Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Kwadratuur Paul van Capelleveen 1. En zoals elk van je organen aan twee spieren is opgehangen, moet ook een gedachte op minstens twee leeftijden vastdrijven in het brein. Twee wortels. Dubbele ontkenning. Twee visies. Twee vervalsingen. Alles wat alleen hier binnentreedt, eist onmiddellijk een schaduw op. Chaos krijgt een weerklank. Jij een woord. Beeld een voorbeeld. Waan een nabeeld. Ik herken jouw zin door iets dat niet kenmerkend is. Spier die wij niet zien. 2. Wat ben je toch een lekker beest. Zeg ik. Wist hij dat? Nee, je kent jezelf, zoveel jaar, en weet nu dat jouw indruk van je ik misplaatst is. Opraakt. Frigideert. Ontspant u zich. Je hoort de meningen van anderen. ‘Ik kan mij niet ontspannen.’ U moet zich ontspannen. ‘Mag ik televisie kijken?’ Nee, u moet zich ontspannen. Ik zie groen. Ze zijn grijs. Jij ziet blauw. Manke vogels die exotisch doen. De sprong van het lawaai. Jij verhindert dat het in je hersens aanslaat. Want je kunt niet denken in een vogelgrot. [pagina 22] [p. 22] 3. Alle gedachten door elkaar geprakt en waar 't komt is 't ook niet mooi. Er is die neiging tot beeldspraak als de gedachte vastloopt. Kijk. Aan het beeld wordt geknaagd. (Merde. Merde.) Volgt: de opzet van berekeningen, de abstractie. Hoeveel keer nog. Al dat gif. Wij overrompelen onze waarnemingen. Ons hoofd zullen we torsen, maar de gewezen gedachte, nee. Opkomst van verlangen naar een perspectief. Oooooooooo. De onbekende die ons eindoordeel verknoeit. Het afwachtende verleden gelyncht? Komt: de redding door het beeld. Bedaart de pijn aan de slapen. Gehaat, de herinnering? Dat nooit. 4. Dat praten van ons neemt een einde. We zwijgen over onze afreis. De mijne naar een kaalgescheten rotswand. (Beeld.) De zijne als hijzelf: kwetterend en hakend naar vertekening. We willen verder. Nooit ben ik mijn ik. En tel. Hij overdrijft. Ik stel mij uit. Als ik alleen word aangesproken, kan de tijd zijn vaart verminderen. Verder, kiezen we. Cola, kamfer, blauwsel, kwik. Schoenen vertrappen. Wenkbrauwen. De grot. Het oog laat ons in de steek. Te zien wat ik zie, exact te zeggen wat ik denk. Herstel. Dat moet. Beseffen: ons bestaan is nu een optelsom en elk getal uiteindelijk gelijk aan nul. Woestheid, woestenij. Verwoesting. Maar het hersenapparaat verheft dat boven onze macht tot één. En ééns. Vorige Volgende