren, aangezien de regering van het ‘moederland’ hem als vijand vervolgt.
Potemkin is geïntrigeerd door het zwerversleven van deze avonturier, die zich, aanvankelijk in Spaanse dienst, onderscheidde in Afrika, Spanje verliet voor de Antillen en op Jamaica van smokkel werd beschuldigd. Terwijl men de papieren voor de officiële aanklacht invulde, reisde Miranda af naar de Verenigde Staten. Hier begon zijn liefde voor de Vrijheid. Hij maakte er de geboorte van de Republiek mee. In de straten van Philadelphia zag hij het volk te hoop lopen voor Washington, ‘alsof de Verlosser zijn intrede deed in Jeruzalem’. Hij zette zich met Washington aan tafel en besprak met hem zijn plannen om Zuid Amerika ‘van de Mississippi tot de staat van Magelhaen te ontdoen van het Spaanse juk’. Het zou hem maken tot de dolende ridder van de Vrijheid. Van hier zouden zijn reizen hem steeds verder van huis voeren en hem tenslotte in de Russische steppe doen belanden.
Hij zoekt het hart van Catharina en het hart van Rusland. Kiev davert van muziek, vuurwerk, bals. De tsarina bezoekt de stad op haar inspectiereis naar Nieuw Rusland, dat op de Turken is veroverd. In haar gevolg zijn Europese vorsten en diplomaten. Ze heeft de reis uit Petersburg gemaakt in een slede, die een compleet ingericht boudoir omvat. Haar tocht werd begeleid door duizend fakkels, waarvan het schijnsel zelfs 's nachts deed ge- | |
| |
loven dat het volop zomer was. Catharina hoort Miranda aan. Jaloers en serviel buigen de hovelingen. Want de Venezolaan verblindt Catharina met zijn verhalen over het exotische continent aan gene zijde van de aarde. De Spaanse gezant intervenieert. Hij hoopt Miranda achter slot en grendel of in ieder geval over de grens te krijgen. Maar Catharina beschermt hem: ‘Als het Spaanse Rijk gevaar loopt door Miranda, is hij hier op de beste plek, het verst er van verwijderd’. Ze dringt aan dat hij dienst neemt in het Russische leger. De verlichte despote, die Diderot in staat stelt de Encyclopedie te voltooien, die correspondeert met Voltaire, de Hermitage laat bouwen en van een unieke collectie voorziet, aan wier hof ‘alles is toegestaan’ en waar de begrippen ‘vrijheid’, ‘revolutie’ en ‘republiek’ als gespreksonderwerp in zwang zijn, neemt het op voor de Venezolaanse dissident. Tongen roeren zich. Hoever gaat de ‘scandaleuze intimiteit’ die Miranda ten deel valt? Catharina probeert hem tegen te houden, als hij plannen heeft Rusland te verlaten. Het weer is te slecht of de overtocht over de rivieren te gevaarlijk. ‘Wilt u verdrinken?’ ‘Als u vertrekt zal ik u met mijn eigen armen tegenhouden.’ Maar de Bevrijder van Amerika neemt afscheid.
De brieven van Catharina en haar geld verschaffen hem toegang tot Zweden, Noorwegen, Denemarken, Pruisen, Holland. Hij reist onder schuilnamen. De Spaanse agenten achtervolgen hem. Maar in elk land treft hij de beschermende schaduw van Catharina. Hij mengt zich nauwelijks onder het volk, maar is verbijsterd over de armoede, de vuiligheid, de bedelaars, de naakte kinderen, die hij overal ziet naast de luxe van de elite.
Dan breekt de Franse revolutie uit.
Lodewijk XVI valt in handen van het volk. Misschien kan Miranda in deze buiten haar oevers getreden rivier vissen naar steun voor de onafhankelijkheid van Zuid Amerika. Hij begeeft zich naar Parijs. Men bombardeert hem tot generaal van de revolutionaire troepen. Onder opperbevel van Dumouriez trekt hij naar het noorden. Hij verslaat de Oostenrijkers bij Valmy, trekt op naar Vlaanderen en Holland, belegert en neemt Antwerpen. Op de grote markt wijkt het standbeeld van Alva voor de vrijheidsboom. Miranda wordt een politieke beroemdheid. Men ontwerpt het plan om hem tot gouverneur van Haïti te benoemen. Hij moet de door slavernij gekwelde Cariben in opstand brengen om vervolgens het hele Zuidamerikaanse continent van de Spaanse macht te verlossen. Maar reeds loeren de afgronden van het ongeluk. Miranda's leven zal een voortdurende paradox blijven, die hem van de triomf naar de nederlaag voert, van de roem naar de cel.
