Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)
(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Gezegden over zichtbaarheden (3)
| |
38De begrippen ‘ouderwets’ en ‘modern’ verbergen een kwaliteitsoordeel. De grote schilder Jacques Louis David schiep indertijd met zijn Dood van Marat een modern en met zijn dubbelportret van Lavoisier en zijn vrouw een ouderwets meesterwerk. Tegenwoordig houdt de term ‘postmodern’ als het ware het tegendeel van een kwaliteitsoordeel in. | |
39Waarom zou het percentage kunsthistorici met benul van kunst groter moeten zijn dan het percentage kunstenaars onder de professionele schilders, beeldhouwers en zo voort? Omdat zij als ingewijden slechts hoeven te waarderen wat anderen gelukt is. Als zij hopen kenners te zijn, wordt hun gezag intussen meer dan door hun theorieën door hun waardeoordelen bepaald. Want kunsttheorieën mogen dan iets bijdragen tot begrip van stilistische pretenties en illusies, ze bieden geen betrouwbare grond tot het geven van kwaliteitsoordelen over gerealiseerde werkstukken. Mensen als Janson, die in zijn History of Art Bonnard niet eens noemde en de directeur van het Rijksmuseum Levie, die in een vraaggesprek Henry Moore wat hoger aansloeg dan Rodin en goed vond, althans niet verhinderde dat Rubens' portret van Hélène Fourment naar het depot verdween, zou ik bij wijze van spreken mijn huissleutel niet toevertrouwen. Ik erken wel dat kunstgeleerden die hun kwaliteitsoordeel niet verzwijgen, gevoel voor kunst verraden. Bedenk daarbij dat over smaak niet valt te twisten en ove wansmaak evenmin. Over kunst des te meer. | |
40Geleerden maken nu en dan wetenschap, maar kunstgeleerden maken praktisch nooit kunst. Het is hun in zekere zin verboden. Als kunstenaars geleerd zijn, wat voorkomt, zijn ze veel eerder kunstenaar. Hun geleerdheid is liefhebberij. Zou de bezigheid van kunstgeleerden boven het niveau van een zindelijke liefhebberij uitgaan? Bij het selectieproces in de beeldende kunsten beschikken hooggekwalificeerde beoordelaars niet over betere papieren dan andere geïnteresseerden. De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat het gehalte van openbare verzamelingen meer te danken is aan roofzucht en de goedgeefsheid van schenkers dan aan selectie door gedoctoreerde deskundigen. Vergeet niet of liever nooit dat de kern van de belangrijke verzameling impressionistische schilderkunst, tot voor kort in het Jeu de Paume in Parijs en nu in het Musée d'Orsay, te danken is aan de vasthoudendheid waarmee Monet de aanvaarding van de collectie Caillebotte door de toenmalige directie van het Luxembourg wist af te smeken - zij het met de beperking dat de Cézannes voorlopig in het depot aan het gezicht onttrokken zouden blijven. En de trots van het museum in Doornik: een meesterlijke en een respectabele Manet, twee portret- | |
[pagina 47]
| |
ten door Fantin Latour en nog een en ander, is door de bezitter ooit het Koninklijk Museum in Brussel ten geschenke aangeboden. Veel te vroeg en dus vergeefs. Pas als een verzameling onbetaalbaar is, zal een legaat in dank aanvaard worden. Zo werkt dat in de praktijk meestal. Tot veel meer dan naar het depot verwijzen, durf je kunstambtenaren - niet in de laatste plaats in hun eigen belang - nauwelijks te machtigen. Toch blijft generaliseren uit den boze. Sandbergs voorganger David Röell, kunsthistoricus en museumdirecteur, had mijns inziens heel veel door. De kenner is de luis in de pels van de kunstgeleerde. | |
