Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Vier gedichten Toon Tellegen Een man maakte zich los uit beslommeringen en dacht: er moet iemand zijn die mij begrijpt en mij met deernis ziet vertrekken - hij ging op reis, hij waadde door moerassen en verdronken land, hij sneed zich aan verdriet, maar er was vast wel iemand die met weemoed van hem hield en dacht: waar is die man... die sluimerende man... die man met rimpels en zwaarwichtigheden... hij doolde door valleien en vergeten steden - nu moet ik wuiven, dacht hij soms, iemand moet toch uit gepeins op kunnen schrikken, onstuimig op kunnen springen en wuiven, terugwuiven naar mij? Leugens Ik zal u iets over leugens vertellen. (Zoals u ziet tol ik als een idioot in het rond in uw kopje, een horzel in uw thee - U moet voorzichtig met uw pink mij maar verwijderen, mij verontschuldigen met al uw mededogen.) Leugens zijn ontembare paarden, de waarheid gaat sjokkend voor een wagen waarin een zinnenstrelende bruid zich zit te vervelen, de bruidegom is net overleden, hij walmt nog na, leugens maken lawaai, maken omheiningen kapot, bijten, werpen vreemden in het stof - bescherm de leugens! roepen de dragers van de zielerust - de leugens hinniken schamper, vreten zich vol met haver en angsten. Ik houd een hand boven mijn ogen tegen de zon, kijk met afschuw en liefde naar ze op. Eens zullen zij steigeren, briesen, hun neusgaten opensperren en mij vertrappen onder hun zachte paardevoetjes. [pagina 57] [p. 57] Mijn grootvader is ver weg, maar ik ben een stipje. Hij kijkt uit een raam, zijn tuin is zijn leven - als hij heel goed kijkt kan hij mij zien, ik lijk wel te zweven, of ben ik een zwaluw of de schaduw van een wolk? Hij wou dat ik wat groter was en naast hem zat zodat hij mij iets kon wijsmaken over god en wilde augurken. Hij houdt van morsen en smullen, draait zich om en loopt naar de tafel - maar de tafel is leeg. Dan loopt hij naar de piano, maakt zijn rug recht, steekt zijn handen naar voren, buigt zijn polsen - zijn witte haar klimt overeind - maar hij weet niet wat hij zal spelen, speelt niet, slaat de piano dicht. Mijn grootvader is dood en bijna blind. Hij groet mij in mijn gedachten en keert dan terug naar zijn gedachten - daar glinstert de zee, zeilen schepen naar het Zuiden. Er staat een taart in een etalage, een grote witte taart. Wat moet ik doen? Ik moet aan geld komen, ik moet een steen door dat raam gooien, ik moet jarig zijn, ik moet zorgen dat die juffrouw binnen, die met die rode lippen, verliefd wordt op mij, of moet ik zelf bakker worden, banketbakker d'excellence? Wat moet ik doen? Ik doe mijn ogen dicht, druk mijn neus tegen het glas, prevel: taart, grote witte taart, vlieg ongeschonden door dit raam... en eet hem op. Die bakker moet gek worden van mij, duizenden taarten bakt hij tevergeefs voortaan! Vorige Volgende