Als Dumouriez met de vijand onderhandelt en verraad pleegt, moet Miranda het beleg voor Maastricht opbreken en zich tenslotte terugtrekken in de slag bij Neerwinden. Hij wordt verdacht van samenzwering tegen de Republiek en in Parijs voor het Revolutionaire Tribunaal gedaagd. Het proces tegen Miranda passioneert het volk, de intellectuelen, de kranten, de dichters. Chaveau Lagarde (in hetzelfde jaar verdediger van Marie Antoinette en Charlotte Corday) is zijn advocaat. John Hurford Stone (later in Engeland beschuldigd van hoogverraad) bepleit zijn zaak: ‘Iedere stap die Miranda zet, is een aanbeveling voor de Republiek’. De Engelse schrijver Thomas Paine neemt het voor hem op, ‘omdat het lot van de Franse Revolutie onlosmakelijk verbonden is met zijn hartewens: de onafhankelijkheid van Spaans Amerika’.
Miranda dreigt het slachtoffer te worden van de machtsstrijd tussen de Jacobijnen en de Girondijnen (met wie hij sympathiseert), tussen Robespierre en Danton. Maar het Tribunaal spreekt hem vrij. Het volk omhelst hem, draagt hem op de schouders door de straten van Parijs.
Robespierre: |
Mijn felicitaties. U hebt geluk. |
Miranda: |
En het gelijk aan mijn zijde. |
Robespierre: |
Dat is de vraag. |
Miranda: |
Heb ik soms niet gewonnen? |
Robespierre: |
Prijs de dag niet gelukkig voor ze om is. |
Miranda: |
U had mij liever aan de schandpaal gezien. In het gezicht gespuwd door het volk. Maar het draagt mij op handen. |
Robespierre: |
Zo lang het duurt. U zou er goed aan doen Parijs zo snel mogelijk te verlaten, nu u de wind nog in de rug hebt. |
Miranda: |
Een generaal van de Franse Revolutie capituleert niet zo snel. |
Robespierre: |
Niet voor de legers van de Pruisen. Wel voor de wil des volks. |
Miranda: |
Wie is dat? |
Robespierre: |
Heden gij, morgen ik. |
Binnen enkele dagen vallen de Girondijnen. Robespierre haat Miranda. Het Comitee van Algemeen Welzijn beveelt opnieuw zijn arrestatie. Hij zou zeker onder de guillotine
| |
| |
gevallen zijn als de dood van Robespierre de gevangenisdeuren niet voor hem had geopend.
Miranda blijft gegrepen door de stormachtige wisselingen der tijden. Hij bezoekt de salons van Madame Recamier en Madame de Staël. Hij heeft een liefdesaffaire met Delphine de Custine, minnares van Chateaubriand, Fouché, Alexandre de Beauharnais. In het huis van de acteur Talma ontmoet Miranda Napoleon. Deze zoekt de Venezolaan thuis op en verbaast zich over de luxe waar de strijder voor een onafhankelijk Spaans Amerika in leeft.
‘Gisteren heb ik in het huis van werkelijk een merkwaardige man gegeten. Volgens mij is het een spion van het Spaanse hof en van Engeland tegelijk. Hij leeft op een derde verdieping en de inrichting is als die van een satraap. Te midden van deze luxe beklaagt hij zich over zijn armoede maar geeft desalniettemin maaltijden door Méot bereid en opgediend in serviesgoed van zilver. Het is iets raadselachtigs, dat ik graag zou ophelderen. Ik heb daar met de meest belangrijke mannen gegeten, maar hij is één van degenen die ik opnieuw zou willen ontmoeten; een Don Quichot, die op de andere voorheeft dat hij niet gek is.’
Antonio Salicetti, eveneens Corsicaan, mengt zich in de conversatie:
‘Niets van te verwachten. Laat je niet beetnemen. Die Miranda is één van die imbeciele ideologen, die, als Thomas Paine, de wereld willen veranderen met een boeket rozen als scepter. Dwazen!’