41Argumenten, gegeven voor artistieke voorkeuren overtuigen zelden en werken soms op mijn lachspieren. Zoals het argument van de eerlijkheidsapostels die wilden dat het oppervlak van een betonconstructie de afdruk van een ruwhouten bekisting zou laten zien. Hoe meer beton weg zou hebben van een cementkleurige plankenschutting, des te meer zou het beton zijn. Ik beweer niet dat zoiets persé lelijk moet zijn, maar oneerlijk is het wel. Want voor het oog van de waarnemeer is een cementkleurige plankenschutting eerst het laatste en pas daarna beton. De vorm het materiaal de baas laten zijn, dat is nu eenmaal de kunst. Waarschijnlijk zaten de eerlijkheidsapostels indertijd klem tussen hun heimwee naar het oude ambacht en hun vermoeden dat de technologische ontwikkeling ons zintuigelijk herkenningsvermogen op den duur in de war zou kunnen brengen. We zijn intussen al bezig te wennen aan de ervaring dat plastic imitaties echte materialen voor ons oog verdacht kunnen maken. Vroeger konden schilders marmer bedriegelijk nabootsen. Nu ‘wint’ de technologische vormgeving op de meeste fronten, zelfs op dat van de materiaalimitatie. We zullen troost moeten leren putten uit het beeld van afval, schroothopen en graffiti. Eerbied voor het materiaal is een dooddoener. Het materiaalfetisjisme van veel moderne vormgevers verbergt een zwak vermogen gebrekkig. Als eerbied voor het materiaal de kunstenaar zou sieren, mogen we als de meest sublieme architectuur de grotten van Han beschouwen. Kritiek op gevelarchitectuur getuigt vaak terecht van wantrouwen jegens bouwmeesters die, niet meer in het bezit van beeldhouwerskwaliteiten, desondanks aan de plastiek van hun gebouwen extra voedsel voor het oog wilden verlenen met allerlei overbodig relief. Als kritiek op gevelarchitectuur echter ontaardt in een ongeremd pleidooi voor transparante of de omgeving weerspiegelende objecten, werkt zoiets eerder als een mager excuus voor plastische impotentie. Wie eenmaal zijn neus gestoten heeft aan niet tijdig herkend spiegelglas en zich vaak genoeg vergiste in de draairichting van een deur, weet een bouwmeester te waarderen die nog oppervlaktekwaliteit aan zijn schepping vermocht mee te geven. Hoed af voor Le Corbusier. | |
42Dure goederen en diensten zijn zelden zo veel beter dan goedkope, als ze duurder zijn. Het geldt ook voor kunstwerken. Er volgt rekenkundig uit dat, hoe meer je voor iets betaalt, hoe meer je afgezet wordt. Weelde verspeelt vroeg of laat kwaliteit. Kwaliteit loopt altijd vooruit op gewin, lijkt in aanleg soms zelfs straatarm. Kwaliteit is niet betrouwbaar in geld uit te drukken. Handel blijft een zaak van vraag en aanbod. Nog liever van overvraag en onderaanbod. Wat de Britten a fault of the Dutch noemen. Giving too little and asking too much. Vroeger kon de duurzame ‘zeggings’ kracht van zichtbare hoedanigheid, de (handels)waarde er van gaandeweg tot astronomische hoogten opvoeren. Tegenwoordig legt de doorbraak van een levend kunstenaar naar het grote geld, de kritiek al gauw het zwijgen op. Wij zullen ons moeten behelpen met enige onsterfelijkheid op krediet. | |
43Als het begrip ‘kitsch’ staat voor de combinatie van onmacht en onoprechtheid en het zelfbewuste kunstenaars niet altijd gegeven is hun werk te goeder trouw te verrichten, zullen zij er vaak niet in slagen de kitsch geheel uit hun creaties te bannen. Ik heb dan ook meer op met beoordelaars die kitsch in het oeuvre van toonaangevende moderne kunstenaars herkennen en billijken dan met de pedante rechters die hun banvloek slingerden naar de bedienaars van een achterlijk publiek. Verse kitsch is pas kitsch en maar zelden heerlijk. Weet je waarom we heerlijke kitsch zo aardig vinden? Omdat hij achterhaald is. Als verstandige mensen hun angst voor iets diep verontrustends overwonnen hebben, zijn ze vergevingsgezind. Het is zinloos te willen weten of het individu te goeder of te kwader trouw handelt. | |
