| |
| |
| |
Toon Tellegen
Mijn gedachten
Mijn gedachten zijn een zee
waarin ik dikwijls ben verdronken -
elke keer zag ik mijn redders nog hollen,
hij had zijn eigen borden moeten lezen...
het had niet zo mogen waaien...
die zee had nooit zo blauw moeten zijn...
Ik weet natuurlijk niet hoe zij naar huis gingen,
maar ik denk: nors, verbeten en bleek - mij
sleepten zij met zich mee,
zoals zij een potvis zouden meeslepen of het deeg
voor een reusachtig brood.
| |
Zij spraken over
Zij spraken over in de steek laten.
Zullen we elkaar in de steek laten, zullen we dat doen
en zullen we dan gek worden van verdriet -
met zo'n scherpe pijn in onze keel,
bonzend hoofd, loodzware voeten -
en zullen we dan niets meer van ons laten horen, zo maar,
zij lagen in een eigenaardig bed
in een uitzonderlijke kamer, het was een donkere dag,
maar alleen, zeiden zij, onverwacht
of met onze gedachten ergens anders zijn
en we mogen elkaar nooit meer vinden -
kunnen we nooit verhinderen -
en zullen we elkaar dan haten?
Zij kusten elkaar en het werd avond.
Zij hoorden stemmen in andere kamers
die spraken over zomers, vervlogen zomers en de vrijheid,
| |
| |
| |
Ik denk
Ik denk dat er nog iemand komt
die zal zeggen wat ik moet doen,
dat hij eerst zal willen zitten,
in feite woon ik in een soort kast
onder lege klerenhangers,
er is geen plaats voor nog een stoel,
en ik zal hem iets moeten aanbieden, thee
maar ik zit te nauw om zelf op te staan,
de deur is in het slot gevallen,
vandaar dat het zo donker is
Ik denk wel dat er nog iemand komt.
Ik zal hem moeten imponeren
of een zeldzaam soort moed
of uitzinnige verlegenheid - nog nooit
misschien moet ik hem ook iets beloven,
maar wat? wat kan ik iemand nog beloven?
Er hangt een geur van spiritus en stof.
‘Wat woont u hier mooi...’ - als hij dat eens zegt -
‘zo schemerig en onwaarschijnlijk...’
‘Ik ben ongeduldig’, zou ik zeggen,
Wellicht trekt hij de tafel weg
sleept hij mij mee naar de keuken -
hoe kan ik hem duidelijk maken
dat ik geen keuken heb, geen theepot, geen kopjes,
en niet over mij heen laat lopen?
Natuurlijk zal hij tijd rekken, geestig zijn, een vinger
voor mijn ogen zwaaien, vragen wat ik denk
Zal ik hem door elkaar kunnen schudden,
zal het iemand zijn die zich leent daartoe?
Ik denk nog steeds dat hij zal komen
en zal zeggen wat ik moet doen
en misschien zal ik het ook doen
- alle mogelijkheden laat ik open -
| |
| |
| |
Maart 1300
De vuren waren uit en al het ijs was water.
De duivels geeuwden, krabden zich op hun rug
Paolo en Francesca zaten op de grond,
keken lusteloos naar hun nagels en soms even
Geryon sliep, en Minos sliep, en Antaeus en Cacus en Phlegyas
in zijn boot. Zij sliepen.
De Erinyen hadden hun ogen dicht
en zelfs Lucifer sluimerde, met open mond,
en op een rots lag Cerberus, hij snurkte zacht.
Alleen Odysseus dacht nog altijd na:
als ik eens had doorgeploegd, toen...
als ik Philoctetes niet had overreed...
als ik Aias die wapens had gelaten...
als ik bij Circe was gebleven...
en niet geroepen had dat ik niemand was...
nooit naar Athene had geluisterd...
en als ik weer op reis was gegaan,
met een kleine compagnie - vleugels hadden wij gemaakt
als ik dát eens had gedaan...
Nóg was hij vredig gestorven, na jaren,
De lucht was muf en lauw - er heerste stilte
Het wachten was op Dante.
|
|