Ook de Deense dichter Baggesen blijkt geïmponeerd. Hij schrijft:
‘Gisteren bezocht ik met een dame, die ik bij toeval heb leren kennen, Generaal Miranda, die in totale overgave aan de Muzen en de Gratiën leeft, in een werkelijk betoverend appartement achter de Tuilerieën. Na als een waarachtige Don Quichot voor de Republiek (zo noemt hij zichzelf), de halve wereld te hebben afgereisd, heeft hij in dienst van de Fransen het hoofd maar ternauwernood kunnen redden. Deze uitzonderlijk interessante man, zonder enige twijfel met lichaam en ziel de goede zaak toegedaan, is nooit een verrader geweest. Ten zeerste ontevreden over de gang van zaken hier, zoekt hij troost in kunst en wetenschap. Hij bezit een voortreffelijke, kleine bibliotheek en een appartement, ingericht met een smaak, zoals ik geen betere ken: ik waande mij in Athene, in het huis van Pericles.’
Hoe controversiëel Miranda ook moge zijn, hij staat op de nominatie één van de Consuls te worden. ‘Zo zal de koning van Frankrijk vervangen worden door een Spaanse creool, kolonel van een provinciaals regiment van zijne Katholieke Hoogheid’, schimpt één van de vijanden van Miranda, refererend aan zijn verleden in Spaanse dienst. Zo ver komt het niet. Het Directoire beveelt opnieuw zijn inhechtenisneming. Vóór hij in aanmerking komt om naar Guiana te worden gedeporteerd, vlucht hij met een vals paspoort, een pruik en een dubbele bodem in zijn koffer (om compromitterende stukken te verbergen) naar Engeland.
Hij zoekt William Pitt op in zijn landhuis en begint een eindeloze reeks onderhandelingen over de bevrijding van Zuid Amerika. Het levert niets op. De Engelsen zouden zich graag als de bevrijders van het continent opwerpen en hun handelsbelangen verzekerd zien, maar de internationale politiek dwingt Pitt tot zijn beruchte, trage en behoedzame diplomatie.
Thomas Pownall (ex-gouverneur van de Engelse koloniën in Noord Amerika) troost Miranda: ‘Beschouw de ellende en kwellingen die u hebt geleden, niet alleen de laatste zes jaar, maar gedurende vele daaraan voorafgaande, als een beproeving u door de Voorzienigheid opgelegd om u te onderrichten en te disciplineren teneinde te veranderen in een persoon, die het waard is een grote rol te spelen in het drama van de wereld, ik bedoel de Nieuwe Wereld. Vive la liberté dans le Nouveau Monde!’
Miranda vertrekt naar de Verenigde Staten. Hij wordt uitgenodigd met President Jefferson te dineren. In de winter van 1805 maakt hij op de rede van New York de ‘Leander’ zeeklaar. Vuurmonden, karabijnen, kanonnen, machetes, sabels, lood, kruit worden aan boord gebracht. De winter gaat voorbij. Het voorjaar komt. Een bemanning wordt geronseld. Gelukzoekers, avonturiers, piraten dienen zich aan. Een slager uit Bowery Lane werft zeelui door ze voor te houden dat ze in de lijfwacht van de President zullen dienen. Als de ‘Leander’ zee kiest heeft niemand van de tweehonderd manschappen een idee waarheen het schip koers zet. Het wordt duidelijk als Miranda zich als generaal bekend maakt en zijn bedoelingen onthult. Het te bevrijden continent zal ‘Colombia’ heten, waarmee voor het eerst in de geschiedenis recht zal worden gedaan aan de ontdekker ervan. De wapens worden te voorschijn gehaald, er worden affuiten getimmerd, de soldaten worden aan dek gedrild. Een aan boord genomen pers drukt proclamaties. Boven in de mast wappert voor de eerste maal de ‘Colombiaanse’ vlag, de vlag van de vrijheid.
| |
| |
In Haïti voegen zich twee kleinere schepen bij de ‘Leander’. Met deze eenzame vaartuigen zal Miranda, veteraan van de Europese slagvelden, het grootste imperium ter wereld, Spanje met haar koloniën, uitdagen. Het lijkt brutaal en waanzinnig. Aan de horizon daagt het profiel van het vaderland, dat meer dan dertig jaar slechts in zijn verbeelding leefde.