[pagina 48]
| |
Voor trouw is er nu eenmaal meer dan een nodig. Ons individualiseringsproces is al zover voortgeschreden dat het ons niet meer gegeven is anderen op hun oprechtheid te taxeren. Kunstenaars zullen we net zomin als criminelen, psychopaten of imbecielen op hun bedoelingen mogen beoordelen. We moeten ons maar beperken tot het wegen van hun resultaten. Henk Huig heeft gelijk: er zijn geen goede schilders. Maar er bestaan wel goede schilderijen, die trouwens nooit door één man of vrouw gemaakt zijn. Normen handhaaf je niet, haal je zelfs niet in je eentje. | |
44De twintigste eeuw? Ach, dat is die eeuw waarin de beste schilderijen gemaakt werden door mensen die ook veel van de slechtste voor hun verantwoording hebben moeten nemen. Nog een karakteristiek van de twintigste eeuw: de tijd waarin de beste beoordelaars van beeldende kwaliteit geen criticus werden of maar kort bleven. Al was het omdat ze bijtijds inzagen dat de beroepen van rechter en beul onverenigbaar zijn. Bonnard is vaak de schilder van het geluk genoemd. Toch zijn veel werken van zijn hand niet helemaal gelukt. Zelf zei hij eens: ‘In een goed schilderij mag best een en ander mislukt zijn’. De boodschap is duidelijk. Wie het geluk zoekt, is bereid te falen. Een gelukzoeker is geen perfectionist. Een perfectionist is een misantroop. | |
45Het subsidiëren van kunst wordt wel eens te klakkeloos beschouwd als een modern maecenaat. Historische vormen van een maecenaat hebben niet louter sublieme resultaten opgeleverd, maar de persoon van de maecenas kwam er ten minste bij aan zijn trekken. Tegenwoordig is de subsidiegever een onherkenbare meneer of mevrouw die het meest worstelt met de vraag of hij of zij het veel of weinig mensen door zijn of haar beslissing naar de zin moet proberen te maken in een gemeenschap waarin kunstenaars besloten het zichzelf maar zo veel mogelijk naar de zin te maken. Subsidie is min of meer gesocialiseerd egoïsme, dat sommige egoïsten bevredigt en andere ergert. Het profijtbeginsel kan hier geen uitkomst bieden omdat niet meer duidelijk wordt welke egoïst het meeste profiteert. | |
46Als een kunstenaar een lintje kan krijgen, weet hij - ook als hij het niet accepteert - dat invloedrijke mensen van minder invloedrijke iets hebben willen aannemen. | |
47Wie, nog niet beroemd zijnd, zijn werkstuk met zijn voornaam signeert, koketteert als een individu dat zijn anonimiteit niet wil prijs geven. | |
48Waarschijnlijk profiteren mannen nog het meest van het feit dat de muze vrouwelijk is. Een vrouw kan, als ze al vruchtbaar is, zonder jaloezie een man verleiden tot prestaties die hij uit zichzelf niet zou opbrengen. Een man kan daarentegen een vrouw gemakkelijk zwanger maken door zich te bevredigen. Maar haar verleiden tot wat hij zelf zou willen kunnen, wekt al gauw zijn afgunst. Een begaafde vrouw vindt dan ook eerder een beschermer of een gids, een zaakwaarnemer of een slaaf dan een muus. Daarom zijn creatieve vrouwen zo bewonderenswaardig. | |
49Zolang de kwaliteit van het zichtbaar gemaakte bepaald wordt door wie er met zijn vingers aan zat, zullen connaisseurs de onverantwoordelijke lust om zwijgend te wijzen op het beste van kunners, niet weten te onderdrukken. |
|