In de Verenigde Staten leidt de vermeende betrokkenheid van de regering bij de expeditie tot een crisissfeer. In Parijs beklaagt de Spaanse gezant zich bij Talleyrand over de houding van de V.S. In een brief aan het dagblad van Benjamin Franklin, De Dageraad, ontkent Jefferson iedere steun aan het avontuur. Het schandaal doet meer stof opwaaien dan de landing van het kleine legertje op de Venezolaanse kust. De invasie wordt een mislukking. Het steile rotsmassief, waarop de Spaanse troepen zich schuilhouden, en de tropische stortregens scheiden Miranda van het binnenland. Het onderdrukte volk komt niet massaal in opstand, zoals hij had verwacht. (‘Er is slechts een zuchtje wind nodig om het vuur te doen oplaaien’). De kustplaatsen zijn totaal verlaten. Niemand om zijn proclamaties te lezen. Hij vindt er een paar Indianen, die bij het eerste geweerschot hun pijl en boog neergooien en het bos in vluchten.
Miranda trekt zich terug op Aruba, dat hij in bezit neemt en waar hij zijn uitgehongerde soldaten van wat geitenvlees kan voorzien. Hij wacht op hulp van de Britten. Maar als die uitblijft, keert hij terug naar Londen. Onderwijl verbrandt men in de Spaanse koloniën zijn vlag, zijn portret, zijn vlugschriften. In Caracas circuleert een biografie van Miranda: de verrader, de ketter, de spion, de nieuwe Belzebub. De koning zet 30.000 pesos op zijn hoofd.
In 1808 maakt Napoleon zich meester van Spanje. Het Katholieke Koninkrijk stort ineen. In Latijns-Amerika gist het. Quito, Mexico, Caracas, Sante Fe, Buenos Aires, elke stad in Zuid Amerika is een brandhaard die dreigt te ontvlammen. Een delegatie uit Caracas arriveert in Londen om steun, geld en wapens voor een nieuwe regering en nieuwe denkbeelden te zoeken. In het gezelschap bevindt zich een jonge man met radicale ideeën. Hij weet Miranda met zijn enthousiasme te overtuigen om terug te keren naar Venezuela. Hij is zevenentwintig jaar en heet Simón Bolívar. De oude en de jonge revolutionair schepen zich in. In december 1810 komen hun schepen in La Guaira, de haven van Caracas, aan. Veel jongeren zijn naar de kust gekomen om een glimp op te vangen van Miranda, de legendarische zwerver, die vijf continenten bezocht. De bourgeoisie is gereserveerd: God mag weten met welke verlichte ideeën deze soldaat van de Franse revolutie komt aanzetten. Miranda rijdt op een schimmel, in generaalsuniform, door het te hoop gelopen volk, als de Washington van Zuid-Amerika. Het land komt in beroering. De overheid maant tot geduld. ‘Zijn driehonderd jaar geduld niet genoeg’, schimpt Bolívar. In het nieuw gekozen Congres pleit Miranda voor onafhankelijkheid, ‘independencia absoluta’. Zijn rede is vol vuur. Het gebouw kan de belangstellenden niet bevatten. Deuren en vensters puilen uit. Op aangrenzende daken hoopt men zijn woorden op te vangen. Hij overtuigt. Een afgevaardigde die het niet met hem eens is, maar geen argumenten vindt om hem te bestrijden, gaat Miranda te lijf.
Op 5 juli 1811 wordt Venezuela onafhankelijk verklaard. Wat Goethe over de overwinning van de Franse troepen bij Valmy (1793) opmerkt, kan hier voor Latijns Amerika gelden: ‘Von diesem Tag und von diesem Ort beginnt eine neue Epoche in der Weltgeschichte’. In de Verenigde Staten verschijnen sympathiserende commentaren in de kranten. De American Patriot meldt:
| |
| |
‘Zuid Amerika maakt momenteel theater van allure en heeft een plaats ingenomen onder de naties. Wie van ons zou niet enthousiast zijn bij de berichten over dit tot het uiterste gedreven en zo lang onderdrukte volk.’
De oorlog met de Spanjaarden breekt los. La guerra! Por fin la guerra! Miranda krijgt het bevel over de troepen. Geen gedisciplineerde soldaten maar een volksleger. Niet de gestroomlijnde, wendbare troepen, waarmee hij de Oostenrijkers in Vlaanderen versloeg, noch de schitterende esquadrons van Kozakken, die Catharina hem aanbood, maar ongeschoolde, losbandige jongens en veeboeren uit de schrale vlaktes.
De mislukking dreigt. Een onheilspellend gerommel klinkt op uit de Andes, echoënd langs de bergwanden en door de dalen. Een vernietigende aardbeving doet de nieuwe republiek wankelen. In twintig seconden stort de wereld in. De stad zakt als een kaartenhuis ineen. Carácas telt tienduizend doden. uit de ruïnes, de gapende scheuren, de bergen lijken komen de priesters te voorschijn om een pathetisch spektakel van godsdienstwaanzin op te voeren: God straft de Venezolanen omdat ze Spanje ontrouw zijn en het land willen uitleveren aan ‘de Franse mode’ en de ‘Europese ketterij’. ‘In hun handen toonden ze de gekruisigde Christus’, zegt een ooggetuige, ‘maar in hun harten verborgen ze de ketenen der slavernij. De heilige zaak van de Vrijheid werd verwaarloosd omwille van een blinde, naïeve, laffe, overdreven devotie. Horden vulden de kerken dag en nacht. Publieke boetedoening en smeekbeden waren aan de orde van de dag. Wie zich niet overgaf aan deze belachelijke manie om in berouw te leven, werd als afvallige libertijn bekeken, die de wrake des Hemels opriep. Deze rampzalige besmetting verbreidde zich onder het volk.’
Bolívar die op het plein van San Jacinto een priester apocalyptische donderpreken hoort houden, trekt de man aan zijn rokken van het geïmproviseerde spreekgestoelte om er zelf plaats te nemen met de blasfemische woorden: ‘Als de natuur zich tegen ons verzet, zullen we tegen háár vechten tot de overwinning er op volgt.’
In Barlovento komen de slaven in opstand op hun feestdag voor San Juan negro. Ze richten een slachting aan onder de blanken, zonder enig onderscheid te maken tussen republikeinen en royalisten. En Bolívar verliest de belangrijkste versterking aan de kust, Puerto Cabello, het ‘symbool van de vrijheid’, door verraad van één van zijn ondergeschikten. Het is de genadeslag. Een officier zegt over de noodlotssfeer in het hoofdkwartier, na het binnenkomen van dit bericht: ‘Nooit zal het beeld uit mijn herinnering verdwijnen dat de eerbare patriarchen van de Amerikaanse emancipatie op dat moment boden, verslagen door de heftigheid van het verdriet en het voorgevoel van de rampen die het ongelukkige Venezuela zouden treffen. Na de eerste verbijstering verbrak Generaal Miranda het zwijgen: “Tenez, Venezuela est blessée au coeur”.’
De Spanjaarden rukken op. ‘Dood aan de verraders, Leve de Koning en de Inquisitie!’ De rebellen capituleren. Miranda is er de man niet naar om de bergen in te vluchten en een guerrilla te beginnen. Miranda maakt zich gereed het land verlaten. Alexander Scott, die in opdracht van de V.S. hulpgoederen distribueerde onder de slachtoffers van de aardbeving, meldt: ‘Miranda heeft door een smadelijke en aan verraad grenzende capitulatie de vrijheden van dit land verspeeld. Ik kan niet zeggen of hij een agent is van de Engelse regering, zoals men hier beweert of dat zijn gedrag voortkwam uit een laffe en lage mentaliteit. Wat mij betreft hebben mijn beperkte contacten met hem mij er van overtuigd dat het niet alleen een brutale, grillige tiran is, maar ook een man gespeend van moed, eer en kwaliteit. Zo is deze ongelukkige revolutie ten einde, maar daarmee is het leed nog niet afgelopen...’
Op 30 juli 1812 is de 15 km lange weg, die van Caracas door de bergen naar de kust voert, vol met karren, koetsen, ossen, muilezels, paarden en vluchtelingen. Men hoopt te ontkomen naar zee, naar de Antillen, naar Europa: soldaten, notabelen, officieren, ambtenaren, regeringsleiders, kortom iedereen die een jaar geleden rond de vrijheidsboom danste.
Miranda arriveert 's avonds laat. De lichten van de ‘Sapphire’, het Engelse schip dat hem in veiligheid moet brengen, zijn ontstoken. De kapitein, Haynes, suggereert de Generaal meteen aan boord te gaan en het anker te lichten. Maar Miranda wil de laatste berichten vernemen. Tijdens een ‘laatste avondmaal’ in een kroeg aan de haven ontstaat een heftig debat. Officieren uit het revolutionaire leger willen de toedracht van de capitulatie van Miranda horen. Hij reageert trots, gekwetst en afstandelijk. Haynes komt tussenbeide en dringt aan te vertrekken. Miranda antwoordt dat hij op de wal blijft slapen. Kisten worden aan boord gebracht. Ze bevatten de papieren - memoires, correspondentie, observaties, politieke geschriften - van Miranda. Zijn leven en tragedie samengevat in drie en zestig boekdelen. Slechts het laatste bedrijf ontbreekt:
| |
| |
31 juli, 1812. Het is drie uur 's nachts. Nog steeds komen vluchtelingen aan, uitgeputte, onbewapende, halfgeklede soldaten, inwoners uit Carácas met hun schamele bezittingen op de rug, op een ezel of een kar. Allen maken een verlaten en verslagen indruk. Miranda ligt te slapen. Een vitrage beweegt door een lichte bries uit zee. Een wolk schuift voor de maan. Geluid van de branding is hoorbaar. Kreten van meeuwen. Een paard gaat in galop over het plaveisel. Het is weer stil. Voetstappen op de gang, leren zolen, haastig en driftig. Er wordt geklopt. De adjudant van Miranda zoekt lucifers en steekt een lamp aan. Zijn schaduw volgt hem langs de muur. Wie is daar? Doe open! De adjudant herkent de stem en schuift de grendel weg. Miranda is wakker geworden. Hij moppert. Hij staat op en laat het licht van de lantaarn, die hij van zijn adjudant heeft overgenomen, over de gezichten schijnen. Ze zijn met z'n vijven. Officieren. Ze komen binnen en sluiten de deur.
Bolívar: |
U bent onder arrest. |
Miranda: |
(zwijgt) |
Bolívar: |
U bent onder arrest wegens hoogverraad. |
Miranda: |
(mompelt) Ik had het kunnen weten. (herstelt zich) Wegens? Weet je waar je over praat, snotneus? Je zegt in enkele seconden meer dan je in jaren zult kunnen verantwoorden. Maak dat je weg komt. Je beeft van angst. |
Bolívar: |
Kijk buiten op straat, naar wat hier aanspoelt: wrakhout en schipbreukelingen uit de oorlog van Miranda. En hier zit de kapitein, die het zinkende schip wil verlaten vóór het de haaien ten prooi valt. Een ouwe, zakkige militair. Pretentieus en ijdel. |
Miranda: |
Arm Colombia, wat zal er van u worden? |
Bolívar: |
(trekt een pistool) Laat dat maar aan mij over. Boei hem. |
Miranda wordt in de boeien geslagen. Maar inmiddels hebben de Spanjaarden de haven bereikt. Niemand kan ontkomen. Op het fort van La Guaira wordt de laatste Colombiaanse vlag vervangen door de Spaanse.
Miranda gaat de gevangenis is. Bolívar wordt door de Spaanse bevelhebber geprezen om zijn ‘vaderlandslievende’ daad en krijgt als beloning een paspoort om het land te verlaten, ook al verklaart hij: ‘Ik nam Miranda gevangen om een verrader te straffen, niet om de Koning te dienen’. Hij vertrekt naar Curaçao. Een vriend, die zich het lot van Miranda aantrekt, verzucht: ‘Tenslotte is alles verworden tot schande, verwarring en laagheid. Dit immorele en verachtelijke volk verdient zijn ketens en vernedering ten volle. Zo veel schandelijks kan slechts door een aardbeving, die het opslokt in haar afgronden, worden verzwolgen.’
Haynes heeft het anker nog bijtijds gelicht en koerst de oceaan over, met aan boord de ‘Herinneringen’ van Miranda. Deze sterft vier jaar later in de Spaanse gevangenis van Cádiz, onder de Andalusische zon, waar hij eens zijn carrière in Spaanse dienst begon. Het is dan 14 juli 1816, de zeven en twintigste verjaardag van de bestorming van de Bastille, van de Revolutie, die het aanzien van de wereld voorgoed veranderde. De Bevrijding van Amerika is nabij. Bolívar maakt zich op haar te voltooien.
| |
Bronnen:
- | The loss of Eldorado door V.S. Naipaul |
- | Biografía del Caribe door Germán Arciniegas |
- | Avontura y Tragedia de Don Francisco de Miranda door José Nucete-Sardi |
|
|